maandag 30 oktober 2017

Padua, een korte confrontatie met Giotto

Deze zomer bracht mij voor het eerst in lange tijd weer naar Italië. Waar ik in vroeger tijden verscheidene keren Toscane had aangedaan, wachtten nu de uitgestrekte vlaktes van de Veneto. Het eigenlijke doel van mijn reis was het westen van Slovenië (waarover later wellicht meer). Maar aangezien mijn vlucht mij naar de luchthaven van Venetië bracht, besloot ik eerst een paar dagen in het Padua door te brengen.

Venetië vanuit het vliegtuig

Waarom Padua? Een woord: Giotto. In Toscane en Rome heb ik in voorgaande jaren al verscheidene hoofdwerken uit de schilderkunst van de Renaissance mogen bewonderen, maar er was in mijn ogen nog een allergrootste omissie. En dat was de vermaarde Scrovegni Kapel in Padua. En waarom dan niet Venetië, toch ook een van de centra van de Renaissance? Tja, tussen droom en werkelijkheid staan praktische bezwaren. Venetië is in juli een van de plaatsen waar ik nou niet bepaald wil zijn. De globale toerisme-apocalyps in uitvoering. Duur en verschrikkelijk druk.

Padua is daarentegen een relatief slaperige universiteitsstad, waar het in de zomer opvallend rustig is. En gezegend met een grote goed bewaarde Middeleeuwse binnenstad met vele interessante bezienswaardigheden. Waarvan de Scrovegni Kapel dus het onvermijdelijke klapstuk is. De kapel is overigens ook wel bekend als de Arena Kapel, dit omdat hij gesitueerd is naast de ruïnes van een Romeins amfitheater.

De Scrovegni Kapel, met restanten van de Romeinse arena links

De kapel is gebouwd in opdracht van Enrico Scrovegni, een rijke lokale bankier. Hoewel bankier wellicht een te neutrale term is. De ziel van Enricos vader Reginaldo wordt door Dante in de zevende cirkel van de hel geplaatst, als zijnde een berucht woekeraar. Zoonlief vond het blijkbaar nodig de zondes van het familiebedrijf af te kopen met een kapel, grenzend aan het (niet bewaard gebleven) stadspaleis van de Scrovegni's.

Voor de decoratie van de ruim bemeten kapel nam Enrico niet de eerste de beste in dienst. Zoals het een patserige parvenu betaamt, spaarde hij kosten noch moeite en gaf hij de opdracht aan de schilder die op ieders lippen lag en de meest modieuze kunst van zijn tijd produceerde. Giotto had reeds in Assisi en aan het pauselijk hof in Rome gewerkt en was wellicht de eerste kunstenaar sinds de oudheid was die bij leven een landelijke beroemdheid was. Hij beschilderde tussen 1303 en 1305 (samen met zijn assistenten) de muren en gewelven volgens een nauwkeurig uitgedacht schema, met onder meer scènes uit het leven van Jezus en Maria.

Scènes uit het leven van Jezus
Overigens komt ook Giotto in de Goddelijke Komedie (geschreven vrij kort na de voltooiing van de kapel in Padua) voorbij. In een passage in het vagevuur (XI, 91-96) mijmert Dante over de vergankelijkheid van de roem. Waar eerst Giotto's leermeester Cimabue de scepter zwaaide, is deze nu door zijn pupil in naam en faam reeds lang voorbij gestreefd. Faam die wellicht toch niet zo vergankelijk was als Dante dacht, want ruim 700 jaar later geniet Giotto nog altijd een zekere beroemdheid.

Wat was er dan zo belangwekkend aan zijn schilderingen, dat juist Giotto niet vergeten is en het overgrote deel van zijn tijdgenoten wel? Wel nu, Giotto wordt vaak, terecht of niet, als een soort aartsvader van de Renaissance beschouwd. De fresco's in de Scrovegni Kapel zijn het best bewaarde en het meest omvangrijke met zekerheid aan Giotto toegeschreven werk en deze worden vaak als een keerpunt in westerse kunstgeschiedenis gezien. De formalistische byzantijnse stijl, die tot dan toe ook de westerse schilderkunst domineerde, maakt hier plaats voor een meer naturalistische stijl.
[Uiteraard is dit een ietwat vereenvoudigde verklaring en het valt te zeggen dat de trend richting naturalisme al eerder was ingezet en Giotto eerder trendvolger dan trendbreker was.]

