dinsdag 24 december 2013

Heeft de wetenschap het antwoord op alle denkbare vragen?

Nadat ik in een eerdere tirade van leer was getrokken tegen de zingevende pretenties van de wetenschap, kwam de te verwachten reactie dat mijn betoog niet meer dan een stroopredenering betrof. Ik zou een stroman aanvallen, een standpunt dat niemand daadwerkelijk wenst te verdedigen. Het kwam dan ook goed uit, dat ik in de boekwinkel een boek tegenkwam waarin het door mij bestreden standpunt met verve verdedigd wordt. In The Atheist's Guide to Reality, Enjoying Life without Illusions verkondigt de filosoof Alex Rosenberg dat de wetenschap het antwoord kan geven op de vraag wat de zin des levens is. En hij houdt daarmee niet op, hij stelt ook dat een wetenschappelijk geïnspireerd moreel nihilisme de enige rationeel verdedigbare levensbeschouwing is voor de moderne atheïstische mens. Toe maar, dat vraagt om een reactie van mijn kant. En ik zal dus een poging wagen.

"The physical facts fix all the facts."

Het simplistische harde deteminisme spat van de pagina's. Hij begint het boek door te stellen dat hij er al van uit gaat dat zijn weldenkende lezers per definitie atheïsten zijn. Het geloof in God is immers niets anders dan jezelf systematisch voor de gek te houden. Een aanval op God à la Dawkins of Hitchens ziet hij als een hopeloos achterhoedegevecht. We moeten vooruit kijken en op zoek gaan naar een rationeel alternatief voor religie dat antwoord kan geven op de vragen die traditioneel binnen het bereik van de religie en levensbeschouwing vallen. En wat hem betreft kan de wetenschappelijke studie van de fysieke wereld ons het antwoord op die vragen bieden.

Volgens Rosenberg heeft de wetenschap een helder antwoord op een aantal gevoelige vragen, die de mensheid al millenia lang bezighouden:

  • Is there a God? No.
  • What is the nature of reality? What physics says it is.
  • What is the purpose of the universe? There is none.
  • What is the meaning of life? There is none.
  • Why am I here? Just dumb luck.
  • Does prayer work? Of course not.
  • Is there a soul? Is it immortal? No.
  • Is there free will? Not a chance!
  • What happens when we die? Everything pretty much goes on as before, except us.
  • What is the difference between right and wrong, good and bad? There is no moral difference between them.
  • Why should I be moral? Because it makes you feel better than being immoral.
  • Is abortion, euthanasia, suicide, paying taxes, foreign aid or anything elde you don't like forbidden, permissible, or sometimes obligatory? Anything goes.
  • What is love, and how can I find it? Love is the solution to a strategic interaction problem. Don't look for it; it will find you when you need it.
  • Does history have any meaning or purpose? It's full of sound and fury, but signifies nothing.
  • Does the human past have any lesson for the future? Fewer and fewer, if it had any to begin with.

Het indrukwekkende succes van de natuurkunde als basis voor onze groeiende kennis over de fysieke wereld en de gigantische verklarende kracht van Darwins evolutietheorie zijn voor Rosenberg aanleiding om tot deze stellige uitspraken te komen. Hij vindt dat er uiteindelijk rationeel gezien geen andere levenbeschouwing verdedigbaar is dan het nihilisme, maar volgens hem is het wel een aangenaam nihilisme. Als het om normen en waarden gaat zijn er geen normen en waarden die intrinsiek goed zijn. Normen en waarden zijn onderhevig aan natuurlijke selectie en de normen en waarden die nu door de meeste mensen op Aarde gedeeld worden (en waarvan een deel vervat zijn in de Universele verklaring van de rechten van de mens), zijn de normen en waarden die na duizenden jaren van selectiedruk de meeste fitness blijken te hebben. En we kunnen dus best volgens die normen en waarden leven, maar we moeten niet denken dat ze intrinsieke waarde hebben.

Tot zover kan ik nog met de standpunten van Rosenberg leven. Hoewel ik het niet met hem eens ben, vind ik zijn redenatie interessant. De vraag is natuurlijk of normen en waarden daadwerkelijk door middel van evolutionaire principes worden geselecteerd. Hij raakt nog wat verder van mijn pad af, als hij gaat beweren dat het bewustzijn een illusie is. Wat we denken en waarnemen heeft geen aanwijsbare betrekking op materiële dingen en is dus per definitie waardeloos. Al onze handelingen worden geleid door hersenprocessen die geen concrete afspiegeling in het bewustzijn hebben. Rosenberg is zich er van bewust dat hij zich op filosofisch glad ijs beweegt en hij komt dan ook zelf met het klassieke tegenargument: What is it like to be a bat?



Thomas Nagel trachtte de materialistische aanvallen op het zelfstandig bewustzijn te ontkrachten met een klassiek geworden gedachte-experiment. Stel je voor dat je een vleermuis bent. Kun je als mens je voorstellen hoe het is om een vleermuis te zijn? We kunnen ons wellicht voorstellen dat het bezitten van echolocatie vergelijkbaar is met wat een sonar-technicus aan boord van een onderzeeër beleeft. Maar dan stellen we ons eigenlijk voor hoe het is om als mens in een vleermuislichaam gevangen te zijn en echolocatie te kunnen gebruiken. We kunnen ons uiteindelijk niet voorstellen hoe het is om daadwerkelijk een vleermuis te zijn. 

Other organisms have their own kind of subjective experiences, and even the most extensive neurological study won't capture what it's like to have those experiences. Neuroscience can only show what goes on in the bat's brain when it's having its echo-locating experiencs. It cannot tell us what having those experience is like.

Hier heeft Rosenberg dus een probleem. Want hoewel hij eerder hoog op heeft gegeven over het verklarende vermogen van de neurowetenschappen, loopt hij nu op tegen de beperkingen ervan. Hij redt zich uiteindelijk uit deze, door hem zelf opgezette, val met twee kunstgrepen. Ten eerste zegt hij dat het tegenargument vals speelt, doordat het eisen stelt aan de wetenschap die onredelijk zijn. En ten tweede komt hij met wetenschappisme (scientism) op de proppen, als eenvoudig lapmiddel voor de gaten die de wetenschap (science) niet kan vullen. Hij komt er, na het bespreken van een aantal andere voorbeelden en gedachte-experimenten, uiteindelijk op uit dat de filosofische critici zoals Nagel de wetenschap voor een onmogelijke en onredelijke uitdaging stellen, doordat de vraag niet met wetenschappelijke middelen beantwoord kan worden:

The challenge to neuroscience of explaining what it's like to be a bat turns out to be the demand that it solve that mystery whit its hand tied behind its back. It's no surprise that science can't solve a problem posed this way. After all, science isn't magic.

Hij gaat vervolgens ook nog in op de Monadologie van Leibniz, waarin gesteld wordt dat "waarneming niet verklaard kan worden door mechanische principes, door vormen en bewegingen en dat niets dat afhankelijk is van waarneming daardoor verklaard kan worden". Rosenberg vind dat zulke redenaties het gevolg zijn van misleiding door ons onbetrouwbare bewustzijn. Argumenten die puur op introspectie gebaseerd zijn, zijn niet vergelijkbaar met objectief wetenschappelijk bewijs. Daardoor zijn de redenaties van Leibniz en Nagel uiteindelijk geen bedreiging voor scientism:

So, when it comes to to the presistent question of what the minde is, scientism can disregard objections that are based on Leibniz's thought experiment or Nagel's. It can disregard the argument that subjectivity is not physical, so there must be nonphysical mind, person, self, soul that has the subjective experience. It can disregard denials that the mind is the brain.

Is this intellectually responsible? Yes. Our evidence for the truth of physics as the complete theory of reality is much stronger than our evidence for the truth of the conclusion of any thought experiment that relies on introspection. Plus, introspection is wrong about so much, it can't carry any weight against science. Scientism is safe to conclude that there are flaws in Nagel's argument and Leibniz's. We don't know where the slips occur but we know that their conclusions are false.

To repeat, it would be intellectually irresponsible for neuroscience to disregard these arguments. They present in a wonderfully effective way some of the great scientific challenges that face neuroscience. It's a challenge scientistic non-neuroscientists are confident neuroscience will eventually resolve. The challenges of neuroscience are not problems for scientism.

Ik heb Rosenberg hier uitvoerig geciteerd, omdat hij hier duidelijk maakt wat scientism voor hem betekent. Het geloof dat de wetenschap uiteindelijk alle vragen kan beantwoorden, inclusief de vragen die de wetenschap nu nog niet kan beantwoorden. Dat is een geloof dat ik niet deel, maar het is goed dat hij uiteindelijk ook toegeeft dat een deel van zijn zogenaamd rationeel-wetenschappelijke wereldbeeld op geloof is gebaseerd.

Vrije wil of determinisme? Volgens Rosenberg heeft de wetenschap het laatste woord in deze kwestie.

Ook zijn argumenten tegen de vrije wil, die voortkomen uit zijn strikte determinisme, vind ik persoonlijk niet echt overtuigend. Rosenberg zegt dat de vrije wil één van de illusies is die voortkomen uit introspectie. Introspectie is volgens hem per definitie onbetrouwbaar en aangezien het universum door de onbreekbare natuurwetten geregeerd wordt, is voor de vrije wil van het individu geen plaats. Ik laat mij in mijn persoonlijke overtuigingen welbewust ook door introspectie leiden, dus ik accepteer zijn argumenten op dit gebied logischerwijs niet.

