vrijdag 29 november 2013

Wat maakt je tot een goed Vaderlander?

Ik probeer de kritiek maar voor te zijn. De kritiek dat ik, als ingezetene van een vreemde mogendheid, geen recht zou hebben mij kritisch uit te laten over enig onderwerp met betrekking tot ons aller Vaderland. Ik betaal geen belasting in Nederland, vervul geen nuttige rol in de samenleving, met andere woorden ik ben er niemand tot dienst. Wat geeft mij dan het recht mijn landgenoten te bekritiseren? Ik zou dan kortaf kunnen verwijzen naar de grondwet of mijn Nederlandse paspoort, maar ik moet zeggen dat ik het op zich wel een interessante kwestie vind. Laat mij er dus wat meer woorden aan wijden.

Mijn persoonlijke voorbeeld in deze, zoals in zovele zaken, is uiteraard Willem Frederik Hermans. Die jarenlang vanuit zelfverkozen ballingschap in Parijs de Nederlandse samenleving op de korrel nam en daar niet veel vrienden mee maakte. Terugkijkend kan men zeggen dat hij zijn criticasters eigenlijk altijd alle hoeken van de kamer liet zien en dat de kritiek op hem vaak weinig meer was dan kortzichtig kleinburgerlijk gejammer. Iets waar Hermans boven stond, hoewel hij het met verve bestreed.

Hermans met zijn enige bondgenoot?

Het lijkt de eenvoudige optie, als relatieve buitenstaander je gal spuwen. Maar het is uiteindelijk een weinig dankbare positie. Terwijl de overschatte Harry Mulisch zich jaar op jaar in Amsterdam zich door ja-knikkers liet fêteren, ploeterde Hermans in eenzaamheid voort, al vechtend tegen de bierkaai van het wantrouwen. Uiteraard werd hij geprezen als romancier, maar hij werd volgens mij nooit echt op waarde geschat. Veel goeds heeft de Nederlands literatuur in de twintigste eeuw waarschijnlijk niet voortgebracht, maar met Hermans hebben we daadwerkelijk een Gigant van internationale allure. Helaas realiseren weinigen zich dat.

Tot dusver heb ik mij achter grote voorbeelden verscholen en de kernvraag onaangeroerd gelaten: waarom ik van uit het buitenland mijn visie uit. Omdat je pas vanaf een afstand echt ziet wat een schilderij voorstelt. Als je middenin het Korenveld met kraaien staat, zie je een bonte opeenvolging van kleurrijke strepen. Pas als je buiten de voorstelling treedt, ontvouwt de gehele voorstelling zich.Of het een morbide voorstelling is, of dat er juist hoop aan ontleend kan worden, is natuurlijk open voor vele interpretaties. Maar zonder overzicht is er sowieso geen beginnen aan.

"Ik weet bijna zeker dat ik in die doeken datgene heb verwoord wat ik niet in woorden uit kan drukken..."

Toch zullen er mensen blijven zijn, die zeggen dat ik het nest bevuil. Prima, maar een ieder zal het toch met mij eens zijn dat een vogel op een gegeven moment het nest moet verlaten. Ik kan toch moeilijk mijn hele leven lang een hulpeloos kuikentje blijven? Ik kies voor de weg van de meeste weerstand, niet voor de gebaande paden. Vandaar dat ik mezelf ook geestelijk op de weerstand voorbereid en ik de gemakzuchtige kritiek voor probeer te zijn.

Tot slot zou ik tot mijn landgenoten willen zeggen:

Wees blij dat Uw lot mij niet koud laat.
Wees blij dat ik Uw problemen de mijne acht
Wees blij dat ik mijn staatsburgerschap serieus neem.
En neem mij vooral niet al te serieus, in elk geval niet serieuzer dan U Uzelf neemt.

donderdag 28 november 2013

De mens na het einde der tijden

Het einde der tijden komt. En de kans is groot dat de mens als soort het overleeft. Er zijn immers mensen in groten getale over de hele wereld en er zijn nog altijd plekken op Aarde waar de mens in staat is een min of meer zelfvoorzienend bestaan te leven. Want met het einde der tijden denk ik niet aan een soort goddelijke apocalyps, maar aan het ineenstorten van de beschaving zoals we die kennen. Wat dat betreft is de toekomstvisie die David Mitchell in zijn hier reeds eerder benoemde boek Cloud Atlas schetst erg vormend voor mij geweest. Hierin wordt eerst een beangstigende toekomst geschetst waarin de menselijke hybris een hoogtepunt bereikt in een soort wanstaltige Brave New World van consumentisme en kapitalisme. In een volgende episode wordt dan het lot van de mensheid na de Val geschetst. Hierin is de mensheid vervallen tot tribale clans die elkaar ouderwets met middeleeuwse wapens het leven zuur maken.

De dystopische toekomstvisie van David Mitchel, zoals verbeeld door George Hull.

Hoe het precies tot de Val is gekomen, wordt in het boek verder niet gespecificeerd. Er wordt wel zo hier en daar wel verwezen naar ecologische en klimatologische rampspoed, maar de exacte oorzaak of het complex aan oorzaken wordt (gelukkig) aan de verbeelding van de lezer over gelaten. En het verhaal van hoe de mensheid na de Val voortleeft, wordt ook meer in metaforische zin, dan in letterlijke zin behandeld. Wellicht dat daarom ook de verfilming van Cloud Atlas gedoemd was te mislukken, een boek dat drijft op metaforen en ideeën is immers lastig in een vastomlijnd script te vatten.

Een andere schets die George Hull voor de verfilming van Cloud Atlas maakte.

Maar goed, wat wacht de mens in een wereld zonder beschaving of alomtegenwoordige technologie? Keren we terug naar de steentijd? Raken grote delen van de planeet ontvolkt? Nemen door ons genetisch materiaal gevormde cyborgs de macht over? Het zijn allemaal mogelijke scenario's, die een ding gemeen hebben. De mensheid zal over het nodige aanpassingsvermogen moeten bezitten, wil het de catastrofes die on wachten te boven komen. Er is wel gesuggereerd dat in de vroege geschiedenis van de Moderne Mens er al eens een bijna-doodervaring is geweest voor de mensheid toen zo'n 70.000 jaar geleden de supervulkaan Toba uitbarstte. Uiteindelijk is Homo sapiens die tegenslag te boven gekomen, aangezien we heden ten dage ons meester van onze planeet achtten.

Een vulkaan als Toba kan echter op elk moment weer uitbarsten, een epidemie kan uitbreken, een planetoïde kan inslaan. Met het geluk valt niet te spotten. En het is de vraag of de mens vandaag de dag niet kwetsbaarder is dan 70.000 jaar geleden. De omvang en verspreiding van onze soort mag dan vele malen groter zijn dan toen, ons aanpassingsvermogen is echter omgekeerd evenredig afgenomen. Onze samenlevingen zijn zo extreem complex geworden, dat een kleine verstoring van het evenwicht er al toe kan leiden dat bijvoorbeeld de voedselvoorziening voor miljoenen mensen acuut in gevaar komt. En het labiele evenwicht wordt constant bedreigd, niet in de laatste plaats door de roofbouw die we zelf op onze planeet plegen.

Er zijn mensen die uit voorzorg terug proberen te gaan naar een meer autarkische samenlevingsvorm. Echter als je uit voorzorg voor de opwarmende atmosfeer en de stijgende zeespiegel in de binnenlanden van Scandinavië een boerderij begint, dan zul je altijd zien dat de Golfstroom er ook mee ophoudt, waardoor Noord-Europa alsnog in een toendra verandert. Catastrofes zijn in de regel niet te voorspellen. Het lijkt mij dan ook maar het beste om het devies van Schopenhauer "het ergste moet nog komen" ter harte te nemen en verder met stoïcijnse onverschilligheid of epicuristisch optimisme de harde werkelijkheid van alledag te aanvaarden.


woensdag 27 november 2013

Mag ik dat zeggen? Ja, dat mag ik zeggen.

Ik stelde in mijn vorige beschouwing dat veel mensen elk voorstel om Zwarte Piet minder zwart te maken beschouwen als een directe aanval op de Nederlandse cultuur. Dit onderbuikgevoel is natuurlijk direct opgepikt door de man die steeds de vinger aan de pols van het gesundes Volksempfinden heeft: Geert Wilders en zijn kameraden van de PVV. Toen de discussie dit jaar weer de kop op stak, wist de PVV direct de twijfel aan een pikzwarte Zwarte Piet te duiden als een van de onverkwikkelijke uitkomsten van de oh zo verderfelijke multiculturele samenleving. Dat dit geen toeval is, maar deel uit maakt van een slim politiek spel, zal ik duidelijk proberen te maken in de rest van mijn vertoog.