De bewening van Christus, waarschijnlijk de beroemdste scène van de cyclus
Binnen de byzantijnse traditie worden scenes uit de bijbel binnen een strikt vaststaand patroon afgebeeld en is er weinig relatief ruimte voor persoonlijke interpretaties van de kunstenaar. Giotto had ogenschijnlijk lak aan deze versteende conventies en presenteerde in de Scrovegni Kapel een hele eigen artistieke weergave van de Bijbelverhalen. Hij streefde naar een zo natuurlijk mogelijk weergave van de verschillende scenes en presenteerde de Bijbelse personages als mensen van vlees en bloed met menselijke emoties. Zijn aanpak was, op zijn zachtst gezegd, invloedrijk en hij kreeg al snel vele navolgers.

De Scrovegni Kapel maakt tegenwoordig onderdeel uit van het gemeentelijke museale ensemble Musei Civici di Padova en toegang is streng gereguleerd. Je moet vooraf bespreken en wordt dan met een kleine groep 15 minuten in de de kapel gelaten. Dat is natuurlijk eigenlijk wat te kort om het grootse Gesamtkunstwerk op je in te laten werken, maar de beheerders beweren dat het noodzakelijk is uit conservatie-oogpunt. De korte ervaring is desalniettemin indrukwekkend en overweldigend, naar mijn bescheiden mening.

In Padua is natuurlijk nog wel een stuk meer te zien. Maar daar zal ik nu niet veel verder over uitweiden. Het is zoals in elke Italiaanse stad ook uitstekend culinair genieten, zeker als je de betere kleine restaurants in de achterafstraatjes van het oude centrum weet te vinden. Padua trekt al eeuwenlang toeristen, al waren het vroeger meestal welgestelde heren die Italië op hun grand tour aandeden. Volgende keer zal ik mijn licht laten schijnen op de ervaringen in Padua van wellicht de bekendste Italiëganger. Dan zal ook blijken dat Giotto in de tijd van Goethe helemaal niet over onvergankelijke roem leek te beschikken. Dante had het dus niet helemaal bij het verkeerde eind.

Het Laatste Oordeel

zondag 22 oktober 2017

De vele minderheden van Myanmar en een Palaung-geïnspireerde pompoencurry

Groen is toegankelijk voor backpackers,
niet toevallig met name gebieden bevolkt
door de etnisch Birmese meerderheid
Myanmar (eerder bekend als Birma) is momenteel in het nieuws vanwege de verschrikkelijke etnische zuiveringen die het leger uitvoert tegen de Rohingya-minderheid in de deelstaat Rakhine. Twee jaar geleden was ik zelf in Myanmar en ik kwam er snel achter dat etnische spanningen nog altijd aan de orde van de dag zijn. Gelukkig leiden de meeste conflicten een sluimerend bestaan, maar voor de toerist is een groot deel van het land nog altijd een no-go-zone. De bruine gebieden op de kaart rechts mag je als zelfstandig toerist in de praktijk niet bezoeken. Alleen met een georganiseerde reis en een dure vergunning kun je deze regio's aandoen.

Om wat meer over het land te weten te komen las ik gedurende mijn reis het boek The River of Lost Footsteps: A Personal History of Burma van Thant Myint-U. Het voert te ver om nu de gehele vrij tragische, geschiedenis van Myanmar de revue te laten passeren, maar het valt te zeggen dat het land het Britse koloniale verleden nooit helemaal te boven is gekomen. De Britten veroverden tussen 1853 en 1885 het onafhankelijke koninkrijk Birma en lijfden vervolgens ook de omliggende regio's bevolkt door andere etnische groepen bij de kolonie in.