Hij maakt tegen het eind van het boek expliciet duidelijk dat hij de wetenschap niet als heilsleer ziet en ook niet als peiler onder een mogelijk seculier-humanistisch alternatief voor religie. Hij gaat er immers van uit dat er geen hoger doel is en dat de wetenschap daar dus onmogelijk naar kan streven. Hij is dan ook kritisch op zij die de wetenschap in een niet-nihilistisch verband plaatsen:

Even so adamant an atheist as Richard Dawkins has succumbed to the delusion that a substitute for religion is required and available form science. People ask Dawkins, "Why do you bother getting up in the morning if the meaning of life boils down to such a cruel pitiless fact, that we exist merely to help replicate a string of molecules?" His answer is that "science is one of the supreme things that makes life worth living."

Alex Rosenberg is een filosoof die de uiterste consequenties van zijn redenaties niet schuwt; rationeel denken kan volgens hem alleen leiden tot deterministisch nihilisme. De morele implicaties daarvan zijn volgens hem minder radicaal dan men wellicht zou kunnen verwachten. Uiteindelijk zijn altruïstische en aangename normen en waarden door natuurlijke selectie in menselijke culturen ruimschoots aanwezig zijn en hoeven we ons geen zorgen te maken over wat Darwin omschreef als nature, red in tooth and claw. Ik weet niet of ik het met die conclusies eens ben. Wellicht hecht mijn onbetrouwbare (?) bewustzijn te veel waarde aan humanisme, om volledig te kunnen vertrouwen op Rosenbergs hardvochtige conclusies.

maandag 16 december 2013

Friedrich, de melancholie, de muziek en de zee


Een van mijn favoriete schilderijen. Der Mönch am Meer van Caspar David Friedrich. De reproductie doet, uiteraard, geen recht aan het onovertroffen origineel. De overweldigende natuur en de eenzame mens op het doek gevangen. Dit is meer dan romantiek, dit is melancholie. Ik heb het schilderij gelukkig een paar keer in het echt mogen aanschouwen in Berlijn en het raakte me diep. Zoals eigenlijk de meeste werken van Friedrich wel een zeker effect op me hebben. Onlangs mocht ik in Stuttgart nog twee fraaie hoogtepunten uit zijn oeuvre aanschouwen. Maar zoals gezegd is dit mijn persoonlijke favoriet.

Wellicht wordt de ervaring in retrospectief nog versterkt, omdat ik het nu bepaalde muziek met dit schilderij associeer. Muziek die niet alleen hetzelfde onderwerp heeft (bij de zee staan), maar die wat mij betreft ook dezelfde thematiek omvat. Over de thematiek valt lang uit te weiden. Maar laat ik eerst maar even de muziek er bij halen: Standing By The Sea van Hüsker Dü.


Wellicht dat de meeste mensen Friedrich met de muziek van de negentiende-eeuwse romantiek associëren, maar dat doe ik dus niet. Ik associeer het met Amerikaanse punkrock uit de jaren tachtig van de twintigste eeuw. Het nummer is afkomstig van het album Zen Arcade uit 1984. Uiteraard valt er nu een hele boom op te zetten over de overeenkomsten tussen de minimalistische, wellicht zelfs zen-achtige, composities van respectievelijk Hüsker Dü en Friedrich. Maar dat laat ik achterwege, die redenering mag u op een ander moment uit mij proberen te trekken. Ook irrelevant is de vraag of de heren van Hüsker Dü met het schilderij bekend waren. Waarschijnlijker is dat beide artistieke uitingen voortkwamen uit de gevoelens die elk oplettend mens ervaart als hij overweldigd wordt door de natuur: het sublieme. Dat kunst in eerste plaats de functie heeft om schoonheid te verbeelden, is een vaak gehoorde stelling, niet in de de laatste plaats een stelling die door de filosoof Roger Scruton verdedigd wordt.


De positie van Scruton is verdedigbaar, maar ik wil er graag bij aantekenen dat kunst niet alleen een uiting kan zijn van schoonheid (beauty), maar ook van het sublieme (sublime). Het contrast tussen beauty en sublime is bepaald geen recent verzinsel. De Engelse landschapsarchitecten van de achttiende eeuw ontworpen de Britse landschapstuin in een poging het sublieme element van de natuur te herscheppen. Het was nadrukkelijk een reactie op de formele Franse tuinen van de zeventiende eeuw, die gezien kunnen worden als een culminatie van de drang naar pure schoonheid en de wens om de grillige natuur te temmen. In de romantiek werd de sublieme ervaring van overweldigend natuurschoon verder de kunst binnen gezogen, door onder meer Caspar David Friedrich. En feitelijk is het nummer van Hüsker Dü niet veel minder dan dat, een lyrische muzikale impressie van de ervaring die een mens meemaakt als hij of zij aan zee staat.

Want dat is een essentieel punt, dat het in beide werken niet alleen over de natuur gaat, maar ook over de mens. Zoals gezegd drukken ze wat mij betreft diep menselijke gevoelens uit, zoals onder meer melancholie, overweldiging of eenzaamheid. Tot slot de tekst van het lied: 

There was no one all around
There was no one there but me
I was staring out a window
I was standing by the sea

 

The waves kept on repeating
Each one crashing to the shore
And my footprints nowhere leading
As they disappeared once more

 

Your senses are bombarded
By the roaring that you hear
In a shell you can hear the ocean
When you put it up to your hear

 

There was no one all around
There was no one there but me
I was staring out a window
I was standing by the sea 

woensdag 4 december 2013

The open society revisted, waar is Karl Popper als je hem nodig hebt?

We must plan for freedom, and not only for security, if for no other reason than only freedom can make security more secure.

Het is inmiddels bijna zeventig jaar geleden dat Karl Popper The open society and its enemies publiceerde, maar zijn boek lijkt momenteel urgenter dan ooit te voren. Goed, de dreiging van marxisme en fascisme lijkt vandaag de dag minder dan in de jaren rond de Tweede Wereldoorlog en 800 pagina's polemische politieke filosofie is niet aan iedereen besteed, maar de boodschap is nog altijd actueel. 

Dat voor de meeste lezers nu waarschijnlijk al duidelijk is waar ik het over ga hebben, zegt waarschijnlijk al genoeg. Dat het tijd wordt dat we ons expliciet uitspreken tegen de groeiende drang van overheden om ons dagelijks leven in de gaten te houden. Veiligheid is wat mij betreft niks waard als ik me niet vrij kan voelen. Wat dat betreft hebben ze het in New Hampshire begrepen: Live free or die.

Popper maakt in zijn tijdloze werk duidelijk dat vrijheid voor veiligheid moet gaan. Veiligheid kan uiteindelijk niet gegarandeerd worden en de overheid moet in elk geval geen vrijheden van burgers opofferen in haar streven de veiligheid van diezelfde burgerste vergroten.
  
The claim that if you want security you must give up liberty has become a mainstay of the revolt against freedom. But nothing is less true. There is, of course, no absolute security in life. But what security can be attained depends on our own watchfulness, enforced by institutions to help us watch—i.e. by democratic institutions which are devised (using Platonic language) to enable the herd to watch, and to judge, their watch-dogs. 

Het grote probleem van de stapsgewijze toename van het mandaat van de veiligheidsdiensten is natuurlijk dat tegelijkertijd de rol van Poppers watch-dogs wordt uitgehold. Er is in de praktijk immers nauwelijks democratische controle mogelijk op veiligheidsdiensten. Wat de overheid ons ook probeert te geloven, door elke aankondiging van het uitbreiden van bevoegdheden vergezeld te laten gaan door een belofte van strengere interne controles.

Er zullen wellicht mensen zijn die bovengenoemde passage juist zien als een pleidooi voor democratische veiligheidsdiensten, maar ik zie dat niet zo. Een veiligheidsdienst staat wat mij betreft haast per definitie haaks op een open, vrije en democratische samenleving. Het is een noodzakelijk kwaad, met de nadruk op kwaad en een vraagteken achter noodzakelijk. Institutions that help us watch, zijn geen instellingen die alleen de regering informatie geven, maar juist de instellingen die ons een vrije blik op de werkelijkheid geven. De vrije pers, onafhankelijke parlementariërs, klokkenluiders, anonieme blogs op het internet.

Zodra institutions that help us watch aan banden worden gelegd door institutions that help the government watch, komt de open samenleving in gevaar. Uiteraard klinkt dan al gauw het cliché, dat je niks te vrezen hebt, als je niks te verbergen hebt, maar dat is volstrekte onzin. De onafhankelijkheid van de burger komt in gevaar zodra de overheid stelselmatig iedereen mag afluisteren. Nu is de overheid wellicht nog te vertrouwen, maar wie kan mij garanderen dat dat in de toekomst ook zo is? Niemand. Als in de toekomst een minder verlichte groepering aan de macht komt, komen zij in een gespreid bedje terecht als het gaat om de mogelijkheden tot totale controle over alle gedragingen van de eigen bevolking.

Het nieuwe hoofdkantoor van de AIVD?

Over wat er kan gebeuren als de veiligheidsdiensten te veel macht krijgen, zijn kasten vol geschiedenisboeken geschreven en zal ik nu verder niet uitweiden. Ook Big Brother uit Orwells 1984 komt regelmatig voorbij, maar ik heb dat nooit echt een goed boek gevonden. Al was het maar omdat hij excessieve burgerbewaking haast onlosmakelijk koppelt aan een over-the-top kwaadaardig totalitair regime. Wat mij betreft is het veel angstaanjagender dat een ogenschijnlijk vreedzaam regime, zoals bijvoorbeeld in Brave New World, er in het geniep allerlei duistere praktijken op na houdt, maar dat het voor de gewone burger onmogelijk is om daar weet van te krijgen. Als de democratische controle wordt afgeschaft en de  open samenleving ten grave wordt gedragen, is dat een doemscenario dat wel eens dichterbij zou kunnen zijn dan we nu denken.

dinsdag 3 december 2013

Exclusief: De plannen van de Linkse Kerk om Sinterklaas definitief te verpesten

Nadat ik al eerder mijn twijfels heb geuit over de wenselijkheid van een zwarte Zwarte Piet, kan ik nu, als gevolmachtigd woordvoerder van de Linkse Kerk, de eerste plannen bekend maken over hoe het Sinterklaasfeest in het vervolg vormgegeven zal worden. Want we kunnen toch moeilijk elk jaar weer dezelfde discussie hebben. Nee, we moeten nu echt paal en perk stellen aan alle potentieel aanstootgevende en anderszins onwenselijke aspecten van het volksfeest. Daarom zal het huidige verderfelijke festijn worden omgevormd tot een educatieve en politiek-correcte traditie in lijn met het cultureel-marxisme.