Dat ik deze parlementariërs hier weer aan het woord laat, vind ik eigenlijk te veel eer. Ze hebben immers genoeg ruimte om hun zegje te doen, maar ik kan ook niet om hun rechtmatige functie van volksvertegenwoordiger heen. Want hoe ik het wend of keer, ze vertegenwoordigen het volk. Dat ze daarbij van populistische middelen gebruik maken, is ze uiteindelijk goed recht: Net zo als het mij goed recht is om uitdrukkelijk te zeggen dat ze mij niet vertegenwoordigen. Niet alleen heb ik niet op hun gestemd, ik kan me ook in het geheel niet vinden in hun manier van politiek bedrijven. Maar houdt dat ook in dat hun politieke tegenstanders hen met fluwelen handschoenen aan moeten pakken, om zo maar geen vuile handen te maken als het om de aanpak van het populisme gaat?

De vraag reist dan ook bij mij of je in de politiek dieven met dieven vangt. Moet populisme met populisme bestreden worden? Moet je je moreel hoger achten dan je tegenstander en je dus ook op die manier gedragen. Is negeren, belerend toespreken of Roomser dan de Paus zijn, de juiste tactiek? Of moet je juist nog smerigere trucs uithalen om je tegenstander zwart te maken. Dat laatste gebeurt vaker dan we denken en is eigenlijk vrijwel altijd contraproductief. Omdat het volk ook niet achterlijk is. De meest veelvoorkomende steek onder water is de welbekende reductio ad hitlerum, die ik ook ter voorbeeld, subtiel of niet, in de eerste alinea heb verwerkt. Door je tegenstander met een moorddadig regime te associëren, doe je eigenlijk vrijwel altijd voorkomen dat je geen echt goede tegenargumenten hebt of dat je je in het debat te veel door emoties laat leiden.

Wilders is geen crimineel en de PVV is geen criminele organisatie, dus vergelijkingen met misdadigers en misdadige organisaties gaan per definitie mank. Wilders mag ik volgens mij echter best racistisch en xenofoob noemen, al was het maar omdat dat gewoon mijn mening is. Het komt er echter op aan, goede en overtuigende argumenten voor zo'n mening te vinden, die niet alleen mij overtuigen, maar ook het potentiële PVV-electoraat, als je de confrontatie echt aan wil gaan. En dat is wat een stuk lastiger is. Het is immers makkelijk voor eigen parochie te preken, in mijn geval de ruimdenkende, hoogopgeleide wereldburger. Wat ik hier in wezen ook doe.

Mijn mede-wereldburger Arnon Grunberg nam onlangs een duidelijk standpunt in, toen hij in de Volkskrant voor eigen parochie preekte: "Overigens is een land waar Zwarte Piet wel en Geert Wilders niet wordt bestreden door en door hypocriet." Iets waar ik het in principe alleen maar mee eens kan zijn, het is alleen de vraag of dat werkelijk de situatie is. De meerderheid van de Nederlandse bevolking steunt immers wel Zwarte Piet maar niet Geert Wilders, wellicht is er ergens dus nog wel hoop.

Populisme op volle toeren

Toch blijft het een interessant koppel, Geert Wilders en Zwarte Piet. De moslimhater en de kindervriend. Op het oog hebben ze niks met elkaar gemeen, maar toch meen ik dat beiden op bepaalde punten racistisch geacht kunnen worden. En van die vreemde samenhang maakt Wilders erg handig gebruik. Mensen die Zwarte Piet afwijzen worden weggezet als handlangers van een anti-Nederlandse complot, gesteund door de VN, EU, Linkse Kerk en andere usual suspects.  De PVV past een hele slimme tactiek toe, die eens te meer bewijst dat Wilders volgens mij op bepaalde punten de meest getalenteerde politicus van Nederland is: de techniek van de politieke toe-eigening. Ze proberen van een algemeen geliefd figuur als Zwarte Piet de vaandeldrager van hun populistische politiek te maken.

En dat is nou net een verschijnsel waar de politieke tegenstanders van Wilders het volk op moeten wijzen en bewust van moeten maken. Dat de argumentatie: wie tegen een zwarte Zwarte Piet is, is tegen de Nederlandse cultuur, helemaal nergens op slaat. Je kunt best tegen een zwarte Zwarte Piet zijn, maar nog steeds een groot voorstander zijn van het Sinterklaasfeest, een enigszins ander vormgegeven Piet incluis. En zelfs al heb je niks met Sinterklaas, dan hoef je nog helemaal niet de Nederlandse cultuur als geheel te ondermijnen.

Politici aan de andere kant van het spectrum zijn echter bang om de confrontatie met Wilders aan te gaan. Omdat ze vrezen dat elke confrontatie bij voorbaat een verloren confrontatie is. Ze hoeven echter helemaal geen stelling tegen Zwarte Piet in te nemen, ze hoeven alleen maar de populistische politieke toe-eigening van Zwarte Piet door de PVV expliciet af te keuren. Ze zijn bang er een politiek punt van te maken, terwijl de PVV door heeft dat het al lang een politiek punt is.

zaterdag 23 november 2013

De dingen bij de naam noemen

Zoals eerder gememoreerd ben ik aangemoedigd om man en paard te noemen in mijn beschouwingen. Ik zal dan bij deze onthullen dat mijn ietwat hermetische artikel over vrijdenken en de natiestaat is geschreven naar aanleiding van het hoogstaande Zwarte Piet-debat. Omdat het artikel in principe op elk denkbaar controversieel onderwerp (prostitutie, euthanasie, doodstraf, noem maar op) van toepassing kan zijn en ik niet wilde dat het artikel door een beroete bril gelezen zou worden, had ik de aanleiding in eerste instantie achterwege gelaten. Nu de ergste rookwolken van het slagveld zijn opgetrokken, is het wellicht tijd de stand van zaken met distantie te overdenken. Met andere woorden, om mij alsnog in een akelig wespennest te storten. Want zo valt het hele debat wellicht wel het best te kwalificeren: akelig.

En dat is misschien wel het punt. Dat het lijkt alsof we niet op een normale manier met elkaar om kunnen gaan en dat we tegelijkertijd als de dood zijn in onze identiteit aangetast te worden door iets aan een traditie aan te moeten passen. Terwijl elke traditie een bepaalde culturele ontwikkeling heeft doorgemaakt en door de loop van de geschiedenis constant aangepast is. Maar die aanpassingen gingen meestal terloops, haast onbewust. Het wordt 'gevaarlijk' gevonden als de aanpassingen bewust gebeuren. Want dan lijkt het alsof achter die kleine aanpassing een gedachte schuil gaat, die uiteindelijk nog veel meer aanpassingen van ons zal eisen. Terwijl dat natuurlijk zeer de vraag is.

Goed, maar om bij de kern van het debat terug te keren. Zwarte Piet. Is een zwarte Zwarte Piet racistisch? Tja. Er zijn mensen die Zwarte Piet racistisch vinden en daar zijn ook wel goede redenen voor, vind ik. Maar moet je de minderheid van de bevolking, en wellicht de buitenlandse publieke opinie, tegemoet komen en een kinderfeest aanpassen, tegen de zin van de meerderheid van de bevolking? Dat is een goede vraag. Laten we eerst maar eens naar Anousha Nzume,
een tegenstander van de zwarte Zwarte Piet, kijken en luisteren.



De vergelijking met Rusland is wellicht wat overtrokken, maar dat moet kunnen. Uiteraard is Nederland geen politiestaat zoals Rusland, maar de tegenstanders van Zwarte Piet worden evengoed weggezet als gekke henkies, die met hun poten van onze cultuur moeten afblijven. En zodra bleek, dat de argumentatie van de voorstanders van Zwarte Piet voornamelijk daar om draaide, kwam voor mij de omslag.

In voorgaande jaren leek het ressentiment tegenover Zwarte Piet hoofdzakelijk afkomstig van Amerikaanse toeristen en expats. En dat ressentiment was begrijpelijk en verklaarbaar uit het veel grotere racistische stigma dat in de VS kleeft aan het concept blackface. In Amerika was het tot aan de Tweede Wereldoorlog niet ongebruikelijk voor entertainers om in blackface (zwart geschminkt met rode lippen) op te treden en in een aanzienlijk deel van zulke shows werden zwarten belachelijk gemaakt. Met de voortschrijdende verwerking van het Amerikaanse slavernijverleden en de opkomst van de burgerrechtenbeweging werd blackface steeds meer gezien als een uitting van cultureel racisme en is tegenwoordig voltrekt taboe.