De etnische lappendeken Myanmar
Toen Myanmar in 1948 plotsklaps gedekoloniseerd werd, verviel het land langzamerhand in een staat van burgeroorlog, waar het eigenlijk nooit helemaal uit gekomen is. In vrijwel alle gebieden niet bevolkt door de etnische Birmezen (ook wel Bamar) is er wel een of andere lokale gewapende strijd tegen het centrale gezag geleverd en een aantal van deze conflicten continu zijn sinds de onafhankelijkheid onafgebroken aan de gang. Deze interne spanningen hebben er ook voor gezorgd dat het in eerste instantie relatief verlichte en liberale Birmese regime verwerd tot een hardvochtige militaire dictatuur, die met grof geweld alle etnische minderheden onder de duim probeerde te krijgen. Grootschalige etnische zuiveringen zijn helaas ook geen nieuw fenomeen in Myanmar. Zo werden de Rohingya al in eind jaren '70 en begin jaren '90 al en masse vervolgd en in de jaren '60 werd het grootste deel van de Indiase gemeenschap verdreven na de staatsgreep van de beruchte legerleider Ne Win.

Nog altijd is Myanmar een sterk centralistisch land waar de etnisch Birmese meerderheid door middel van het leger de touwtjes stevig in handen heeft. In hoe verre de redelijk vrije verkiezingen van 2015 hier op de lange termijn veranderingen in zullen brengen, is nu nog lastig te zeggen. Maar de recente ontwikkelingen geven niet al te veel aanleiding aan te nemen dat het leger bereid is tot vergaande concessies aan de verscheidene minderheden. De acties tegen de islamitische Rohingya lijken met name gedreven te worden door fundamentalistisch boeddhistisch nationalisme. Veel van de andere hoogoplopende conflicten hebben de controle van waardevolle grondstoffen als inzet. Zo wordt er in de noordelijke deelstaat Kachin al decennia gevochten over de controle van de buitengewoon profijtelijke winning van jade.

Het Goteik-viaduct
Zoals gezegd zijn veel van de meer perifere gebieden in Myanmar niet toegankelijk voor de gewone toerist. Een van de uitzonderingen is een noordelijke gedeelte van de Shan-staat. Wij reisden vanuit Pyin Oo Lwin met de trein richting Hsipaw. De spoorlijn is rond 1900 door de Britten aangelegd om de opstandige stammen in de regio te kunnen 'pacificeren'. Hoogtepunt van de fraaie route is het befaamde Goteik-viaduct. Het viaduct is opmerkelijk genoeg in de Amerikaanse staalfabrieken van Pennsylvenia en Maryland geproduceerd en vervolgens in delen over de wereldzeeën naar de Birmese binnenlanden vervoerd. De Britse overheersers hadden er dus nogal wat voor over om de heuvelvolkeren te kunnen onderdrukken.

Hsipaw en de heuvels ten noorden van de stad
Mijn reisgenoot en goede vriendin Allison heeft al eerder uitvoerig geblogd over onze driedaagse wandeltocht door de noordelijke Shan Staat. We vertrokken vanuit Hsipaw richting het noorden en liepen dwars door de quasi-autonome republiek Palaung. Een heuvelachtige streek waar de lokale rebellen (de TNLA) hun zelfstandigheid ten opzichte van de centrale overheid van Myanmar bevechten.  Er is officieel een staakt het vuren actief, maar dat wordt regelmatig geschonden en een aantal maanden na onze trek waren er de nodige gevechten met een andere rebellengroep (de SSA-S). Het gebied is niet rijk aan delfstoffen of andere potentiële twistappels en de Palaung zijn net als de Birmezen boeddhistisch (vermengd met animisme). Eerder was de opiumteelt een van de bronnen van conflict, maar tegenwoordig is dat lokaal (bij mijn weten) geen inkomstenbron van betekenis meer. Thee is in het gebied nu de voornaamste cash-crop en daar wordt bij mijn weten niet echt om gevochten. Waar nu eigenlijk nog om gevochten wordt is mij eigenlijk niet helemaal duidelijk, macht is waarschijnlijk het woord.