Sinterklaas zelf is natuurlijk een schandalig figuur die al het slechte in de wereld vertegenwoordigt: kerk, kapitaal, kolonialisme en patriarchaat. Hem schaffen we dus meteen af. Zijn schimmel Amerigo is vermoedelijk van adel (een paard is immers een edel dier) en moet daarom als vertegenwoordiger van de bezittende klasse ook geweerd worden. Waardoor de Pieten overblijven. Uiteraard is de Linkse Kerk een groot voorstander van de massa-immigratie, dus het is niet meer dan logisch dat er elk jaar nieuwe Pieten uit Spanje en de rest van de Wereld worden gehaald en dat ze ook direct een verblijfsvergunning, uitkering, woning en auto van de staat krijgen. Dit alles gaat, zoals gewoonlijk, ten koste van de gewone man in de straat.

Volgend jaar eindelijk met pensioen!

Aangezien de hele Sinterklaas-entourage nu al een paar eeuwen voor 100% uit mannen bestaat, zullen vanaf volgend jaar alle Pieten vrouwen zijn. Over een geschikte geschikte naam voor deze Petronella's woedt binnen de Linkse Kerk nog een hevig debat. Uiteraard zullen de Petronella's geen snoep meer uitdelen en zullen alle zoete lekkernijen van staatswege verboden worden. Ook het schoen zetten zal een andere invulling krijgen. Kinderen zullen aangemoedigd worden om 's avonds voor het slapen gaan één van hun favoriete speeltjes in hun schoen te doen, waarna het door de Petronella's door een wortel vervangen zal worden. Zo zorgen we ervoor dat onze kinderen het duivelse materialisme afzweren en tot inzicht komen dat bezit gelijk staat aan diefstal.

Het hoogtepunt van Petronella-feest is en blijft natuurlijk pakjesavond op 5 december. Er zullen nog steeds gedichten geschreven moeten worden door elke aanwezige. Alleen mogen deze gedichten absoluut niet meer rijmen en moet de inhoud zodanig pretentieus en hermetisch zijn, dat ze volledig onbegrijpelijk zijn voor een ieder die niet minstens acht jaar deconstructivistische taalkunde heeft gestudeerd. Ook mogen er nog steeds surprises worden gefabriceerd, maar er wordt wel de eis gesteld dat elke surprise een conceptueel gesamtkunstwerk is, vergezeld van een postmodern manifest. Uiteraard wordt het platvloerse zingen van liedjes en het ordinaire geven van cadeaus in het vervolg achterwege gelaten.

Zo denkt de Linkse Kerk de ergste uitwassen van deze onverkwikkelijke traditie te kunnen neutraliseren, zodat vanaf volgend jaar niemand zich meer hoeft te storen aan een rijke witte man vergezeld door een stel negerslaven.

Zoals de Linkse Kerk alles wat uit Zweden komt tot voorbeeld neemt, is ook dit artikel gebaseerd op een voorbeeld uit de socialistische heilstaat.

zondag 1 december 2013

200 jaar koninkrijk: een historische vergissing

Eerder presenteerde ik in mijn semi-fictieve vraaggesprek met Wilfried de Jong al enkele voorstellen voor de restauratie van de Republiek Nederland. Die visionaire plannen zijn reeds voor het nageslacht vastgelegd en zal ik hier niet herhalen. Wellicht dat ik het een-en-ander nog eens in een Republikeins Manifest giet. Maar voorlopig wil ik mij concentreren op mijn hopeloze pleidooi om het huidige Koninkrijk af te schaffen. Ik weet dat ik me een roepende in de woestijn kan achten, maar die gedachte brengt mij allerminst tot inkeer. Ik raak er juist steeds sterker van overtuigd dat de rest van het volk door Oranjegezinde propaganda in verzoeking wordt geleid.

De propagandastorm is weeral aangewakkerd door de viering van 200 jaar Koninkrijk der Nederlander. Allerhande stukjes worden opgevoerd om nog maar eens aan het volk duidelijk te maken dat er niks sterker met ons bloed en de Vaderlandse bodem is verweven dan het Huis van Oranje. Ik kon de walgneigingen eigenlijk niet onderdrukken toen ik Huub Stapel op het strand van Scheveningen zag staan. Zijn we nóg niet genoeg geïndoctrineerd?

De geschiedenis herhaalt zich, de eerste keer als tragedie, de tweede keer als farce

De Nederlandse monarchie valt met wat creativiteit te bezien als een van de vele paradoxale uitkomsten van de Franse Revolutie. Napoleon stichtte de monarchie in Nederland met zijn broer als kopstuk. Lodewijk Napoleon stelde echter de belangen van zijn onderdanen boven de belangen van het Franse keizerrijk. Wellicht dat het goede imago van onze eerste eigen koning bijdroeg aan de beslissing om na de Franse Tijd de Oranjes weer in het land halen om een koninklijke dynastie op te zetten. Maar waarschijnlijk was de reactionaire sfeer in Europa rond het Wener Congres meer van belang. De grote Europese mogendheden wilden alles in het werk stellen om de verschrikkelijke vernieuwingen van de Franse Revolutie weg te strijken en de oude orde te herstellen. En een van de meest vooraanstaande verworvenheden van de goede oude tijd was uiteraard de monarchie.

Dit terwijl Nederland natuurlijk bij uitstek een republikeinse traditie had. En er in feite dus geenszins sprake was van een restauratie. Zeker, de Oranjes vervulden een rol van variabele prominentie binnen de Republiek. Maar uiteindelijk was een monarchie iets dat we in de Acte van Verlatinghe in 1581 juist hadden afgezworen. Uiteraard valt het huidige koningshuis te verdedigen. De afgelopen eeuw hebben onze vorstinnen zich verdienstelijk van hun taak gekweten. Maar vaak genoeg kwam ook aan het licht dat een erfelijk staatshoofd in praktijk lastig met een democratisch stelsel te combineren valt.

Ik blijf er bij, dat als je gelooft in de zegeningen van de democratie, dat een parlementaire monarchie dan niet de ideale constructie is. Critici zullen wellicht menen dat de democratie an sich ook niet ideaal is. Maar ik moet toch Churchill gelijk geven: "It has been said that democracy is the worst form of government except all those other forms that have been tried from time to time." Er is de facto geen beter alternatief. Ook valt te verdedigen dat een monarchie goed in te passen is in een democratische staatsvorm. Echter als principieel voorstander van de democratie, meen ik dat ook het staatshoofd democratisch gekozen dient te worden. En niet op basis van familiale banden aan het hoofd van ons land komt. Nepotisme keuren we algemeen af, waarom dan wel een koninklijke dynastie?

Is ons koningshuis meer dan een toneelstuk? Moet de staat het volk voorzien van royaal entertainment? Volksvermaak is typisch een dienst die wel beter door particulieren dan door de overheid verzorgd kan worden. Het is dan dus ook niet de taak van de staat om voor sprookjeshuwelijken en liefdesbaby's te zorgen. En verandering is niet onmogelijk. Onze huidige koning staat niet afwijzend tegenover staatkundige vernieuwing. Hij zal elke wet ondertekenen die democratisch tot stand is gekomen. Een militaire coup hoeven we dus niet te vrezen, we moeten voor de traditionele republikeinse waarden opkomen! Politici moeten durf tonen. Niet slapjes over modern koningschap spreken, maar zich expliciet uitspreken voor de republiek.

De aartsvaders van..
... de Republiek Nederland

Het koninkrijk is wat mij betreft een historische vergissing, die strijdig is met de waarden die vervat waren in onze eerste onafhankelijke Republiek zoals die door Willem van Oranje en Johan van Oldenbarnevelt vormgegeven was. De beste Nederlandse tradities van onafhankelijk burgerschap, meritocratie, patriottisme zijn door de instelling van de monarchie onder het vloerkleed geveegd. Soit, het koninkrijk is niet meer de absolute monarchie die het onder Willem I was, maar dat de continuïteit van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden onderbroken is, vind ik onvergeeflijk. Tijd dus om onze republikeinse kroonjuwelen af te stoffen!

vrijdag 29 november 2013

Wat maakt je tot een goed Vaderlander?

Ik probeer de kritiek maar voor te zijn. De kritiek dat ik, als ingezetene van een vreemde mogendheid, geen recht zou hebben mij kritisch uit te laten over enig onderwerp met betrekking tot ons aller Vaderland. Ik betaal geen belasting in Nederland, vervul geen nuttige rol in de samenleving, met andere woorden ik ben er niemand tot dienst. Wat geeft mij dan het recht mijn landgenoten te bekritiseren? Ik zou dan kortaf kunnen verwijzen naar de grondwet of mijn Nederlandse paspoort, maar ik moet zeggen dat ik het op zich wel een interessante kwestie vind. Laat mij er dus wat meer woorden aan wijden.