Is blackface een deel van ons erfgoed waar we tegenwoordig trots op moeten zijn?

Dus tot dusver dacht ik dat de veroordeling van Zwarte Piet simpelweg op een cultureel misverstand berustte. In Nederland is er geen vergelijkbaar taboe op blackface en Zwarte Piet is dus aanvaardbaar. We moeten het alleen goed uitleggen aan de Amerikanen en ons van de culturele verschillen en gevoeligheden bewust zijn. Daar denk ik nu dus iets anders over en dat is niet omdat de tegenstanders met veel betere argumenten zijn gekomen.

In Nederland geeft men vaak hoog op over de geneugten van het recht voor zijn raap zijn. De dingen bij de naam noemen. Buitenstaanders interpreteren dit meestal als botheid en een gebrek aan omgangsvormen. De botheid is denk ik een kwestie van smaak, maar het gebrek aan omgangsvormen klopt denk ik wel, als het om het publieke debat gaat. Aangaande de privésfeer geen kwaad woord over mijn geliefde landgenoten, maar in de openbare arena van het vrije woord maken we er een puinhoop van.

Goed, maar weer terug naar het onderwerp Zwarte Piet. Want de tegenstanders van onze beroete kindervriend kregen deze hete herfst een ongekende bak stront over zich heen. In plaats van met goede argumenten voor het behoud van zijn donkergetinte huidskleuren te komen, beschoten de Zwarte Piet-aficionado's en masse de gezanten van deze ongewenste boodschap (te weten: dat het ook voor deze traditie wellicht tijd was om de stap te zetten naar de moderne tijd). Dat kon toch echt niet. Dit was de nagel aan de doodskist van alles wat ons dierbaar was. Zwarte Piet is zwart doordat hij door schoorstenen klautert en daarmee uit! En zij die ook maar twijfelden aan de enig correcte huidskleur van de Pieterbaas waren on-Nederlands, racisten (?), links, achterlijk, moslims, buitenlanders, nazi's en weet ik wat niet meer. Al met al, geen soepele dialoog.

Vooralsnog blijft het Nederlandse volk massaal voor een zwarte Zwarte Piet.

Uiteraard chargeer ik. De meesten klikten keurig 'vind ik leuk' op de Pietitie en ploeterden vervolgens rustig voort in hun grauwe burgermans(m/v)bestaan. Dat er echter geen constructief debat plaatsvond, was wel duidelijk. En de centrale olifant in de kamer bleef al helemaal buiten schot: alledaags racisme in Nederland.

Want zij die goed hebben geluisterd naar mevrouw Nzume, weten dat het daar eigenlijk om gaat. Het zou uiteindelijk niet uit moeten maken wat voor kleur Zwarte Piet heeft, maar dat het voor sommige mensen momenteel wel aanstootgevend is, heeft er alles mee te maken dat voor velen racisme aan de orde van de dag is. Nu hoor ik mijn lezers direct zeggen: Nederland is niet racistisch en ik al helemaal niet. En daar zit vermoedelijk het probleem. De ontkenningsfase. Er zijn zwarte en witte scholen. Allochtonen zijn vaker werkloos, lager opgeleid, worden in uitgaansgelegenheden geweigerd. Wijken zijn gesegregeerd. En toch houdt iedereen stellig vol dat er geen racisme is in Nederland. Alsof die droom werkelijkheid wordt als we het maar vaak genoeg hardop zeggen. De wens is hier mijns inziens duidelijk de vader van de gedachte.

Wat te doen? Moeten we Zwarte Piet een andere kleur geven? Tja, daar ga ik niet over en zoals gezegd maakt het mij persoonlijk eigenlijk weinig uit. Wat ik veel essentiëler vind, is dat we op een fatsoenlijke manier met minderheden in ons land om moeten gaan en hun grieven serieus moeten nemen. Het is aanlokkelijk om in een wij-zij-retoriek te vervallen, maar uiteindelijk schiet je daar niks mee op. Het heeft geen zin mensen met een andere opvatting te vrezen of te haten. Om met Yoda af te sluiten: "Fear is the path to the dark side. Fear leads to anger, anger leads to hate, hate leads to suffering."

vrijdag 22 november 2013

Ideologie en technocratie, van de regen in de drup?

Naar aanleiding van de kritiek op mijn eerdere artikel over ideologie, ben ik al ingegaan op het aspect populisme. Nu is het tijd om een verhandeling te weiden aan technocratie. Ik verkondigde eerder dat er geen causaal verband is tussen de opkomst van populisme en de neergang van ideologieën. Technocratie is echter volgens mij wél een mogelijk gevolg van het losschudden van ideologische veren of zelfs van democratisch verval. Op het gebied van de technocratie ben ik het dus in principe eens met mijn anonieme opponent, ook in de zin dat ik überhaupt geen heil zie in een puur technocratische politiek. Hoe ik dit alles beschouw, zal ik proberen toe te lichten.

 
McCloskey & Söderberg
Uw correspondent





















Eerst wist ik niet zo goed wat ik met het concept technocratie aan moest. Het is een nogal lastig begrip en ik weet er sowieso buitengewoon weinig van af. Totdat ik vandaag de buitengewoon interessante promotie van Gabriel Söderberg in Uppsala bijwoonde en ik de grondstoffen voor dit artikel aangereikt kreeg. In de rede van de opponent, professor Deirdre McCloskey, en tijdens Söderberg's verdediging, werd mij langzaam duidelijk waar de schoen wringt als het om technocratie gaat. Politici schuiven verantwoordelijkheden af op de (economische) wetenschappen en verwachten dat de wetenschappers alle problemen kunnen oplossen. Zo simpel werkt het natuurlijk niet.

Al was het maar omdat economen en andere wetenschappers het aantoonbaar slechter doen, als zij aan het roer worden gezet, dan democratisch gekozen leken. Zo heeft de de Deense econoom Bent Flyvbjerg overtuigend aangetoond. En dat is wellicht wel zo geruststellend, want dan hoeft onze huidige democratie nog niet meteen bij het grofvuil. Maar het feit is dat zodra politici zich minder door ideologieën laten leiden, ze meer geneigd zijn tot het afschuiven van verantwoordelijkheid.

En economen en andere wetenschappers zijn nooit de onafhankelijke experts die ze wellicht beweren te zijn. Ten eerste is een echte expert geen wetenschapper, want: een echte expert is bang nieuwe dingen te leren, omdat hij dan geen expert meer zou zijn, om de notoir anti-intellectuele president Truman te parafraseren. En echt onafhankelijk zijn technocraten natuurlijk ook nooit. Wie betaalt, bepaalt, is ook hier de gouden regel. En hoe je het ook wendt ook keert, technocratische wetenschappelijke adviseurs zullen altijd de belangen van hun opdrachtgevers in het oog houden. En als er de wetenschappers zelf een rationeel technocratisch regime stichten, dan zullen ze ook meer belang hechten aan het aan de macht blijven, dan de geïdealiseerde Platonische filosoof-koning wellicht zou moeten doen. Macht corrumpeert immers zonder aanziens des persoons.

Over het geloof dat politici in de economische wetenschap stellen, zei McCloskey: "Belief in science is like magic. politici verwachten van economen simpele en onfeilbare antwoorden op complexe vragen en sommige economen menen ook nog eens dat dat mogelijk is." Iets waar ik het, gezien mijn eerdere litanie van gelijke strekking, natuurlijk alleen maar mee eens kan zijn.

Nog niet gelezen, uiteraard

De oplossing voor de richtingloosheid die de politiek treft sinds velen hun ideologische kompas verloren hebben, ligt dus niet per definitie in de wetenschap. En meer technocratie is wat mij betreft niet persé een wenselijke ontwikkeling. Advies inwinnen bij adviseurs is zeker niet slecht, maar uiteindelijk moeten de politici beslissen en verantwoordelijkheid nemen. En zij zullen zich daarbij in de eerste plaats moeten laten leiden hun eigen idealen, politieke doelen en machtshonger. De oorlogsmisdadiger Henry Kissinger schijnt gezegd te hebben: "Academic politics are so vicious because the stakes are so small." Laten we dat vooral zo houden en de wetenschappers de universiteiten laten besturen en niet het land.

dinsdag 19 november 2013

Zomergasten (deel 6, slot)

Wilfiried de Jong: Omgeven door duisternis vangen we de afsluiting van deze avond aan.