Bord met de vlag van de lokale Palaung-overheid
De niet bepaald gemanicuurde theestruiken
Onderweg sliepen we en aten we in dorpjes bij mensen thuis. Op de tweede avond kwamen we in Kaoncor een soldaat van de rebellen tegen. We zaten te eten en plotseling zat hij achter ons een biertje te drinken, met een kalasjnikov naast zich. We waren eerst wel wat verrast, maar onze gids en tolk Nepai zei dat er niks aan de hand was. Nieuwsgierig als we waren, vroegen we Nepai of we hem wat mochten vragen. Dat was geen probleem, de soldaat was eerst wat verlegen, maar kwam los nadat we een biertje voor hem kochten. Hij vertelde dat een deel van zijn eenheid deze avond in het dorp gelegerd was, de rest bracht de nacht in het aangrenzende bos door. Het leger leidt een rondtrekkend bestaan, int belastingen in de dorpjes en vecht heel af en toe schermutselingen uit met het Birmese leger. Maar ik kreeg het idee dat dat tot de uitzonderingen behoort. Hij was ongeveer dertig jaar en zat al sinds zijn achttiende in het leger. Het leek mij een hard bestaan, om dag in dag uit door de heuvels te trekken, zonder vaste woon- of verblijfplaats.

In gesprek met de rebellensoldaat

Er werd 's avonds uitgebreid en erg lekker voor ons gekookt. Een selectie verschillende curry's met rijst. Opvallend genoeg stond er geen enkele keer vlees op het menu. Niet uit religieuze overwegingen overigens, maar omdat het blijkbaar niet gebruikelijk of te duur is om vee te houden. Groentes zijn er daarentegen het hele jaar door vers voor handen. Het eten is overigens niet helemaal vegetarisch te noemen, want in vrijwel alle gerechten wordt wel een of andere gedroogde of gefermenteerde vorm van vis of garnalen verwerkt om de smaak te versterken. Het eten smaakte niet vissig overigens, verder naar het zuiden, richting de kust, was dat soms wel het geval.

De eenvoudige keuken

Een van de curry's die er voor mij tijdens de wandeltocht echt uitsprong was de pompoencurry. Toen ik weer thuis kwam heb ik dan ook gepoogd het zelf een te maken. Helaas had ik in de dorpjes geen uitgebreid kijkje in de keuken genomen en het volgende recept heb ik dan ook gewoon op internet gevonden. Ik heb het lichtelijk aangepast en wat hier volgt is zoals ik het doe. Dit recept is een pompoencurry met tamarinde, ik weet eigenlijk niet of er in de heuvels ook tamarinde in verwerkt werd.

Ingrediënten voor een grote pan curry:
  • 1 kg pompoen, geschild en ontpit en in blokjes gesneden
  • 60 g gember, geraspt
  • grof gehakte chilipepers of chilipoeder naar smaak, ik gebruikte 5 grote no-name chilipepers uit de supermarkt
  • 3 uien, fijngehakt
  • minstens 4 teentje knoflook, geplet en gehakt
  • kurkumapoeder, 2 eetlepels
  • 100 g tamarinde
  • 1 eetlepel garnalenpasta (facultatief)
  • circa 2 eetlepels vissaus
  • olie om in te bakken, ik gebruik koolzaadolie


Hak de tamarinde in brokken en doe deze in een steelpan met circa 3 dl kokend water. Zet het vuur laag en laat het circa 10 minuten wellen. Prik en wrik met een vork in de brokjes zodat ze uit elkaar vallen.

Verhit een flinke hoeveelheid olie in een grote pan. Bak allereerst de kurkuma en voeg daarna de chili en de knoflook toe. Hoe langer je de chilipepers bakt, hoe minder heet de curry wordt. Naar mijn ervaring is het eten in Myanmar niet al te heet, dus voor een quasi-authentieke ervaring hoeft het niet extreem pittig te zijn. Vervolgens gaan de uien in de pan. Als de uien goed doorbakken zijn, voeg je de gember toe.

Eventueel kan nu ook de garnalenpasta er door heen. Ik weet eerlijk gezegd niet in hoeverre de garnalenpasta die ik hier bij de Thaise winkel koop hetzelfde is als trassi, maar aangezien het allebei van garnalen gemaakt wordt, zal het wel behoorlijk vergelijkbaar zijn.