Mijn persoonlijke voorbeeld in deze, zoals in zovele zaken, is uiteraard Willem Frederik Hermans. Die jarenlang vanuit zelfverkozen ballingschap in Parijs de Nederlandse samenleving op de korrel nam en daar niet veel vrienden mee maakte. Terugkijkend kan men zeggen dat hij zijn criticasters eigenlijk altijd alle hoeken van de kamer liet zien en dat de kritiek op hem vaak weinig meer was dan kortzichtig kleinburgerlijk gejammer. Iets waar Hermans boven stond, hoewel hij het met verve bestreed.

Hermans met zijn enige bondgenoot?

Het lijkt de eenvoudige optie, als relatieve buitenstaander je gal spuwen. Maar het is uiteindelijk een weinig dankbare positie. Terwijl de overschatte Harry Mulisch zich jaar op jaar in Amsterdam zich door ja-knikkers liet fêteren, ploeterde Hermans in eenzaamheid voort, al vechtend tegen de bierkaai van het wantrouwen. Uiteraard werd hij geprezen als romancier, maar hij werd volgens mij nooit echt op waarde geschat. Veel goeds heeft de Nederlands literatuur in de twintigste eeuw waarschijnlijk niet voortgebracht, maar met Hermans hebben we daadwerkelijk een Gigant van internationale allure. Helaas realiseren weinigen zich dat.

Tot dusver heb ik mij achter grote voorbeelden verscholen en de kernvraag onaangeroerd gelaten: waarom ik van uit het buitenland mijn visie uit. Omdat je pas vanaf een afstand echt ziet wat een schilderij voorstelt. Als je middenin het Korenveld met kraaien staat, zie je een bonte opeenvolging van kleurrijke strepen. Pas als je buiten de voorstelling treedt, ontvouwt de gehele voorstelling zich.Of het een morbide voorstelling is, of dat er juist hoop aan ontleend kan worden, is natuurlijk open voor vele interpretaties. Maar zonder overzicht is er sowieso geen beginnen aan.

"Ik weet bijna zeker dat ik in die doeken datgene heb verwoord wat ik niet in woorden uit kan drukken..."

Toch zullen er mensen blijven zijn, die zeggen dat ik het nest bevuil. Prima, maar een ieder zal het toch met mij eens zijn dat een vogel op een gegeven moment het nest moet verlaten. Ik kan toch moeilijk mijn hele leven lang een hulpeloos kuikentje blijven? Ik kies voor de weg van de meeste weerstand, niet voor de gebaande paden. Vandaar dat ik mezelf ook geestelijk op de weerstand voorbereid en ik de gemakzuchtige kritiek voor probeer te zijn.

Tot slot zou ik tot mijn landgenoten willen zeggen:

Wees blij dat Uw lot mij niet koud laat.
Wees blij dat ik Uw problemen de mijne acht
Wees blij dat ik mijn staatsburgerschap serieus neem.
En neem mij vooral niet al te serieus, in elk geval niet serieuzer dan U Uzelf neemt.

donderdag 28 november 2013

De mens na het einde der tijden

Het einde der tijden komt. En de kans is groot dat de mens als soort het overleeft. Er zijn immers mensen in groten getale over de hele wereld en er zijn nog altijd plekken op Aarde waar de mens in staat is een min of meer zelfvoorzienend bestaan te leven. Want met het einde der tijden denk ik niet aan een soort goddelijke apocalyps, maar aan het ineenstorten van de beschaving zoals we die kennen. Wat dat betreft is de toekomstvisie die David Mitchell in zijn hier reeds eerder benoemde boek Cloud Atlas schetst erg vormend voor mij geweest. Hierin wordt eerst een beangstigende toekomst geschetst waarin de menselijke hybris een hoogtepunt bereikt in een soort wanstaltige Brave New World van consumentisme en kapitalisme. In een volgende episode wordt dan het lot van de mensheid na de Val geschetst. Hierin is de mensheid vervallen tot tribale clans die elkaar ouderwets met middeleeuwse wapens het leven zuur maken.

De dystopische toekomstvisie van David Mitchel, zoals verbeeld door George Hull.

Hoe het precies tot de Val is gekomen, wordt in het boek verder niet gespecificeerd. Er wordt wel zo hier en daar wel verwezen naar ecologische en klimatologische rampspoed, maar de exacte oorzaak of het complex aan oorzaken wordt (gelukkig) aan de verbeelding van de lezer over gelaten. En het verhaal van hoe de mensheid na de Val voortleeft, wordt ook meer in metaforische zin, dan in letterlijke zin behandeld. Wellicht dat daarom ook de verfilming van Cloud Atlas gedoemd was te mislukken, een boek dat drijft op metaforen en ideeën is immers lastig in een vastomlijnd script te vatten.

Een andere schets die George Hull voor de verfilming van Cloud Atlas maakte.

Maar goed, wat wacht de mens in een wereld zonder beschaving of alomtegenwoordige technologie? Keren we terug naar de steentijd? Raken grote delen van de planeet ontvolkt? Nemen door ons genetisch materiaal gevormde cyborgs de macht over? Het zijn allemaal mogelijke scenario's, die een ding gemeen hebben. De mensheid zal over het nodige aanpassingsvermogen moeten bezitten, wil het de catastrofes die on wachten te boven komen. Er is wel gesuggereerd dat in de vroege geschiedenis van de Moderne Mens er al eens een bijna-doodervaring is geweest voor de mensheid toen zo'n 70.000 jaar geleden de supervulkaan Toba uitbarstte. Uiteindelijk is Homo sapiens die tegenslag te boven gekomen, aangezien we heden ten dage ons meester van onze planeet achtten.

Een vulkaan als Toba kan echter op elk moment weer uitbarsten, een epidemie kan uitbreken, een planetoïde kan inslaan. Met het geluk valt niet te spotten. En het is de vraag of de mens vandaag de dag niet kwetsbaarder is dan 70.000 jaar geleden. De omvang en verspreiding van onze soort mag dan vele malen groter zijn dan toen, ons aanpassingsvermogen is echter omgekeerd evenredig afgenomen. Onze samenlevingen zijn zo extreem complex geworden, dat een kleine verstoring van het evenwicht er al toe kan leiden dat bijvoorbeeld de voedselvoorziening voor miljoenen mensen acuut in gevaar komt. En het labiele evenwicht wordt constant bedreigd, niet in de laatste plaats door de roofbouw die we zelf op onze planeet plegen.

Er zijn mensen die uit voorzorg terug proberen te gaan naar een meer autarkische samenlevingsvorm. Echter als je uit voorzorg voor de opwarmende atmosfeer en de stijgende zeespiegel in de binnenlanden van Scandinavië een boerderij begint, dan zul je altijd zien dat de Golfstroom er ook mee ophoudt, waardoor Noord-Europa alsnog in een toendra verandert. Catastrofes zijn in de regel niet te voorspellen. Het lijkt mij dan ook maar het beste om het devies van Schopenhauer "het ergste moet nog komen" ter harte te nemen en verder met stoïcijnse onverschilligheid of epicuristisch optimisme de harde werkelijkheid van alledag te aanvaarden.


woensdag 27 november 2013

Mag ik dat zeggen? Ja, dat mag ik zeggen.

Ik stelde in mijn vorige beschouwing dat veel mensen elk voorstel om Zwarte Piet minder zwart te maken beschouwen als een directe aanval op de Nederlandse cultuur. Dit onderbuikgevoel is natuurlijk direct opgepikt door de man die steeds de vinger aan de pols van het gesundes Volksempfinden heeft: Geert Wilders en zijn kameraden van de PVV. Toen de discussie dit jaar weer de kop op stak, wist de PVV direct de twijfel aan een pikzwarte Zwarte Piet te duiden als een van de onverkwikkelijke uitkomsten van de oh zo verderfelijke multiculturele samenleving. Dat dit geen toeval is, maar deel uit maakt van een slim politiek spel, zal ik duidelijk proberen te maken in de rest van mijn vertoog.



Dat ik deze parlementariërs hier weer aan het woord laat, vind ik eigenlijk te veel eer. Ze hebben immers genoeg ruimte om hun zegje te doen, maar ik kan ook niet om hun rechtmatige functie van volksvertegenwoordiger heen. Want hoe ik het wend of keer, ze vertegenwoordigen het volk. Dat ze daarbij van populistische middelen gebruik maken, is ze uiteindelijk goed recht: Net zo als het mij goed recht is om uitdrukkelijk te zeggen dat ze mij niet vertegenwoordigen. Niet alleen heb ik niet op hun gestemd, ik kan me ook in het geheel niet vinden in hun manier van politiek bedrijven. Maar houdt dat ook in dat hun politieke tegenstanders hen met fluwelen handschoenen aan moeten pakken, om zo maar geen vuile handen te maken als het om de aanpak van het populisme gaat?

De vraag reist dan ook bij mij of je in de politiek dieven met dieven vangt. Moet populisme met populisme bestreden worden? Moet je je moreel hoger achten dan je tegenstander en je dus ook op die manier gedragen. Is negeren, belerend toespreken of Roomser dan de Paus zijn, de juiste tactiek? Of moet je juist nog smerigere trucs uithalen om je tegenstander zwart te maken. Dat laatste gebeurt vaker dan we denken en is eigenlijk vrijwel altijd contraproductief. Omdat het volk ook niet achterlijk is. De meest veelvoorkomende steek onder water is de welbekende reductio ad hitlerum, die ik ook ter voorbeeld, subtiel of niet, in de eerste alinea heb verwerkt. Door je tegenstander met een moorddadig regime te associëren, doe je eigenlijk vrijwel altijd voorkomen dat je geen echt goede tegenargumenten hebt of dat je je in het debat te veel door emoties laat leiden.