Oskar: Je begint al haast een beetje als mij te klinken!

W. Wat wil je ook na bijna drie uur je gezeur te hebben moeten aanhoren. Maar laten we maar zo snel mogelijk naar het eerste fragment gaan, dat eindelijk wat lichtere kost betreft.

O: Ja, humor om te lachen uit de oude doos! Want, als we dan toch een trip down memory lane maken, dan kunnen we het beter goed doen. En dan wel met het beste wat de hybridisatie van Amerikaans en Nederlands theater ooit voort heeft gebracht: Bert en Ernie. Zoals een goede vriend van mij meent dat het in de wereldliteratuur enkel bergafwaarts is gegaan sinds Homeros de Illias componeerde, zo zou ik willen stellen dat het in mijn persoonlijke televisiebeleving nooit iets aan Bert en Ernie heeft kunnen tippen. Het betreft dan uiteraard de tijdloze interpretatie van ons aller pluchen vriendenpaar door Paul Haenen en Wim T. Schippers.

W. Je weet zelfs aan Bert en Ernie een pretentieuze draai te geven!

O. Als er iets een pretentieuze introductie verdient, dan is het wel Bert en Ernie!



W. Tot zover Bert en Ernie. Welk cultureel hoogtepunt wil je ons publiek nu voorschotelen?

O. Tot nu toe is mijn geboorteplaats en Heimat Groningen buiten beschouwing gebleven. Daar moet ter elfder ure natuurlijk nog wel even verandering in gebracht worden. Vandaar een fragment recht uit een van de plekken in Stad die mij hebben gevormd tot wie ik ben: Vera. Het betreft de registratie van een concert dat ik helaas niet in levende lijven heb mogen aanschouwen, maar dankzij de zegeningen van YouiTube kan ik het acht jaar na dato alsnog meebeleven alsof ik zelf vooraan stond.

W. Verwacht je van de kijkers dat ze daadwerkelijk een uur lang snoeiharde metal gaan uitzitten?

O. Ik verwacht niks, ik bied mensen slechts de mogelijkheid. Niks moet, alles mag. Maar ik kan in elk geval het bijna twaalf minuten lange openingsnummer Hearts Alive (1:27 - 13:11) van harte aanraden! En ook de tijdloze klassieker Iron Tusk (47:55 - 50:54) is niet te versmaden in deze onverwoestbare live-performance.

W. Als ik het goed heb hebben de meeste nummers die Mastodon tijdens het bewuste concert speelde betrekking op het boek Moby Dick van Herman Melville.

O. Dat hebben de redacteuren goed voor je uitgezocht, maar dat doet er nu verder niet echt toe. Laten we de muziek gewoon maar over ons heen komen als een allesverpletterend zeemonster.



W. Pfff dat hebben we tenminste achter de rug. Hier zag ik eigenlijk al de hele avond tegenop.

O. Maar geef toe dat het stiekem heel erg goed was.

W. Ok, jij je zin, het had zo af en toe wel wat inderdaad.

O. Dan is het nu volgens mij tijd voor het laatste saaie interview met een pratend hoofd over een hoogdravend onderwerp.

W.  Ja, maar waarom dan toch een neoconservatief als Roger Scruton?

O. In de eerste plaats is hij geen neoconservatief, een categorisatie die sowieso mijn inziens een paradoxale contradictio in terminis is (dat terzijde), maar een onversneden conservatief van de oude stempel. Uiteraard valt er zeker wel wat op hem af te dingen, zo heeft bijvoorbeeld nogal wat imagoschade opgelopen door zijn wat al te nauwe banden met de tabaksindustrie...

W. Behalve dat hij geen neoconservatief is heb je me nog niet kunnen overtuigen van de noodzaak zo'n vreemde eend in de bijt op te nemen.

O. Dat is juist het punt, als ik slechts mensen aan het woord laat bij wie ik vervolgens alleen maar "ja en amen" als commentaar heb, dan is er niks aan. Scruton weet op eloquente wijze een aantal standpunten te verwoorden waar ik het niet mee eens ben.

W. Toch snap ik het niet helemaal. Je geeft hier een uur zendtijd aan iemand met wie je het expliciet niet eens bent. Waarom doe je dat?

O. Om je geest scherp te houden moet je jezelf met een zekere regelmaat blootstellen aan opvattingen die niet de jouwe zijn. Het is met name de moeite als de opvattingen goed beargumenteerd en met overtuiging gepresenteerd worden.

W. Maakt het ook uit of de persoon met de tegengestelde mening sympathiek is?

O. Zeker, dat maakt het eenvoudiger om aandachtig naar hem of haar te luisteren en zorgt er voor dat ik me eerder openstel voor een opvatting die ik anders wellicht direct zou verwerpen.

W. Waar gaat het interview over?

O. Het is een vrij informeel vraaggesprek in een prettige ambiance in Boedapest. De gastheer, die volgens mij bepaald niet vijandig tegenover het conservatieve gedachtegoed staat, ondervraagt Scruton over in hoeverre moraliteit, cultuur en rechten relatief zijn.

W. En Scruton is faliekant tegen relativisme?

O. Ja, wel als het om cultuur en moraal gaat, maar niet als het om rechten gaat. In de zin dat hij vindt dat de aanspraak op universele rechten is doorgeschoten en dat elke samenleving zelf de wetgeving moet bepalen.

W. Hmmm, dat laatste heeft volgens mij nogal wat implicaties als het om de Europese Unie en dergelijke gaat.

O. Precies en daar gaat het hem deels ook om, hoewel hij mijns inziens uiteindelijk niet echt consequent is, aangezien hij niet wil aanvaarden dat de EU ook een samenleving kan vertegenwoordigen met bepaalde normen en waarden. Hij vindt dat de soevereiniteit van de natiestaat onaangetast moet blijven, hoewel hij toegeeft dat de natiestaat niet per definitie de enige denkbare samenlevingsvorm is, maar goede argumenten voor de voortdurende privileges van de natiestaat blijven achterwege.

O. Goed, laten we eerst maar aandachtig naar dit, voor de VPRO, dissidente geluid luisteren.



W. Op welk punt, los van het eerder genoemde aspect van de natiestaat, zie jij een zwakte in zijn verhaal?

O. Scruton steekt van wal tegen de cultuurrelativisten en zijn denken is duidelijke sterk beïnvloed door het conservatieve antiverlichtingsdenken uit de 18e en 19e eeuw. Frank Furedi heeft in zijn boek Where have all te intellectuals gone? voor mij duidelijk gemaakt dat beide stromingen (het moderne cultuurrelativisme en het antiverlichtings-conservatisme) feitelijk sterk verwant zijn.
Een van de vragenstellers lijkt dat door te hebben, zo blijkt uit zijn vraag: Hoe verhoudt het dogma van soevereiniteit in eigen kring zich met oppositie tegenover moreel en cultureel relativisme? Als elke gemeenschap het best zijn eigen regels kan vaststellen, is het dan ook niet gepast om niet te oordelen over de culturen en gebruiken van anderen en dus culturen als gelijkwaardig te beschouwen?
Scruton heeft hier wel een antwoord op, maar daarmee weet hij mij in elk geval niet te overtuigen. En dat is op wel meer punten het geval, hij is zich van de zwakheden in zijn denken bewust, maar zijn lapmiddelen om die zwakheden te verdoezelen vind ik niet echt overtuigend. Maar evengoed zou ik, als ik met hem debatteerde, ook een paar zwakke punten in mijn ideeën (voor zo ver die duidelijk uitgekristalliseerd zijn) hebben, waar hij dan weer zijn pijlen op zou kunnen rechten. Geen enkel mens heeft de waarheid in pacht en het is goed je dat steeds te beseffen.