Gooi de pompoen in de pan en schep het geheel goed door. Laat de pompoen meebakken en als het mooi op temperatuur is, is het tijd voor de tamarinde. Zeef het mengsel boven de pan, zodat het vocht in de curry komt en de pulp in de zeef achterblijft. Ik doe vervolgens nog een keer 3 dl water in steelpan en laat de pulp nog een keer wellen en herhaal de procedure. Maar als je een drogere en minder tamarinde-achtige curry wenst, kun je met een keer zeven volstaan.

Doe een deksel op de pan en laat de curry sudderen totdat de pompoen gaar is. Voeg tenslotte de vissaus naar smaak toe. Afhankelijk van het soort pompoen dat je gebruikt zal de curry zoeter of zuurder zijn. De tamarinde is vrij zuur, dus het best is om een redelijk zoete pompoen te gebruiken. De afgelopen keer heb ik een zelfgekweekte, minder zoete pompoen gebruikt en toen viel de curry wat zuur uit. Het beste resultaat heb ik zelf tot nu toe bereikt met een Nieuw-Zeelandse variëteit, de zogeheten crown prince, een stevige pompoen met een mooie volle zoete smaak.

Garneer de curry eventueel met wat gehakte koriander en serveer met gekookte rijst.

donderdag 5 oktober 2017

De opkomst en ondergang van Brian Wilson of de mythe van Smile

De Beach Boys roepen in het collectieve geheugen nog altijd vooraleerst associaties op met surfen, zon en het naiëf-optimistische Californische levensgevoel. Dat de schepper van de muziek van de Beach Boys, Brian Wilson, niet alleen een van dé muzikale geniën van zijn tijd was, maar ook een uiterst tragisch leven heeft gekend, is niet bij een ieder bekend. 

In 2014 verscheen de film Love and Mercy, die twee scherp contrasterende periodes uit het leven van de artiest onder de loep neemt. De eerste episode is de glansrijke vroege carrière van de Beach Boys, culminerend in de gedoemde sessies voor het album Smile, dat in 1967 had moeten verschijnen. Verweven daarmee zijn flash-forwards naar de late jaren ' 80, wanneer een nieuwe liefde in het leven komt van de fysiek en mentaal gebroken Brian, die dan onder curatele staat van de slinkse nep-psychiater Eugene Landy.

The Beach Boys begon als het bandje van de drie broers Wilson en wat aanverwanten, dat zong over de geneugten van surfen en snelle auto's. Hoewel alleen drummer Dennis Wilson ook echt zelf surfer was, maar dat maakte het publiek niet uit. De composities van Brian werden allengs complexer en geraffineerder, waardoor de muziek op de platen al snel niet meer door de band maar door de beste sessiemuzikanten van Los Angeles werd gespeeld. De karakteristieke meerstemmige zang was vaak de enige concrete bijdrage van de jongens aan hun hits. Met uitzondering van Brian dus, die de muzikale productie van a tot z overzag. 

Brian was in de studio en thuis achter de piano in zijn element. Op het podium echter bepaald minder en aan reizen had hij ook al een hekel. De druk van de platenbazen om zowel onafgebroken hits te produceren, als constant op tournee te zijn, nam met het groeiend succes al maar verder toe. Om zich te kunnen concentreren op het schrijven en produceren nieuwe muziek, besloot Brian vanaf 1964 niet meer met de band op tournee te gaan. En die keuze wierp zijn vruchten af, die in twee woorden samen te vatten zijn: Pet Sounds

De weg die Brian Wilson aflegde om op zijn 23e een van de onbetwist beste muzikale scheppingen van de twintigste eeuw af te leveren, is fascinerend en wordt in de film geweldig in beeld en geluid gebracht. Met name de sessies voor Pet Sounds in de studio zijn een genot voor oog en oor.  Paul Dano, die de jong Brian speelt, is geweldig gecast, hij verbeeldt de complexe en breekbare combinatie van onschuld en genialiteit op onnavolgbare wijze.