Wilders is geen crimineel en de PVV is geen criminele organisatie, dus vergelijkingen met misdadigers en misdadige organisaties gaan per definitie mank. Wilders mag ik volgens mij echter best racistisch en xenofoob noemen, al was het maar omdat dat gewoon mijn mening is. Het komt er echter op aan, goede en overtuigende argumenten voor zo'n mening te vinden, die niet alleen mij overtuigen, maar ook het potentiële PVV-electoraat, als je de confrontatie echt aan wil gaan. En dat is wat een stuk lastiger is. Het is immers makkelijk voor eigen parochie te preken, in mijn geval de ruimdenkende, hoogopgeleide wereldburger. Wat ik hier in wezen ook doe.

Mijn mede-wereldburger Arnon Grunberg nam onlangs een duidelijk standpunt in, toen hij in de Volkskrant voor eigen parochie preekte: "Overigens is een land waar Zwarte Piet wel en Geert Wilders niet wordt bestreden door en door hypocriet." Iets waar ik het in principe alleen maar mee eens kan zijn, het is alleen de vraag of dat werkelijk de situatie is. De meerderheid van de Nederlandse bevolking steunt immers wel Zwarte Piet maar niet Geert Wilders, wellicht is er ergens dus nog wel hoop.

Populisme op volle toeren

Toch blijft het een interessant koppel, Geert Wilders en Zwarte Piet. De moslimhater en de kindervriend. Op het oog hebben ze niks met elkaar gemeen, maar toch meen ik dat beiden op bepaalde punten racistisch geacht kunnen worden. En van die vreemde samenhang maakt Wilders erg handig gebruik. Mensen die Zwarte Piet afwijzen worden weggezet als handlangers van een anti-Nederlandse complot, gesteund door de VN, EU, Linkse Kerk en andere usual suspects.  De PVV past een hele slimme tactiek toe, die eens te meer bewijst dat Wilders volgens mij op bepaalde punten de meest getalenteerde politicus van Nederland is: de techniek van de politieke toe-eigening. Ze proberen van een algemeen geliefd figuur als Zwarte Piet de vaandeldrager van hun populistische politiek te maken.

En dat is nou net een verschijnsel waar de politieke tegenstanders van Wilders het volk op moeten wijzen en bewust van moeten maken. Dat de argumentatie: wie tegen een zwarte Zwarte Piet is, is tegen de Nederlandse cultuur, helemaal nergens op slaat. Je kunt best tegen een zwarte Zwarte Piet zijn, maar nog steeds een groot voorstander zijn van het Sinterklaasfeest, een enigszins ander vormgegeven Piet incluis. En zelfs al heb je niks met Sinterklaas, dan hoef je nog helemaal niet de Nederlandse cultuur als geheel te ondermijnen.

Politici aan de andere kant van het spectrum zijn echter bang om de confrontatie met Wilders aan te gaan. Omdat ze vrezen dat elke confrontatie bij voorbaat een verloren confrontatie is. Ze hoeven echter helemaal geen stelling tegen Zwarte Piet in te nemen, ze hoeven alleen maar de populistische politieke toe-eigening van Zwarte Piet door de PVV expliciet af te keuren. Ze zijn bang er een politiek punt van te maken, terwijl de PVV door heeft dat het al lang een politiek punt is.

zaterdag 23 november 2013

De dingen bij de naam noemen

Zoals eerder gememoreerd ben ik aangemoedigd om man en paard te noemen in mijn beschouwingen. Ik zal dan bij deze onthullen dat mijn ietwat hermetische artikel over vrijdenken en de natiestaat is geschreven naar aanleiding van het hoogstaande Zwarte Piet-debat. Omdat het artikel in principe op elk denkbaar controversieel onderwerp (prostitutie, euthanasie, doodstraf, noem maar op) van toepassing kan zijn en ik niet wilde dat het artikel door een beroete bril gelezen zou worden, had ik de aanleiding in eerste instantie achterwege gelaten. Nu de ergste rookwolken van het slagveld zijn opgetrokken, is het wellicht tijd de stand van zaken met distantie te overdenken. Met andere woorden, om mij alsnog in een akelig wespennest te storten. Want zo valt het hele debat wellicht wel het best te kwalificeren: akelig.

En dat is misschien wel het punt. Dat het lijkt alsof we niet op een normale manier met elkaar om kunnen gaan en dat we tegelijkertijd als de dood zijn in onze identiteit aangetast te worden door iets aan een traditie aan te moeten passen. Terwijl elke traditie een bepaalde culturele ontwikkeling heeft doorgemaakt en door de loop van de geschiedenis constant aangepast is. Maar die aanpassingen gingen meestal terloops, haast onbewust. Het wordt 'gevaarlijk' gevonden als de aanpassingen bewust gebeuren. Want dan lijkt het alsof achter die kleine aanpassing een gedachte schuil gaat, die uiteindelijk nog veel meer aanpassingen van ons zal eisen. Terwijl dat natuurlijk zeer de vraag is.

Goed, maar om bij de kern van het debat terug te keren. Zwarte Piet. Is een zwarte Zwarte Piet racistisch? Tja. Er zijn mensen die Zwarte Piet racistisch vinden en daar zijn ook wel goede redenen voor, vind ik. Maar moet je de minderheid van de bevolking, en wellicht de buitenlandse publieke opinie, tegemoet komen en een kinderfeest aanpassen, tegen de zin van de meerderheid van de bevolking? Dat is een goede vraag. Laten we eerst maar eens naar Anousha Nzume,
een tegenstander van de zwarte Zwarte Piet, kijken en luisteren.



De vergelijking met Rusland is wellicht wat overtrokken, maar dat moet kunnen. Uiteraard is Nederland geen politiestaat zoals Rusland, maar de tegenstanders van Zwarte Piet worden evengoed weggezet als gekke henkies, die met hun poten van onze cultuur moeten afblijven. En zodra bleek, dat de argumentatie van de voorstanders van Zwarte Piet voornamelijk daar om draaide, kwam voor mij de omslag.

In voorgaande jaren leek het ressentiment tegenover Zwarte Piet hoofdzakelijk afkomstig van Amerikaanse toeristen en expats. En dat ressentiment was begrijpelijk en verklaarbaar uit het veel grotere racistische stigma dat in de VS kleeft aan het concept blackface. In Amerika was het tot aan de Tweede Wereldoorlog niet ongebruikelijk voor entertainers om in blackface (zwart geschminkt met rode lippen) op te treden en in een aanzienlijk deel van zulke shows werden zwarten belachelijk gemaakt. Met de voortschrijdende verwerking van het Amerikaanse slavernijverleden en de opkomst van de burgerrechtenbeweging werd blackface steeds meer gezien als een uitting van cultureel racisme en is tegenwoordig voltrekt taboe.

Is blackface een deel van ons erfgoed waar we tegenwoordig trots op moeten zijn?

Dus tot dusver dacht ik dat de veroordeling van Zwarte Piet simpelweg op een cultureel misverstand berustte. In Nederland is er geen vergelijkbaar taboe op blackface en Zwarte Piet is dus aanvaardbaar. We moeten het alleen goed uitleggen aan de Amerikanen en ons van de culturele verschillen en gevoeligheden bewust zijn. Daar denk ik nu dus iets anders over en dat is niet omdat de tegenstanders met veel betere argumenten zijn gekomen.

In Nederland geeft men vaak hoog op over de geneugten van het recht voor zijn raap zijn. De dingen bij de naam noemen. Buitenstaanders interpreteren dit meestal als botheid en een gebrek aan omgangsvormen. De botheid is denk ik een kwestie van smaak, maar het gebrek aan omgangsvormen klopt denk ik wel, als het om het publieke debat gaat. Aangaande de privésfeer geen kwaad woord over mijn geliefde landgenoten, maar in de openbare arena van het vrije woord maken we er een puinhoop van.

Goed, maar weer terug naar het onderwerp Zwarte Piet. Want de tegenstanders van onze beroete kindervriend kregen deze hete herfst een ongekende bak stront over zich heen. In plaats van met goede argumenten voor het behoud van zijn donkergetinte huidskleuren te komen, beschoten de Zwarte Piet-aficionado's en masse de gezanten van deze ongewenste boodschap (te weten: dat het ook voor deze traditie wellicht tijd was om de stap te zetten naar de moderne tijd). Dat kon toch echt niet. Dit was de nagel aan de doodskist van alles wat ons dierbaar was. Zwarte Piet is zwart doordat hij door schoorstenen klautert en daarmee uit! En zij die ook maar twijfelden aan de enig correcte huidskleur van de Pieterbaas waren on-Nederlands, racisten (?), links, achterlijk, moslims, buitenlanders, nazi's en weet ik wat niet meer. Al met al, geen soepele dialoog.

Vooralsnog blijft het Nederlandse volk massaal voor een zwarte Zwarte Piet.

Uiteraard chargeer ik. De meesten klikten keurig 'vind ik leuk' op de Pietitie en ploeterden vervolgens rustig voort in hun grauwe burgermans(m/v)bestaan. Dat er echter geen constructief debat plaatsvond, was wel duidelijk. En de centrale olifant in de kamer bleef al helemaal buiten schot: alledaags racisme in Nederland.

Want zij die goed hebben geluisterd naar mevrouw Nzume, weten dat het daar eigenlijk om gaat. Het zou uiteindelijk niet uit moeten maken wat voor kleur Zwarte Piet heeft, maar dat het voor sommige mensen momenteel wel aanstootgevend is, heeft er alles mee te maken dat voor velen racisme aan de orde van de dag is. Nu hoor ik mijn lezers direct zeggen: Nederland is niet racistisch en ik al helemaal niet. En daar zit vermoedelijk het probleem. De ontkenningsfase. Er zijn zwarte en witte scholen. Allochtonen zijn vaker werkloos, lager opgeleid, worden in uitgaansgelegenheden geweigerd. Wijken zijn gesegregeerd. En toch houdt iedereen stellig vol dat er geen racisme is in Nederland. Alsof die droom werkelijkheid wordt als we het maar vaak genoeg hardop zeggen. De wens is hier mijns inziens duidelijk de vader van de gedachte.