W. Op welke punten overtuigde hij je wel?

O. Niet zo zeer een specifiek punt, maar mij spreekt vooral aan dat hij op elegante wijze conventional wisdom in Frage stellt. Zijn argumentatie aangaande mensenrechten is bijvoorbeeld interessant. We gaan er over het algemeen van uit dat er universele mensenrechten zijn (Scruton twijfelt volgens mij zelfs daar aan), maar we hebben eigenlijk geen goed beeld van hoe ver de universaliteit van mensenrechten reikt en wat er allemaal onder mensenrechten verstaan kan worden. De verkeerde manier van op critici als Scruton reageren, is de boodschapper aan te vallen, dus zeggen dat Scruton een reactionair is. Dit is volgens mij een volledig contraproductieve manier om met onwelgevallige geluiden om te gaan. Scruton brengt mijns inziens een valide punt aan de orde, waar niet vaak genoeg bij stil wordt gestaan. Alleen denk ik wel, dat ik uiteindelijk een ander standpunt in casu mensenrechten heb dan hij. Maar dat is helemaal niet erg, zolang we maar op een beschaafde manier met elkaar in gesprek blijven. We moeten altijd goed beseffen dat eigenlijk al onze handelingen gestuurd worden door een bepaald stelsel van normen en waarden en het is helemaal niet verkeerd om dat normatief waardestelsel af en toe kritisch onder de loep te nemen. Wellicht is het goed om Scruton nog even te plagen, door de reden om hem in deze avond op te nemen samen te laten vatten door iets wat hij waarschijnlijk bij uitstek als lage cultuur beschouwt, een songtekst van Built to Spill:

some things you can't explain
like why we're all embracing conventional wisdom 

in a world that's just so unconventional

W. Goed, de polemiek van Scruton tegenover het moreel relativisme heeft waarschijnlijk ook een zekere weerslag op je volgende fragment: Paranoid Android van Radiohead, afkomstig van hun inmiddels klassieke album OK Computer. Eerder op de avond zei je dat het album OK Computer voor jou een zelfde status heeft als London Calling van The Clash en Blonde on Blonde van Bob Dylan. Kun je dat nader toelichten?

O. Over de status van kunst valt natuurlijk veel te zeggen. Zeker nadat we Scruton's mening al op ons hebben kunnen laten inwerken. Is er zoiets als een absolute kwaliteit in kunst of is alles relatief en valt er daadwerkelijk niet over smaak te twisten? Voor beide opvattingen valt wat te zeggen en in die zin ben ik waarschijnlijk uiteindelijk een relativist. Maar voor mij persoonlijk zijn de drie genoemde albums alle drie essentieel geweest in de ontwikkeling van mijn muzieksmaak. En als er zoiets is als absolute kwaliteit, dan vermoed ik dat alle drie deze albums er van overlopen.

W. Hoe kijk je aan tussen de verhouding tussen klassieke muziek en popmuziek?

O. In dat opzicht heb ik ook een nogal relativistische kijk op de zaak, in de zin dat ik vind dat er binnen de popmuziek wel degelijk Grote Kunst in geproduceerd is en ik dus geen monopolie aan de klassiek muziek toeken op het gebied van schoonheid en diepere betekenis. Hoewel mijn kennis van de klassieke muziek niet zodanig is dat ik mij aan een kritische vergelijking wil wagen. En ik wil er ook aan toevoegen dat ik van mening ben dat er wel degelijk een absoluut onderscheid valt te maken tussen goede en minder goede popmuziek. Ik meen dat sommige uitingen binnen popmuziek hoge kunst zijn, maar lang niet alles. In heb dus nogal een hybride kijk op het dilemma van absolute kwaliteit van kunst tegenover de relatieve waarde van alles.

W. Goed, dat je een speciale status toekent aan OK Computer is duidelijk, maar waarom Paranoid Android?

O. Het is goed beschouwd toch wel hun magnum opus binnen hun magnum opus, dus ik kon er moeilijk aan voorbij gaan. Ik had er nog aan gedacht om een ander nummer van Radiohead te nemen of zelfs de reggaeversie van Paranoid Android, maar uiteindelijk gaat er toch niks boven het origineel. Zeker als men in ogenschouw neemt dat de bijbehorende videoclip ook nog eens fantastisch is.



W. Wat is, kort gezegd, de thematiek van het album OK Computer?

O. Het was volgens mij niet alleen een album over het leven in de moderne realiteit in al zijn dystopische verschrikking, maar ook over reïncarnatie en wedergeboorte. Volgens mij is het geen toeval dat het eerste nummer Airbag de zinsnede I am born again bevat en dat het laatste nummer The Tourist eindigt met wat lijkt op een naderend ongeluk. Als je het album op repeat luistert, krijg je zo een onophoudelijke cyclus van leven, dood en wedergeboorte. Dat lijkt wellicht mooi, behalve als je vaststelt dat je tijdens je leven gevangen zit in de nachtmerrie-achtige werkelijkheid van de hedendaagse maatschappij zoals die op OK Computer naar voren komt. Wat dat betreft is het interessant dat het thematisch aansluit op het magistrale boek Cloud Atlas van David Mitchell, waarin reïncarnatie ook een bal (hoewel dat volgens de critici eigenlijk niet meer dan een Engelstalige rip-off van de Hōjō no Umi-cyclus van Yukio Mishima schijnt te zijn, maar ach die boeken heb ik nog niet gelezen en op zichzelf vond ik Cloud Atlas fantastisch genoeg om zelfs indachtig enige adaptatie van een ander meesterwerk het nog steeds een groot werk te vinden. Imitatio et aemulatio zoals men vroeger reeds zei.). Maar goed, wat natuurlijk interessant is, is dat ook de futuristische dystopie in Cloud Atlas een belangrijke rol speelt. Hoewel Radiohead de dystopie nadrukkelijker in het heden plaatst, wat het misschien wel wat moeilijker te verteren maakt. Natuurlijk is het zo dat de muziek de aandacht van de tekst afleidt, zodat het wat minder in your face is dan als het sec poëzie of proza zou betreffen. En de muziek weet ook met haar metafysische schoonheid troost te bieden en verzacht zo de pijn die uit de tekst spreekt.

W. Dat is nogal wat. Denk je dus dat David Mitchell bewust de dystopie in de toekomst heeft gesitueerd, om het boek niet al te zwaar op de hand te maken?

O. Dat weet ik niet, maar feit is dat maatschappijkritiek toegankelijker is, als het niet expliciet op de huidige maatschappij van toepassing is. Wat dat betreft is de toch wel bijtende maatschappelijke kritiek vrijwel uniek in de hedendaagse popmuziek en wellicht zelfs wel uniek voor alle kunstuitingen. Ik kan me in elk geval geen ander voorbeeld voor de geest halen van zo een geslaagde en visionaire blik op het hedendaagse lijden.

W. Los van de indringende thematiek van hun werk, kun je toelichten waarom Radiohead volgens jou met OK Computer Grote Kunst heeft geschapen?

O. Dat is lastiger, beschrijven wat kunst met je doet en vooral waarom het iets met je doet, is niet eenvoudig. Ik zou de technische kwaliteiten van de muziek kunnen roemen, maar dat is volgens mij geen criterium. Technisch eenvoudige muziek kan evengoed magistraal zijn. Het heeft wellicht wat van doen met maturiteit, zoals men in Vlaanderen wel placht te zeggen. Het komt op mij over alsof Radiohead niet alleen een thematische, maar ook een muzikale climax wist te bereiken door het radicaal herscheppen en samenvoegen van bestaande genres. Hoe vaker ik naar OK Computer luister, hoe meer ik de gitaarteksturen van shoegaze-band My Blood Valentine er in terughoor. Alleen was My Bloody Valentine zelden zo gefocused en was My Bloody Valentine wellicht meer l'art pour l'art, in de zin van dat hun muziek geen maatschappelijke thematiek trachtte te verbeelden. Ik ben me er van bewust dat ik eigenlijk niet goed kan beargumenteren waarom OK Computer kunstzinnig hoogstaand is, maar dat wil ik eigenlijk ook helemaal niet. De beleving van kunst wordt er immers over het algemeen niet beter op als je te veel tracht uit te leggen, het risico ligt steeds op de loer dat je het kapot analyseert.

W. Dan gaan we maar van de catharsis van Radiohead door naar de climax van Sergio Leone.

O. Ja, de slotscène van misschien wel mijn favoriete film: For a few dollars more.

W. De kijkers die de gehele film nog niet gezien hebben, kunnen zij wellicht beter een andere kant op kijken of naar de wc gaan?

O. Als ze niet willen dat de afloop van de film verklapt wordt, zeker!

W. Waarom juist deze film en niet zijn latere en meer geprezen The good the bad and the ugly of Once upon a time in the west?

O. Omdat dit mijns inziens Sergio Leone in deze film aantoont dat men in de beperking de meester herkent.

W. De andere films zijn te overdadig?

O. Nja, de andere films zijn ook heel erg goed en hebben een zekere epische kwaliteit die hier minder nadrukkelijk is. Maar hier is de balans in tempo, muziek, actie en rustmomenten wat mij betreft perfect. En hoewel The good the bad and the ugly wel de best geregisseerde film ooit is genoemd, is For a few dollars more ook op dat vlak wat mij betreft zeker even goed.