Pet Sounds was echter in eerste instantie geen groot financieel succes. En bij de rest van de band viel een rijk georkestreerd sterk persoonlijke plaat zonder enige verwijzing naar zon en zee ook niet in ongemeen goede aarde. Met name neef Mike Love, zou zijn gal nogal expliciet gespuwd hebben en hebben geëist dat de tekst en titel van Hang on to your ego gewijzigd zou worden in I know there's an answer. Dit omdat de oorspronkelijke versie zou verwijzen naar drugs [in retrospectief niet zonder ironie, aangezien we nu weten Mike Love verreweg het grootste ego had van alle bandleden]. De volgende single, Good Vibrations, was zo mogelijk muzikaal nog complexer dan Pet Sounds, maar was wel een onverbiddelijke bestseller. Hierdoor won Brian weer flink wat krediet terug bij band en platenbonzen en kreeg hij carte blanche voor het volgende album: Smile.

(Spoiler alert)
Smile geldt als een van de grote nooit voltooide meesterwerken uit de muziekhistorie en de verwachte opvolger van Pet Sounds kwam er dus nooit. De ontstaansgeschiedenis van Smile is met de nodige mythes omgeven en over de schuldvraag van het falen zijn boeken volgeschreven. De film schetst een mooi beeld van de sfeer rond deze sessies en zonder expliciet vingerwijzen worden er wel een aantal hints gegeven aangaande de oorzaken van dit grootse mislukken.

De film legt de nadruk op de psyche van Brian, zeker met oog op de andere helft van de film een voor de hand liggende keuze. Het beeld wordt geschetst van een gedreven kunstenaar, die in de loop van het opnameproces de controle over zichzelf en zijn schepping langzamerhand kwijtraakt. Zijn gedrag wordt steeds excentrieker en de muziek gaat in Brians hoofd een eigen leven leiden. In de film komt het niet expliciet aan bod, maar het is bekend dat hij er van overtuigd raakte dat de sessies voor het nummer Mrs. O'Leary's Cow (Fire) een brand in de buurt had veroorzaakt:



Toen Brian Wilson in 2004 als solo-artiest de nummers van Smile opnieuw opnam, was hij nog altijd bang voor Mrs. O'Leary's Cow (Fire). Het was op Brian Wilson presents Smile het enige nummer dat zonder zijn inmenging tot stand kwam. Wat overigens geen probleem was, aangezien het een grotendeels instrumentale compositie betreft. Smile was dus meer dan een trauma geworden. Maar of het falen volledig aan de geestestoestand van Brian (en overmatig drugsgebruik) is te wijten, is volgens mij de vraag.

Smile was wellicht in zijn opzet reeds gedoemd te falen. Brian had tijdens de productie van Good Vibrations voor het eerst een modulaire aanpak toegepast. Hierbij werd het nummer niet in een keer gespeeld, maar werden verschillende kortere fragmenten (door middel van tape splicing) achter elkaar vast geplakt. Een revolutionair, maar tijdrovend proces. Voor een nummer ging het nog, maar voor een gigantisch project als Smile was het gezien de technische beperkingen van de jaren '60 waarschijnlijk te hoog gegrepen. Zeker omdat de afzonderlijke nummers grotendeels alleen nog maar in het hoofd van Brian bestonden en er een legendarische hoeveelheid materiaal werd opgenomen.

Een goed gefocuste solo-artiest had het misschien nog tot een goed einde weten te brengen. De lang uitlopende sessies zorgden er echter voor dat de sluimerende spanningen binnen de Beach Boys hoog op liepen. Zo hoog dat externe mede-songwriter Van Dyke Parks op en gegeven moment de handdoek in de ring gooide. Hij schreef de teksten en die waren voor (weerom) Mike Love een steen des aanstoots. Waar Pet Sounds met introspectieve teksten over de liefde al sterk afweek van het surf-sjabloon, ging Smile pas echt van de gebaande paden. Het voert te ver om de uiteenlopende thema's van het album hier te bespreken. Daar kun je een heel boek over schrijven. Laat ik volstaan met een citaat uit het prijsnummer van Smile, het ironisch getitelde Surf's Up:
Hung velvet overtaken me
Dim chandelier awaken me
To a song dissolved in the dawn
The music hall a costly bow
The music all is lost for now
To a muted trumpeter swan
Columinated ruins domino
Dat is nog eens andere koek dan Surfin' U.S.A. zullen we maar zeggen. En de weerstand die dit bij de band opriep, komt uiteraard ook in Love and Mercy aan bod. Het valt overigens te zeggen dat Brian Wilson met deze nieuwlichterij wel helemaal in tune was met de tijdgeest. Op 26 mei 1967 brachten de Beatles Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band uit (dat sterk geïnspireerd was door Pet Sounds, dat op zijn beurt weer schatplichtig was aan Rubber Soul, maar dat terzijde), waarmee de Summer of Love werd ingeluid. The Beach Boys hadden 50 jaar geleden dus The Beatles potentieel het gras voor de voeten weg kunnen maaien met een avant-gardistisch psychedelisch opus. Maar het mocht niet zo zijn.