Wat te doen? Moeten we Zwarte Piet een andere kleur geven? Tja, daar ga ik niet over en zoals gezegd maakt het mij persoonlijk eigenlijk weinig uit. Wat ik veel essentiëler vind, is dat we op een fatsoenlijke manier met minderheden in ons land om moeten gaan en hun grieven serieus moeten nemen. Het is aanlokkelijk om in een wij-zij-retoriek te vervallen, maar uiteindelijk schiet je daar niks mee op. Het heeft geen zin mensen met een andere opvatting te vrezen of te haten. Om met Yoda af te sluiten: "Fear is the path to the dark side. Fear leads to anger, anger leads to hate, hate leads to suffering."

vrijdag 22 november 2013

Ideologie en technocratie, van de regen in de drup?

Naar aanleiding van de kritiek op mijn eerdere artikel over ideologie, ben ik al ingegaan op het aspect populisme. Nu is het tijd om een verhandeling te weiden aan technocratie. Ik verkondigde eerder dat er geen causaal verband is tussen de opkomst van populisme en de neergang van ideologieën. Technocratie is echter volgens mij wél een mogelijk gevolg van het losschudden van ideologische veren of zelfs van democratisch verval. Op het gebied van de technocratie ben ik het dus in principe eens met mijn anonieme opponent, ook in de zin dat ik überhaupt geen heil zie in een puur technocratische politiek. Hoe ik dit alles beschouw, zal ik proberen toe te lichten.

 
McCloskey & Söderberg
Uw correspondent





















Eerst wist ik niet zo goed wat ik met het concept technocratie aan moest. Het is een nogal lastig begrip en ik weet er sowieso buitengewoon weinig van af. Totdat ik vandaag de buitengewoon interessante promotie van Gabriel Söderberg in Uppsala bijwoonde en ik de grondstoffen voor dit artikel aangereikt kreeg. In de rede van de opponent, professor Deirdre McCloskey, en tijdens Söderberg's verdediging, werd mij langzaam duidelijk waar de schoen wringt als het om technocratie gaat. Politici schuiven verantwoordelijkheden af op de (economische) wetenschappen en verwachten dat de wetenschappers alle problemen kunnen oplossen. Zo simpel werkt het natuurlijk niet.

Al was het maar omdat economen en andere wetenschappers het aantoonbaar slechter doen, als zij aan het roer worden gezet, dan democratisch gekozen leken. Zo heeft de de Deense econoom Bent Flyvbjerg overtuigend aangetoond. En dat is wellicht wel zo geruststellend, want dan hoeft onze huidige democratie nog niet meteen bij het grofvuil. Maar het feit is dat zodra politici zich minder door ideologieën laten leiden, ze meer geneigd zijn tot het afschuiven van verantwoordelijkheid.

En economen en andere wetenschappers zijn nooit de onafhankelijke experts die ze wellicht beweren te zijn. Ten eerste is een echte expert geen wetenschapper, want: een echte expert is bang nieuwe dingen te leren, omdat hij dan geen expert meer zou zijn, om de notoir anti-intellectuele president Truman te parafraseren. En echt onafhankelijk zijn technocraten natuurlijk ook nooit. Wie betaalt, bepaalt, is ook hier de gouden regel. En hoe je het ook wendt ook keert, technocratische wetenschappelijke adviseurs zullen altijd de belangen van hun opdrachtgevers in het oog houden. En als er de wetenschappers zelf een rationeel technocratisch regime stichten, dan zullen ze ook meer belang hechten aan het aan de macht blijven, dan de geïdealiseerde Platonische filosoof-koning wellicht zou moeten doen. Macht corrumpeert immers zonder aanziens des persoons.

Over het geloof dat politici in de economische wetenschap stellen, zei McCloskey: "Belief in science is like magic. politici verwachten van economen simpele en onfeilbare antwoorden op complexe vragen en sommige economen menen ook nog eens dat dat mogelijk is." Iets waar ik het, gezien mijn eerdere litanie van gelijke strekking, natuurlijk alleen maar mee eens kan zijn.

Nog niet gelezen, uiteraard

De oplossing voor de richtingloosheid die de politiek treft sinds velen hun ideologische kompas verloren hebben, ligt dus niet per definitie in de wetenschap. En meer technocratie is wat mij betreft niet persé een wenselijke ontwikkeling. Advies inwinnen bij adviseurs is zeker niet slecht, maar uiteindelijk moeten de politici beslissen en verantwoordelijkheid nemen. En zij zullen zich daarbij in de eerste plaats moeten laten leiden hun eigen idealen, politieke doelen en machtshonger. De oorlogsmisdadiger Henry Kissinger schijnt gezegd te hebben: "Academic politics are so vicious because the stakes are so small." Laten we dat vooral zo houden en de wetenschappers de universiteiten laten besturen en niet het land.

dinsdag 19 november 2013

Zomergasten (deel 6, slot)

Wilfiried de Jong: Omgeven door duisternis vangen we de afsluiting van deze avond aan.

Oskar: Je begint al haast een beetje als mij te klinken!

W. Wat wil je ook na bijna drie uur je gezeur te hebben moeten aanhoren. Maar laten we maar zo snel mogelijk naar het eerste fragment gaan, dat eindelijk wat lichtere kost betreft.

O: Ja, humor om te lachen uit de oude doos! Want, als we dan toch een trip down memory lane maken, dan kunnen we het beter goed doen. En dan wel met het beste wat de hybridisatie van Amerikaans en Nederlands theater ooit voort heeft gebracht: Bert en Ernie. Zoals een goede vriend van mij meent dat het in de wereldliteratuur enkel bergafwaarts is gegaan sinds Homeros de Illias componeerde, zo zou ik willen stellen dat het in mijn persoonlijke televisiebeleving nooit iets aan Bert en Ernie heeft kunnen tippen. Het betreft dan uiteraard de tijdloze interpretatie van ons aller pluchen vriendenpaar door Paul Haenen en Wim T. Schippers.

W. Je weet zelfs aan Bert en Ernie een pretentieuze draai te geven!

O. Als er iets een pretentieuze introductie verdient, dan is het wel Bert en Ernie!



W. Tot zover Bert en Ernie. Welk cultureel hoogtepunt wil je ons publiek nu voorschotelen?

O. Tot nu toe is mijn geboorteplaats en Heimat Groningen buiten beschouwing gebleven. Daar moet ter elfder ure natuurlijk nog wel even verandering in gebracht worden. Vandaar een fragment recht uit een van de plekken in Stad die mij hebben gevormd tot wie ik ben: Vera. Het betreft de registratie van een concert dat ik helaas niet in levende lijven heb mogen aanschouwen, maar dankzij de zegeningen van YouiTube kan ik het acht jaar na dato alsnog meebeleven alsof ik zelf vooraan stond.

W. Verwacht je van de kijkers dat ze daadwerkelijk een uur lang snoeiharde metal gaan uitzitten?

O. Ik verwacht niks, ik bied mensen slechts de mogelijkheid. Niks moet, alles mag. Maar ik kan in elk geval het bijna twaalf minuten lange openingsnummer Hearts Alive (1:27 - 13:11) van harte aanraden! En ook de tijdloze klassieker Iron Tusk (47:55 - 50:54) is niet te versmaden in deze onverwoestbare live-performance.

W. Als ik het goed heb hebben de meeste nummers die Mastodon tijdens het bewuste concert speelde betrekking op het boek Moby Dick van Herman Melville.

O. Dat hebben de redacteuren goed voor je uitgezocht, maar dat doet er nu verder niet echt toe. Laten we de muziek gewoon maar over ons heen komen als een allesverpletterend zeemonster.



W. Pfff dat hebben we tenminste achter de rug. Hier zag ik eigenlijk al de hele avond tegenop.

O. Maar geef toe dat het stiekem heel erg goed was.

W. Ok, jij je zin, het had zo af en toe wel wat inderdaad.

O. Dan is het nu volgens mij tijd voor het laatste saaie interview met een pratend hoofd over een hoogdravend onderwerp.

W.  Ja, maar waarom dan toch een neoconservatief als Roger Scruton?

O. In de eerste plaats is hij geen neoconservatief, een categorisatie die sowieso mijn inziens een paradoxale contradictio in terminis is (dat terzijde), maar een onversneden conservatief van de oude stempel. Uiteraard valt er zeker wel wat op hem af te dingen, zo heeft bijvoorbeeld nogal wat imagoschade opgelopen door zijn wat al te nauwe banden met de tabaksindustrie...

W. Behalve dat hij geen neoconservatief is heb je me nog niet kunnen overtuigen van de noodzaak zo'n vreemde eend in de bijt op te nemen.

O. Dat is juist het punt, als ik slechts mensen aan het woord laat bij wie ik vervolgens alleen maar "ja en amen" als commentaar heb, dan is er niks aan. Scruton weet op eloquente wijze een aantal standpunten te verwoorden waar ik het niet mee eens ben.

W. Toch snap ik het niet helemaal. Je geeft hier een uur zendtijd aan iemand met wie je het expliciet niet eens bent. Waarom doe je dat?

O. Om je geest scherp te houden moet je jezelf met een zekere regelmaat blootstellen aan opvattingen die niet de jouwe zijn. Het is met name de moeite als de opvattingen goed beargumenteerd en met overtuiging gepresenteerd worden.

W. Maakt het ook uit of de persoon met de tegengestelde mening sympathiek is?

O. Zeker, dat maakt het eenvoudiger om aandachtig naar hem of haar te luisteren en zorgt er voor dat ik me eerder openstel voor een opvatting die ik anders wellicht direct zou verwerpen.