W. Wat moet de kijker van tevoren weten over het verhaal?

O. Eigenlijk niks, denk ik. Kijk en geniet van de cameravoering, de montage, de muziek, de locatie en de gezichten, de gezichten, wat een gezichten!



W. En dan zijn wel al weer aangekomen bij het laatste muziekstuk van de avond. En het is weer hermetische geluidsbrij...

O. Nou, volgens mij is het een swingende klassieker!

W. Tja, wat zal ik nu nog zeggen.

O. Een majestueuze uitvoering van een tijdloze compositie, dat is wat het is! Het stuwende ritme, de euforische melodieën, de vervreemdende zang: een Duits-Japans gesamtkunstwerk dat wellicht hoogstens visueel ietwat gedateerd aan doet.

W. Ogen dicht en luisteren dus...

O. Nee, kijken én luisteren, het vakmanschap en de passie voor de kunst spat van het scherm!




W. Ik moet zeggen, dat viel alles mee. Het was inderdaad genieten van mooie muziek.

O. Dat is fijn om te horen.

W. Dan kunnen we deze uitzending dus toch nog mooi afsluiten.

O. Wat, alleen omdat jij een fragment wel een keer kon verdragen? Pfff, dat is ook wat moois, volgens mij ben ik nog altijd de gast en jij wordt dik betaald om gastheer te spelen. Jij dient je maar voor mij weg te cijferen!

W. *zucht* Laat ik hier verder maar niet op ingaan. Het is tijd voor keuzefilm. We hebben die helemaal aan het begin van de uitzending al ingeleid, maar het is wellicht goed er nog wat over te zeggen.

O. Het is een zwart-wit-film en het is geen romantische komedie, dus alle Volkskrant-magazine-lezende rosé-lurkers kunnen nu de tv uitzetten, voor zover ze niet allang afgehaakt zijn.

W. Goed, Andrei Rublev van Tarkovsky dus, drie uur lang Russisch filmgenot. Dan rest mij niks anders meer dan Oskar voor de interessante avond te danken en u allen een goede nacht te wensen.

O. Graag gedaan. Laten we als slot nog op de republiek drinken.

W&O: Op de republiek!



maandag 18 november 2013

Is de renaissance van de sociaaldemocratie aanstaande of doet de laatste sociaaldemocraat het licht uit?

De huidige tijd, waarin het failliet van het kapitalisme eens te meer aan het licht wordt gebracht, zou toch een zegen moeten zijn voor elke rechtgeaarde sociaaldemocraat. Als volleerde Cassandra's zouden ze nu toch en masse van de daken moeten schreeuwen dat het grootkapitaal het, zoals reeds lang tevoren voorspeld, verprutst heeft en dat het tijd is dat het gewone werkvolk orde op zaken stelt. Alleen wat je in de praktijk hoort, is doodse stilte. De corruptie van de macht lijkt de sociaaldemocratie van binnen te hebben uitgehold. Alle levenskracht is weggezogen door liberaal-economische parasieten. Operatie geslaagd, patiënt overleden.

De vraag rest of er nog reanimatie mogelijk is en of dat wenselijk is. Wellicht is het beter met een schone lei te beginnen zonder achtervolgd te blijven worden door de spoken uit het verleden. Maar het lijkt aan de andere kant ook niet zo handig om het wiel voor de tweede keer uit te moeten vinden. Liggen er nog sociaaldemocratische kroonjuwelen in de kast, die het waard zijn om afgestoft te worden? Of kunnen we de boedel, inclusief de langspeelplaten met strijdliederen, de rode banieren en de internationale solidariteit, beter meteen op Marktplaats dumpen?

Das war einmal...
Toen de lucht nog schoon was en de seks vies...

Laten we eerst maar even de huidige stand van zaken opnoteren. De hedendaagse partijen die zich nog sociaaldemocratisch durven te noemen, durven niet langer nog te pleiten voor maatregelen die tot een meer egalitaire maatschappij leiden. Waarom niet? Omdat ze zodanig geïndoctrineerd zijn door quasi-meritocratische eigen-verantwoordelijkheids-quatsch, dat ze zelf niet langer meer geloven in een gelijke spreiding van onderwijs, zorg, welvaart en kansen. Participatiesamenleving mijn achterwerk: als ze echt werk zouden wíllen maken van emancipatie en volksverheffing, dan zouden ze actief beleid moeten propageren dat dat ook daadwerkelijk voorstaat.

Want het punt is gewoon, dat in de dagelijkse praktijk op geen enkel moment blijkt dat sociaaldemocratische politici nog werkelijk geloven in de klassieke, tijdloze sociaaldemocratische idealen. Nu heb ik bewust een 'gedateerd' woord als volksverheffing gebruikt. Velen zullen zeggen dat dat een achterhaald begrip is. Maar willen zij mij dan ook even het bewijs leveren dat er geen onderklasse meer bestaat in de huidige maatschappij? Juist. De ongelijkheid groeit  en groeit en tegelijkertijd groeit de onvrede onder het volk, omdat juist de minst bedeelden zien dat er niks structureels aan hun achtergestelde positie wordt gedaan.

Natuurlijk, er zijn koopkrachtplaatsjes en berekeningen van het centraal planbureau. Maar met dat soort bureaucratisch en technocratisch gewauwel win je geen verkiezingen. Je moet de kiezers aanlokkelijke vergezichten tonen en ze wegen tonen om die vergezichten binnen bereik te brengen.Wat wil je doen om de participatie van de vrouwen op de arbeidsmarkt te vergroten? De bladibla-toeslag met 0,5% verhogen of stel je het volk goedkopere kinderopvang en ruimhartig ouderschapsverlof voor beide ouders in het vooruitzicht, met de kanttekening dat dat betaald wordt door een belastingverhoging. Het gaat om prioriteiten stellen, neem je genoegen met betekenisloze halve maatregelen of ben je bereid offers te vragen voor echt nieuw beleid?

Dit is maar een voorbeeld, maar als je de kiezer belooft dat de overheid wat voor ze kan betekenen, dan moet je ze niet beloven dat dat gratis en voor niks kan. Voor wat hoort wat en voor niets gaat de zon op. Wees realistisch in beloftes, maar durf ook ambitie te hebben.

Zoek de verschillen...
Wat wil ik?




















Zelf zou ik mezelf niet zo gauw als sociaaldemocraat willen classificeren. Zoals wellicht wel bekend is, hou ik niet zo van ideologische categorisatie. Ik heb echter wel sympathie voor het sociaaldemocratische gedachtegoed en ik vind het eigenlijk wel jammer dat het tegenwoordig zo slecht voor het voetlicht wordt gebracht door de daarvoor aangewezen instanties en personen. Maar goed, de tijd zal het leren of er ooit nog wat van terecht komt. Ik sluit niet uit dat er wellicht een nieuw progressief gedachtegoed geformuleerd zal worden, dat de plaats in zal nemen van de versleten frasen en holle strijdkreten. Er gloort voor alsnog in elk geval nog geen hernieuwde sociaaldemocratisch dageraad aan de horizon, terwijl de sterren toch gunstig staan.

zondag 17 november 2013

Is zonder ideologieën de weg vrij voor ongebreideld populisme?

Nadat ik in een vorig artikel het concept ideologie had zwartgemaakt, kreeg ik enige terugkoppeling die de validiteit van mijn stellingen in twijfel trok. Uiteraard zijn mijn schrijfsels slechts de weerslag van gedachte-experimenten, waar verder niet al te veel waarde aan moet worden gehecht. Desondanks neem ik alle serieuze kritiek serieus, zeker als het de aanleiding kan vormen voor weer een gedachte-experiment.

Het centrale punt van mijn tegenstander was, dat het wegvallen van ideologieën de weg vrijmaakt voor nihilistisch populisme en immorele technocratieën. Een ieder die mijn blog goed gelezen heeft zal het met mij eens zijn dat ideologieën vaak een gestructureerde vorm van populisme bevatten, dus dat het wellicht niet ondenkbeeldig is, dat de wil des volks zonder ideologieën op een andere wijze gekanaliseerd wordt. Het klassieke schrikbeeld van volksmenners doemt hierbij al gauw op. Als men tenminste niet in ogenschouw neemt, dat vrijwel alle succesvolle volksmenners een sterk ideologisch gefundeerd programma propageerden.