De mythische Smile-tapes
De sessies werden in april 1967 een halt toe geroepen en de tapes verdwenen in de spreekwoordelijke vault. Capitol Records had Smile gedurende sessies al uitgebreid gepromoot en dat was het startpunt van de mythevorming. Zeker nadat er gauw de gekste verhalen de ronde gingen doen over de opnames en er her en daar fragmenten van nummers opdoken. Zo zond CBS in april 1967 een fragment van Surf's Up uit, met Brian alleen achter de piano. De kijkers vonden het prachtig. Maar het nummer verscheen al maar niet op plaat.  Pas in 1971 werd Surf's Up op het gelijknamige album uitgebracht. Onder auspiciën van Carl Wilson, want de confrontatie met het trauma Smile kon Brian nog altijd niet aan.

Want dat was helaas het jammerlijke gevolg van het debacle Smile. Brian Wilson verloor zijn zelfvertrouwen en nam genoegen met een bijrol binnen de Beach Boys. Nog maar mondjesmaat schreef hij nieuw materiaal of droeg hij actief bij aan de productie van albums. Hij trok zich terug en in zijn donkerste periode bracht hij naar het schijnt drie jaar in bed door. Op een gestaag dieet van fastfood, televisie en drugs. In de jaren zeventig liet hij nog eenmaal echt van zich spreken met weerom een verkapt solo-album The Beach Boys Love You. Een lichtelijk bizar en verknipt werkstuk, maar niet zonder kwaliteit en bepaald charmant, zeker omdat dit keer vrijwel alle teksten van de hand van Brian zijn. Het geeft daarmee een aardig inkijkje in zijn wereld. Typerend is het aan de fameuze talkshowgastheer gewijde Johnny Carson, vermoedelijk ontsproten aan een tv-kijkend bestaan in bed.

Zoals te verwachten was dit excentrieke uitstapje geen succes bij het grote publiek en Brian werd voorgoed naar de zijlijn van The Beach Boys verbannen. De fysieke en mentale aftakeling zette door en het is derhalve een wonder dat juist Brian de enig overlevende is van de gebroeders Wilson. Dat Brian het overleeft heeft, is wellicht te danken aan Eugene Landy, hoewel Brian's huidige fragiele mentale en fysieke staat waarschijnlijk ook deels hem te danken is. Landy is de antagonist van de andere helft van Love and Mercy en die zal ik nu verder laten voor wat het is. De oudere Brian wordt gespeeld door John Cussack, die een mooie breekbare man neerzet, maar niet even overtuigend is als Paul Dano, naar mijn mening. De film als geheel is een aangrijpende aanrader en de onverwachte combinatie tussen muziek en psychische problematiek komt wonderwel fantastisch uit de verf.

Wat is er vervolgens geworden van die verstofte opnames van Smile? Nadat Brian Wilson in 2004 met zijn band en Van Dyke Parks een reconstructie had gemaakt van wat Smile als album had moeten worden, verscheen dan in 2011 eindelijk The Smile Sessions. Een uitgebreid uittreksel uit de archieven. Want ondanks geruchten dat Brian een deel van de tapes verbrand zou hebben, zijn alle opnames zorgvuldig bewaard. En nu dus eindelijk ook voor het grote publiek beschikbaar. Dankzij de computer is het tegenwoordig een stuk eenvoudiger om van fragmenten een afgerond album te smeden. En aangezien de nummers op Smile nooit echt een definitief canonieke vorm hebben kunnen krijgen, nodigt dit gegeven liefhebbers uit om zelf een eigen versie van Smile samen te stellen. Laat ik ter afsluiting een fraaie stereo-versie delen, op YouTube zijn er nog veel meer te vinden.