W. Waar gaat het interview over?

O. Het is een vrij informeel vraaggesprek in een prettige ambiance in Boedapest. De gastheer, die volgens mij bepaald niet vijandig tegenover het conservatieve gedachtegoed staat, ondervraagt Scruton over in hoeverre moraliteit, cultuur en rechten relatief zijn.

W. En Scruton is faliekant tegen relativisme?

O. Ja, wel als het om cultuur en moraal gaat, maar niet als het om rechten gaat. In de zin dat hij vindt dat de aanspraak op universele rechten is doorgeschoten en dat elke samenleving zelf de wetgeving moet bepalen.

W. Hmmm, dat laatste heeft volgens mij nogal wat implicaties als het om de Europese Unie en dergelijke gaat.

O. Precies en daar gaat het hem deels ook om, hoewel hij mijns inziens uiteindelijk niet echt consequent is, aangezien hij niet wil aanvaarden dat de EU ook een samenleving kan vertegenwoordigen met bepaalde normen en waarden. Hij vindt dat de soevereiniteit van de natiestaat onaangetast moet blijven, hoewel hij toegeeft dat de natiestaat niet per definitie de enige denkbare samenlevingsvorm is, maar goede argumenten voor de voortdurende privileges van de natiestaat blijven achterwege.

O. Goed, laten we eerst maar aandachtig naar dit, voor de VPRO, dissidente geluid luisteren.



W. Op welk punt, los van het eerder genoemde aspect van de natiestaat, zie jij een zwakte in zijn verhaal?

O. Scruton steekt van wal tegen de cultuurrelativisten en zijn denken is duidelijke sterk beïnvloed door het conservatieve antiverlichtingsdenken uit de 18e en 19e eeuw. Frank Furedi heeft in zijn boek Where have all te intellectuals gone? voor mij duidelijk gemaakt dat beide stromingen (het moderne cultuurrelativisme en het antiverlichtings-conservatisme) feitelijk sterk verwant zijn.
Een van de vragenstellers lijkt dat door te hebben, zo blijkt uit zijn vraag: Hoe verhoudt het dogma van soevereiniteit in eigen kring zich met oppositie tegenover moreel en cultureel relativisme? Als elke gemeenschap het best zijn eigen regels kan vaststellen, is het dan ook niet gepast om niet te oordelen over de culturen en gebruiken van anderen en dus culturen als gelijkwaardig te beschouwen?
Scruton heeft hier wel een antwoord op, maar daarmee weet hij mij in elk geval niet te overtuigen. En dat is op wel meer punten het geval, hij is zich van de zwakheden in zijn denken bewust, maar zijn lapmiddelen om die zwakheden te verdoezelen vind ik niet echt overtuigend. Maar evengoed zou ik, als ik met hem debatteerde, ook een paar zwakke punten in mijn ideeën (voor zo ver die duidelijk uitgekristalliseerd zijn) hebben, waar hij dan weer zijn pijlen op zou kunnen rechten. Geen enkel mens heeft de waarheid in pacht en het is goed je dat steeds te beseffen.

W. Op welke punten overtuigde hij je wel?

O. Niet zo zeer een specifiek punt, maar mij spreekt vooral aan dat hij op elegante wijze conventional wisdom in Frage stellt. Zijn argumentatie aangaande mensenrechten is bijvoorbeeld interessant. We gaan er over het algemeen van uit dat er universele mensenrechten zijn (Scruton twijfelt volgens mij zelfs daar aan), maar we hebben eigenlijk geen goed beeld van hoe ver de universaliteit van mensenrechten reikt en wat er allemaal onder mensenrechten verstaan kan worden. De verkeerde manier van op critici als Scruton reageren, is de boodschapper aan te vallen, dus zeggen dat Scruton een reactionair is. Dit is volgens mij een volledig contraproductieve manier om met onwelgevallige geluiden om te gaan. Scruton brengt mijns inziens een valide punt aan de orde, waar niet vaak genoeg bij stil wordt gestaan. Alleen denk ik wel, dat ik uiteindelijk een ander standpunt in casu mensenrechten heb dan hij. Maar dat is helemaal niet erg, zolang we maar op een beschaafde manier met elkaar in gesprek blijven. We moeten altijd goed beseffen dat eigenlijk al onze handelingen gestuurd worden door een bepaald stelsel van normen en waarden en het is helemaal niet verkeerd om dat normatief waardestelsel af en toe kritisch onder de loep te nemen. Wellicht is het goed om Scruton nog even te plagen, door de reden om hem in deze avond op te nemen samen te laten vatten door iets wat hij waarschijnlijk bij uitstek als lage cultuur beschouwt, een songtekst van Built to Spill:

some things you can't explain
like why we're all embracing conventional wisdom 

in a world that's just so unconventional

W. Goed, de polemiek van Scruton tegenover het moreel relativisme heeft waarschijnlijk ook een zekere weerslag op je volgende fragment: Paranoid Android van Radiohead, afkomstig van hun inmiddels klassieke album OK Computer. Eerder op de avond zei je dat het album OK Computer voor jou een zelfde status heeft als London Calling van The Clash en Blonde on Blonde van Bob Dylan. Kun je dat nader toelichten?

O. Over de status van kunst valt natuurlijk veel te zeggen. Zeker nadat we Scruton's mening al op ons hebben kunnen laten inwerken. Is er zoiets als een absolute kwaliteit in kunst of is alles relatief en valt er daadwerkelijk niet over smaak te twisten? Voor beide opvattingen valt wat te zeggen en in die zin ben ik waarschijnlijk uiteindelijk een relativist. Maar voor mij persoonlijk zijn de drie genoemde albums alle drie essentieel geweest in de ontwikkeling van mijn muzieksmaak. En als er zoiets is als absolute kwaliteit, dan vermoed ik dat alle drie deze albums er van overlopen.

W. Hoe kijk je aan tussen de verhouding tussen klassieke muziek en popmuziek?

O. In dat opzicht heb ik ook een nogal relativistische kijk op de zaak, in de zin dat ik vind dat er binnen de popmuziek wel degelijk Grote Kunst in geproduceerd is en ik dus geen monopolie aan de klassiek muziek toeken op het gebied van schoonheid en diepere betekenis. Hoewel mijn kennis van de klassieke muziek niet zodanig is dat ik mij aan een kritische vergelijking wil wagen. En ik wil er ook aan toevoegen dat ik van mening ben dat er wel degelijk een absoluut onderscheid valt te maken tussen goede en minder goede popmuziek. Ik meen dat sommige uitingen binnen popmuziek hoge kunst zijn, maar lang niet alles. In heb dus nogal een hybride kijk op het dilemma van absolute kwaliteit van kunst tegenover de relatieve waarde van alles.

W. Goed, dat je een speciale status toekent aan OK Computer is duidelijk, maar waarom Paranoid Android?

O. Het is goed beschouwd toch wel hun magnum opus binnen hun magnum opus, dus ik kon er moeilijk aan voorbij gaan. Ik had er nog aan gedacht om een ander nummer van Radiohead te nemen of zelfs de reggaeversie van Paranoid Android, maar uiteindelijk gaat er toch niks boven het origineel. Zeker als men in ogenschouw neemt dat de bijbehorende videoclip ook nog eens fantastisch is.



W. Wat is, kort gezegd, de thematiek van het album OK Computer?

O. Het was volgens mij niet alleen een album over het leven in de moderne realiteit in al zijn dystopische verschrikking, maar ook over reïncarnatie en wedergeboorte. Volgens mij is het geen toeval dat het eerste nummer Airbag de zinsnede I am born again bevat en dat het laatste nummer The Tourist eindigt met wat lijkt op een naderend ongeluk. Als je het album op repeat luistert, krijg je zo een onophoudelijke cyclus van leven, dood en wedergeboorte. Dat lijkt wellicht mooi, behalve als je vaststelt dat je tijdens je leven gevangen zit in de nachtmerrie-achtige werkelijkheid van de hedendaagse maatschappij zoals die op OK Computer naar voren komt. Wat dat betreft is het interessant dat het thematisch aansluit op het magistrale boek Cloud Atlas van David Mitchell, waarin reïncarnatie ook een bal (hoewel dat volgens de critici eigenlijk niet meer dan een Engelstalige rip-off van de Hōjō no Umi-cyclus van Yukio Mishima schijnt te zijn, maar ach die boeken heb ik nog niet gelezen en op zichzelf vond ik Cloud Atlas fantastisch genoeg om zelfs indachtig enige adaptatie van een ander meesterwerk het nog steeds een groot werk te vinden. Imitatio et aemulatio zoals men vroeger reeds zei.). Maar goed, wat natuurlijk interessant is, is dat ook de futuristische dystopie in Cloud Atlas een belangrijke rol speelt. Hoewel Radiohead de dystopie nadrukkelijker in het heden plaatst, wat het misschien wel wat moeilijker te verteren maakt. Natuurlijk is het zo dat de muziek de aandacht van de tekst afleidt, zodat het wat minder in your face is dan als het sec poëzie of proza zou betreffen. En de muziek weet ook met haar metafysische schoonheid troost te bieden en verzacht zo de pijn die uit de tekst spreekt.

W. Dat is nogal wat. Denk je dus dat David Mitchell bewust de dystopie in de toekomst heeft gesitueerd, om het boek niet al te zwaar op de hand te maken?

O. Dat weet ik niet, maar feit is dat maatschappijkritiek toegankelijker is, als het niet expliciet op de huidige maatschappij van toepassing is. Wat dat betreft is de toch wel bijtende maatschappelijke kritiek vrijwel uniek in de hedendaagse popmuziek en wellicht zelfs wel uniek voor alle kunstuitingen. Ik kan me in elk geval geen ander voorbeeld voor de geest halen van zo een geslaagde en visionaire blik op het hedendaagse lijden.