Is zonder ideologie het hek van de dam? Of is populisme juist ideologisch geïnspireerd?

Evengoed zullen er mensen zijn die claimen dat we momenteel in een postideologische cultuur leven en dat de opkomst van allerlei populistische groeperingen her en der, daar een direct gevolg van is. De opkomst van populisme en zelfs politiek extremisme zal ik niet ontkennen en ik zal ook zeker niet zeggen dat dat geen zorgelijke ontwikkeling is. Ik wil echter wel er op wijzen dat al die groeperingen wel degelijk een ideologie uitdragen. Dat het geen ideologie is die als zodanig herkenbaar was in het twintigste-eeuwse politieke landschap, zorgt wellicht er voor dat commentatoren abusievelijk menen dat deze bewegingen postideologisch zijn.

Een ander kritiekpunt, dat ik van een andere commentator kreeg aangereikt, was dat ik de zaken niet expliciet bij de naam noem. Nou ben ik het met die kritiek uiteraard niet eens, maar wil toch eens te meer duidelijk maken dat ik niet bang ben man en paard te noemen, als ik dat nodig acht. Dat zal ik in dezen doen, door aan te tonen dat Geert Wilders geenszins een postideologisch figuur is, maar dat hij wel degelijk een vastomlijnde ideologie vertegenwoordigt. Het is alleen zo dat die ideologie niet primair in manifesten en programma's is vervat en daarom vermoedelijk minder herkenbaar is, dan de 'vertrouwde' ideologieën.

De ideologie waar Wilders zijn publiek mee tracht te verleiden, is denk het best te omschrijven als een nationalistisch en xenofobisch reactionair-conservatief gedachtegoed. Al zijn uitlatingen suggereren dat het vroeger allemaal beter was en dat het de schuld is van volksvreemde elementen (Islam en/of immigranten) en het verlies aan nationale soevereiniteit (Europese Unie) dat het tegenwoordig minder goed gaat dan vroeger. Dat Wilders de klassiek-populistische techniek gebruikt van het aanwijzen van zondebokken, een concept waar René Grrard in zijn werk La Violence et le Sacré een heel boek over heeft volgeschreven, in casu de islam, de immigratie en de EU, doet niks af aan het feit dat zijn politiek wel degelijk als ideologisch kan worden omschreven.



Het is misschien wel ironisch te noemen dat de meest postideologische partij in de Nederlandse politiek, D66, ook meteen een van de meest prominente antagonisten van Wilders' PVV is. Dit om nog maar eens aan te tonen dat gebrek aan ideologie en gemakzuchtig populisme wat mij betreft niet altijd hand in hand gaan. Goed, D66 is pragmatisch te noemen, maar ik zou ze toch beslist niet als uitgesproken populistisch willen kwalificeren.

Een ander, internationaal meer bekend, voorbeeld van ideologisch geïnspireerd populisme is de invloed van het werk van Ayn Rand op de Tea Party. Deze stroming binnen de Amerikaanse Republikeinse partij dweept te pas en te onpas met Rands magnum opus: Atlas Shrugged. In dat werk pleit Rand voor een zeer vergaand kapitalisme en individualisme en het is met afstand het op één na favoriete boek onder Tea Party-aanhangers. Ik denk dat de Tea Party zonder twijfel zeer populistisch is, maar het valt ook niet te ontkennen dat de Tea Party zeer sterk ideologisch geïnspireerd is en er is wellicht zelfs wel sprake van een specifieke Tea Party-ideologie.

Mijn punt is dus dat minder ideologie niet persé hoeft te leiden tot een algeheel verval van de politiek tot populistisch geraaskal. Dat de politiek wellicht aan het vervallen is tot populistisch geraaskal (als er tenminste sprake is van verval en niet zozeer van een status quo, iets dat mij persoonlijk eigenlijk waarschijnlijker lijkt), is volgens mij niet te wijten aan een verlies van ideologisch elan. Dat er getwist kan worden over het nut van ideologieën in de politiek, zal ik niet ontkennen. Zoals ik eerder al schreef, hebben ideologieën beslist een nut, in de zin dat ze een essentiële stroming in het volk kunnen vangen en theoretiseren. Ook heb ik de kwestie van de technocratie als mogelijke tegenpool voor de ideologisch gestructureerde democratie nog onaangeroerd gelaten, aangezien dat een kwestie is die ik nog moet overpeinzen en waar ik wellicht later op terugkom.

vrijdag 15 november 2013

De rechtvaardige rechters

In eerdere artikelen heb ik mijn lof geuit over enkele oorlogsfilms die geproduceerd zijn in de Sovjet-Unie. De vraag dringt zich vervolgens op of er ook in de Verenigde Staten films over de Tweede Wereldoorlog zijn gemaakt die evengoed mijn goedkeuring kunnen wegdragen. Klassieke vertellingen over het epische krijgsgeweld zijn er natuurlijk in alle soorten en maten. En de blik die Hollywood ons op het strijdtoneel blikt is soms goed (Letters from Iwo Jima, Patton), soms redelijk (Cross of Iron, The Longest Day), soms matig (Saving Private Ryan, A Bridge too Far) en soms slecht (The Battle of the Bulge, Inglourious Basterds). Tot voor kort had ik echter geen echt uitmuntende Amerikaanse film over de Tweede Wereldoorlog gezien. Totdat ik Judgment at Nuremberg zag.

Wat natuurlijk direct opvalt is dat Judgment at Nuremberg (Stanley Kramer, 1961) geenszins een klassieke oorlogsfilm is. Het is een rechtbankdrama, met als onderwerp het 'Juristenproces' dat onderdeel uitmaakte van de zogeheten Subsequent Nuremberg Trials die tussen 1946 en 1949 werden gehouden in de nasleep van het befaamde eerste Proces van Neurenberg waar de meest prominente kopstukken van Nazi-Duitsland terecht stonden. De vervolgprocessen vonden, nog meer dan het eerste proces, in de groeiende schaduw van de Koude Oorlog plaats. Doordat de VS steeds minder Duitsland als vijand en steeds meer als potentiële bondgenoot zag, werd de drang om de misdaden van het nazi-regime aan de kaak te stellen snel minder.

De verminderde interesse van de geallieerden voor het vervolgen van nazi's komt in de film duidelijk naar voren. Hoe langer het proces vordert, hoe minder de aanklagers de Duitse publieke opinie tegen de haren in willen strijken door strenge straffen tegen voormalige ambtsdragers te eisen. Dat de film handelt over het proces tegen rechters, zorgt natuurlijk nog voor extra complexiteit. In hoeverre zijn rechters verantwoordelijk voor het ten uitvoer brengen van nazistische wetgeving? Een kwestie die alleen maar lastiger wordt, als men in ogenschouw neemt dat de protagonist van de film, rechter Dan Haywood (Spencer Tracy), in wezen zijn collega's moet berechten terwijl er nauwelijks precedenten zijn of jurisprudentie op dat gebied is. Na de oorlog stond het internationaal strafrecht nog in de kinderschoenen, dus rechters zoals Haywood hadden aanzienlijke vrijheid om zelf, met behulp van de beperkt beschikbare literatuur, een passend juridisch oordeel te vormen over de zaak. Het was alleen vaak wel zo dat er druk werd uitgeoefend op de rechters om tot een vonnis te komen dat niet strijdig was met het contemporaine politieke klimaat, iets wat in de film ook niet onbesproken blijft.

Aangezien de rechter in theorie een grote mate van autonomie had, is het dan ook niet meer dan logisch dat het verblijf van Haywood in Neurenberg en zijn interactie met de lokale bevolking een prominente plaats in de film inneemt. De na-oorlogse houding van de Duitsers blijft in deze film niet slechts steken bij de nu haast clichématige wir haben es nicht gewusst-mentaliteit, maar de complexiteit van het omgaan met gevoel van zowel schuld als slachtofferschap komt nadrukkelijk aan bod. Op dit vlak moet met name de rol van Marlene Dietrich geprezen worden. Ze speelt een Duitse dame op gevorderde leeftijd, wier man een officier in de Wehrmacht was, die geëxecuteerd is omdat onder zijn bevel oorlogsmisdaden zouden zijn begaan. Naar het schijnt had Dietrich grote moeite met het spelen van deze reactionaire, doch charmante vrouw, aangezien ze zelf een grote afkeer had ten opzichte van de door de Duitse bevolking geclaimde onwetendheid aangaande de gruwelen van het nazi-regime. Toen deze haast fysieke walging haar acteerwerk in de weg begon te staan, kreeg ze uiteindelijk de tip om maar aan haar moeder te denken. Het uiteindelijke filmpersonage 'mevrouw Bertholt' is dus grotendeels een projectie van Marlene Dietrich's moeder.

