zondag 18 mei 2014

De weerbarstige realiteit van het westerse boeddhisme

Zo als zoekende westerling op reis in Azië is het natuurlijk een klassieke topos om geïnteresseerd te raken in het boeddhisme. En in deze zal ik mijn volgelingen ook niet teleurstellen. Ik heb menig tempel bezocht. Zo hier en daar heb ik wat wierook gebrand. Ik heb What the Buddha taught van Walpola Rahula gelezen. Ik heb twee nachten te midden van monniken doorgebracht en daarbij tevens 's ochtends voor dag en dauw hun dagelijkse vuurritueel bijgewoond.

Santenkraam, er is denk ik geen andere taal een beter woord om de tempels van de Japanse Shingon-sekte te beschrijven.

Dit alles past natuurlijk in het gekende patroon van de zweverige gelukszoeker in het Verre Oosten. Maar ik heb geprobeerd dit cliché ietwat te ontkrachten, door mij ook te verdiepen in de keerzijde van het westers boeddhisme. Want dat is wellicht de eerste concessie aan de realiteit die gedaan moet worden door de serieuze Dharma Bum. Dat een persoon geboren en getogen binnen een westerse cultuur en maatschappij die het boeddhisme omarmt, automatisch ook een westerse invulling aan de levensbeschouwing geeft.

Dat is uiteraard niks nieuws. Evengoed heeft het boeddhisme in zijn tocht van India naar Japan, via China en Korea, meerdere kleinere en grotere invloeden van de plaatselijke gebruiken, rituelen en denkwijzen ondergaan. Het feit dat het boeddhisme in feite een gedecentraliseerde stroming is, maakt het bij uitstek geschikt voor allerhande aanpassingen en interpretaties. Dit blijkt alleen al in Japan uit de veelheid van stromingen en sektes binnen het boeddhisme die in heden en verleden tot bloei zijn  gekomen.

Wat dat betreft is het dus niet gek dat ook in het Westen het boeddhisme een voedingsbodem heeft gevonden en er westerse interpretaties van het boeddhisme zijn ontstaan, die ontegenzeggelijk geïnspireerd zijn op inheemse wijsgerige en levensbeschouwelijke tradities. Vandaar dat ik tijdens mijn verblijf in de Oriënt ook Cruel Theory - Sublime Practice: Toward a Revaluation of Buddhism ter hand heb genomen. Het boek bestaat uit drie essays van evenzovelen auteurs, die ik in een drietal beschouwingen zal pogen te bespreken.

 Ik heb eens gehoord dat als je drie argumenten paraat hebt, dat je dan moet beginnen met het op één na beste argument, vervolgens het minste argument moet geven en om het beste argument tot het laatst moet bewaren. Bij het lezen van Cruel Theory - Sublime Practice moest ik aan die les in retorica denken. Het eerste essay van Tom Pepper kon mij bij tijd en wijle zeer bekoren, het opstel van Glenn Wallis was duidelijk minder en het afsluitende stuk van Matthias Steingass vond ik geweldig. Al bij al een lezenswaardige publicatie die een scherpe blik werpt op de weerbarstige realiteit van een imperfecte levensbeschouwing.