W. Los van de indringende thematiek van hun werk, kun je toelichten waarom Radiohead volgens jou met OK Computer Grote Kunst heeft geschapen?

O. Dat is lastiger, beschrijven wat kunst met je doet en vooral waarom het iets met je doet, is niet eenvoudig. Ik zou de technische kwaliteiten van de muziek kunnen roemen, maar dat is volgens mij geen criterium. Technisch eenvoudige muziek kan evengoed magistraal zijn. Het heeft wellicht wat van doen met maturiteit, zoals men in Vlaanderen wel placht te zeggen. Het komt op mij over alsof Radiohead niet alleen een thematische, maar ook een muzikale climax wist te bereiken door het radicaal herscheppen en samenvoegen van bestaande genres. Hoe vaker ik naar OK Computer luister, hoe meer ik de gitaarteksturen van shoegaze-band My Blood Valentine er in terughoor. Alleen was My Bloody Valentine zelden zo gefocused en was My Bloody Valentine wellicht meer l'art pour l'art, in de zin van dat hun muziek geen maatschappelijke thematiek trachtte te verbeelden. Ik ben me er van bewust dat ik eigenlijk niet goed kan beargumenteren waarom OK Computer kunstzinnig hoogstaand is, maar dat wil ik eigenlijk ook helemaal niet. De beleving van kunst wordt er immers over het algemeen niet beter op als je te veel tracht uit te leggen, het risico ligt steeds op de loer dat je het kapot analyseert.

W. Dan gaan we maar van de catharsis van Radiohead door naar de climax van Sergio Leone.

O. Ja, de slotscène van misschien wel mijn favoriete film: For a few dollars more.

W. De kijkers die de gehele film nog niet gezien hebben, kunnen zij wellicht beter een andere kant op kijken of naar de wc gaan?

O. Als ze niet willen dat de afloop van de film verklapt wordt, zeker!

W. Waarom juist deze film en niet zijn latere en meer geprezen The good the bad and the ugly of Once upon a time in the west?

O. Omdat dit mijns inziens Sergio Leone in deze film aantoont dat men in de beperking de meester herkent.

W. De andere films zijn te overdadig?

O. Nja, de andere films zijn ook heel erg goed en hebben een zekere epische kwaliteit die hier minder nadrukkelijk is. Maar hier is de balans in tempo, muziek, actie en rustmomenten wat mij betreft perfect. En hoewel The good the bad and the ugly wel de best geregisseerde film ooit is genoemd, is For a few dollars more ook op dat vlak wat mij betreft zeker even goed.

W. Wat moet de kijker van tevoren weten over het verhaal?

O. Eigenlijk niks, denk ik. Kijk en geniet van de cameravoering, de montage, de muziek, de locatie en de gezichten, de gezichten, wat een gezichten!



W. En dan zijn wel al weer aangekomen bij het laatste muziekstuk van de avond. En het is weer hermetische geluidsbrij...

O. Nou, volgens mij is het een swingende klassieker!

W. Tja, wat zal ik nu nog zeggen.

O. Een majestueuze uitvoering van een tijdloze compositie, dat is wat het is! Het stuwende ritme, de euforische melodieën, de vervreemdende zang: een Duits-Japans gesamtkunstwerk dat wellicht hoogstens visueel ietwat gedateerd aan doet.

W. Ogen dicht en luisteren dus...

O. Nee, kijken én luisteren, het vakmanschap en de passie voor de kunst spat van het scherm!




W. Ik moet zeggen, dat viel alles mee. Het was inderdaad genieten van mooie muziek.

O. Dat is fijn om te horen.

W. Dan kunnen we deze uitzending dus toch nog mooi afsluiten.

O. Wat, alleen omdat jij een fragment wel een keer kon verdragen? Pfff, dat is ook wat moois, volgens mij ben ik nog altijd de gast en jij wordt dik betaald om gastheer te spelen. Jij dient je maar voor mij weg te cijferen!

W. *zucht* Laat ik hier verder maar niet op ingaan. Het is tijd voor keuzefilm. We hebben die helemaal aan het begin van de uitzending al ingeleid, maar het is wellicht goed er nog wat over te zeggen.

O. Het is een zwart-wit-film en het is geen romantische komedie, dus alle Volkskrant-magazine-lezende rosé-lurkers kunnen nu de tv uitzetten, voor zover ze niet allang afgehaakt zijn.

W. Goed, Andrei Rublev van Tarkovsky dus, drie uur lang Russisch filmgenot. Dan rest mij niks anders meer dan Oskar voor de interessante avond te danken en u allen een goede nacht te wensen.

O. Graag gedaan. Laten we als slot nog op de republiek drinken.

W&O: Op de republiek!



maandag 18 november 2013

Is de renaissance van de sociaaldemocratie aanstaande of doet de laatste sociaaldemocraat het licht uit?

De huidige tijd, waarin het failliet van het kapitalisme eens te meer aan het licht wordt gebracht, zou toch een zegen moeten zijn voor elke rechtgeaarde sociaaldemocraat. Als volleerde Cassandra's zouden ze nu toch en masse van de daken moeten schreeuwen dat het grootkapitaal het, zoals reeds lang tevoren voorspeld, verprutst heeft en dat het tijd is dat het gewone werkvolk orde op zaken stelt. Alleen wat je in de praktijk hoort, is doodse stilte. De corruptie van de macht lijkt de sociaaldemocratie van binnen te hebben uitgehold. Alle levenskracht is weggezogen door liberaal-economische parasieten. Operatie geslaagd, patiënt overleden.

De vraag rest of er nog reanimatie mogelijk is en of dat wenselijk is. Wellicht is het beter met een schone lei te beginnen zonder achtervolgd te blijven worden door de spoken uit het verleden. Maar het lijkt aan de andere kant ook niet zo handig om het wiel voor de tweede keer uit te moeten vinden. Liggen er nog sociaaldemocratische kroonjuwelen in de kast, die het waard zijn om afgestoft te worden? Of kunnen we de boedel, inclusief de langspeelplaten met strijdliederen, de rode banieren en de internationale solidariteit, beter meteen op Marktplaats dumpen?

Das war einmal...
Toen de lucht nog schoon was en de seks vies...

Laten we eerst maar even de huidige stand van zaken opnoteren. De hedendaagse partijen die zich nog sociaaldemocratisch durven te noemen, durven niet langer nog te pleiten voor maatregelen die tot een meer egalitaire maatschappij leiden. Waarom niet? Omdat ze zodanig geïndoctrineerd zijn door quasi-meritocratische eigen-verantwoordelijkheids-quatsch, dat ze zelf niet langer meer geloven in een gelijke spreiding van onderwijs, zorg, welvaart en kansen. Participatiesamenleving mijn achterwerk: als ze echt werk zouden wíllen maken van emancipatie en volksverheffing, dan zouden ze actief beleid moeten propageren dat dat ook daadwerkelijk voorstaat.

Want het punt is gewoon, dat in de dagelijkse praktijk op geen enkel moment blijkt dat sociaaldemocratische politici nog werkelijk geloven in de klassieke, tijdloze sociaaldemocratische idealen. Nu heb ik bewust een 'gedateerd' woord als volksverheffing gebruikt. Velen zullen zeggen dat dat een achterhaald begrip is. Maar willen zij mij dan ook even het bewijs leveren dat er geen onderklasse meer bestaat in de huidige maatschappij? Juist. De ongelijkheid groeit  en groeit en tegelijkertijd groeit de onvrede onder het volk, omdat juist de minst bedeelden zien dat er niks structureels aan hun achtergestelde positie wordt gedaan.

Natuurlijk, er zijn koopkrachtplaatsjes en berekeningen van het centraal planbureau. Maar met dat soort bureaucratisch en technocratisch gewauwel win je geen verkiezingen. Je moet de kiezers aanlokkelijke vergezichten tonen en ze wegen tonen om die vergezichten binnen bereik te brengen.Wat wil je doen om de participatie van de vrouwen op de arbeidsmarkt te vergroten? De bladibla-toeslag met 0,5% verhogen of stel je het volk goedkopere kinderopvang en ruimhartig ouderschapsverlof voor beide ouders in het vooruitzicht, met de kanttekening dat dat betaald wordt door een belastingverhoging. Het gaat om prioriteiten stellen, neem je genoegen met betekenisloze halve maatregelen of ben je bereid offers te vragen voor echt nieuw beleid?

Dit is maar een voorbeeld, maar als je de kiezer belooft dat de overheid wat voor ze kan betekenen, dan moet je ze niet beloven dat dat gratis en voor niks kan. Voor wat hoort wat en voor niets gaat de zon op. Wees realistisch in beloftes, maar durf ook ambitie te hebben.

Zoek de verschillen...
Wat wil ik?




















Zelf zou ik mezelf niet zo gauw als sociaaldemocraat willen classificeren. Zoals wellicht wel bekend is, hou ik niet zo van ideologische categorisatie. Ik heb echter wel sympathie voor het sociaaldemocratische gedachtegoed en ik vind het eigenlijk wel jammer dat het tegenwoordig zo slecht voor het voetlicht wordt gebracht door de daarvoor aangewezen instanties en personen. Maar goed, de tijd zal het leren of er ooit nog wat van terecht komt. Ik sluit niet uit dat er wellicht een nieuw progressief gedachtegoed geformuleerd zal worden, dat de plaats in zal nemen van de versleten frasen en holle strijdkreten. Er gloort voor alsnog in elk geval nog geen hernieuwde sociaaldemocratisch dageraad aan de horizon, terwijl de sterren toch gunstig staan.