In de uiteindelijke rechtszaak komt het niet alleen tot een confrontatie tussen de aanklagers en de verdediging, maar ook de aangeklaagde rechters onderling hebben een nogal verschillende kijk op de schuldvraag. Uit deze complexe juridische maar vooral ook ethische kluwen moet Dan Haywood een rechtvaardig oordeel zien te spinnen. Dat dat hem persoonlijk zwaar valt is niet verbazingwekkend, desondanks is het verbluffend hoe goed de film de morele dilemma's weet te verbeelden en de toch soms droge juridische kost menselijke gezichten weet te geven. Uiteraard wordt er niet voorbijgegaan aan de intensiteit van de misdaden van het nazi-regime en de daaraan gekoppelde complexe schuldvraag. Dat de film al deze abstracte danwel gruwelijke thema's toch op een geëngageerde en kunstige wijze weet te behandelen, maakt de film wat mij betreft tot een waar meesterwerk.

De film is (momenteel) in zijn geheel beschikbaar op YouTube:

zaterdag 9 november 2013

God is dood. Wacht de wetenschap eenzelfde lot?

Zoals Nietzsche God doodverklaarde, zo is het nu wellicht tijd de wetenschap dood te verklaren. De wetenschap wordt voor velen steeds meer als een geloof beleefd, dan als poging tot waarheidsvinding. Zodra de opvatting wetenschap als geloof de overhand gaat krijgen, is de wetenschap wat mij betreft ten dode opgeschreven. Het proces van aftakeling is reeds zichtbaar in de vorm van schimmige figuren als Richard Dawkins. De vraag of Dawkins in de eerste plaats wetenschapper of polemist is, laat ik hier in het midden. Feit is dat hij zich als wetenschapper profileert en zo zal ik hem vooralsnog dus dan ook maar beschouwen.

Dawkins beweert dat een ieder die in God gelooft aan een serieuze persoonlijkheidsstoornis lijdt. Zelf propageert hij de wetenschap als een soort van ersatz-geloof, dat het antwoord kan geven op alle vragen des levens. Zowel zijn gebrek aan respect voor de metafysische opvattingen van anderen als zijn mystificatie van de reikwijdte van het wetenschappelijk kunnen geven mij weinig vertrouwen in zijn rationeel denkvermogen. En als hij met zijn met drogredeneringen doorspekte oeuvre model moet staan voor de hedendaagse wetenschapper, dan raak ik er meer en meer van overtuigd dat de wetenschap in de terminale fase is beland.

Ik zal nog wat nader ingaan op de meest algemene misvatting over wat de wetenschap vermag: de wetenschap als heilsleer. Zowel onder leken als onder ingewijden leeft sterk de opvatting dat de wetenschap ons naar een betere, meer rationele wereld kan leiden; bevrijd van onreine gevoelens en irrationele overtuigingen. Door zo'n geloof in rationele vooruitgang uit te dragen als kern van de wetenschap, wordt de wetenschap juist steeds meer in het domein van de geloofsovertuiging geplaatst en wordt de wetenschap volgens mij juist steeds kwetsbaarder voor irrationeel verval.

Ik zal niet beweren dat een waardevrije wetenschap haalbaar of wenselijk is, verre van zelfs. In de uitoefening van de wetenschap heeft ethiek bijvoorbeeld een belangrijke rol. Het gaat om het doel van de wetenschap en de daaraan gekoppelde zingeving. Natuurwetenschap heeft bijvoorbeeld ten doel om onze kennis over de natuur te vergroten. En het is naar mijn mening intrinsiek zinvol om de natuur beter te begrijpen. De natuurwetenschap moet volgens mij echter niet het creëren van een Brave New World tot doel hebben. Als ik het zo stel, zal vrijwel iedereen het met mij eens zijn. Doch is het koppelen van wetenschappelijke vooruitgang aan (imaginaire) maatschappelijke vooruitgang in de praktijk vanzelfsprekend.

Ik heb altijd gelijk, W.F. Hermans

In een van de eerdere delen van Zomergasten, liet ik Willem Frederik Hermans aan het woord in casu het zingevende vermogen van de wetenschap. Met grote instemming herhaal ik nogmaals zijn woorden:

Men denkt dikwijls dat de wetenschap, de exacte wetenschap, antwoord kan geven op wat wel in de wandeling de zin des levens wordt genoemd. En misschien zijn er ook wel veel mensen die de wetenschap met het oog daarop beoefenen. Maar ik geloof dat dat een illusie is en ook altijd een illusie blijven zal.

Er zullen slechts weinig wetenschappers zijn die toe zullen geven dat ze met hun wetenschappelijk werk feitelijk een poging wagen de zin des levens te achterhalen. Echter als je een groep wetenschappers vraagt: "Waar geloof je in?" Dan acht ik de kans groot een significant aandeel zal antwoorden: "De wetenschap" Terwijl als je diezelfde groep vraagt: "Wat is de wetenschap?" Dat dan niemand zal antwoorden: "Een geloof." Deze incongruentie lijkt onschuldig, maar is wat mij betreft de kroniek van een aangekondigde dood.

vrijdag 8 november 2013

Ideologie: opium voor het volk?

Het befaamde citaat van Karl Marx "Die Religion ... ist das Opium des Volkes" wordt meestal gemakzuchtig vertaald als dat godsdienst de opium voor het volk zou zijn. Het is waarschijnlijk de ironie van de geschiedenis dat het uiteindelijk juist het gedachtegoed van Marx was dat de opium voor het volk werd in de Sovjet-Unie, de staat die vaak bij uitstek met het Marxisme vereenzelvigd wordt. Daarom is het wellicht interessant te verkennen in hoeverre niet godsdienst, maar juist politieke ideologie de functie van opium voor het volk heeft (gehad) in de moderne samenleving.

Laten we maar beginnen met het eerste voorbeeld verder uit te benen: de Sovje-Unie. Wat begon als een buitengewoon bloedig revolutionair project onder Lenin, verwerd onder Stalin tot een nog bloediger militair-industrieel nationaal-conservatief project. De communistische ideologie werd door zowel Lenin als Stalin gebruikt als een middel om het volk te laten geloven dat alle offers noodzakelijk waren om het door Marx beloofde doel van de communistische heilstaat te verwezenlijken. De Sovjet-Unie was een heilig maatschappelijk project dat koste wat het kost zou moeten slagen.

De weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen.

Dat het onder Stalin volledig uit de klauwen liep op het vlak van "het doel heiligt de middelen", mag inmiddels toch wel algemeen bekend worden geacht. Maar ook onder Lenin werd de botte bijl niet geschuwd voor het verwezenlijken van ideologisch geïnspireerde doelen. Klassenvijandige elementen werden uit de weg geruimd, dissidente geluiden werden niet getolereerd en de communistische ideologie werd met behulp van de geheime dienst en het rode leger nadrukkelijk meer dan slechts een papieren tijger. Interessant is om vast te stellen dat Lenin expliciet de mening van Marx deelde, als het ging om godsdienst als opium voor het volk:

Religion is one of the forms of spiritual oppression which everywhere weighs down heavily upon the masses of the people, over burdened by their perpetual work for others, by want and isolation. Impotence of the exploited classes in their struggle against the exploiters just as inevitably gives rise to the belief in a better life after death as impotence of the savage in his battle with nature gives rise to belief in gods, devils, miracles, and the like. Those who toil and live in want all their lives are taught by religion to be submissive and patient while here on earth, and to take comfort in the hope of a heavenly reward. But those who live by the labour of others are taught by religion to practise charity while on earth, thus offering them a very cheap way of justifying their entire existence as exploiters and selling them at a moderate price tickets to well-being in heaven. Religion is opium for the people. Religion is a sort of spiritual booze, in which the slaves of capital drown their human image, their demand for a life more or less worthy of man.

Het is de vraag natuurlijk in hoeverre Lenin zich er van bewust was dat men in bovengenoemd citaat zonder problemen religion kan vervangen door Marxisme-leninisme, wanneer het zijn beleid in de Sovjet-Unie betrof. Waarschijnlijk was hij verblind door zijn eigen waandenkbeelden, maar wellicht dat het in een moment van reflectie hem ook wel duidelijk werd dat hij feitelijk een nieuwe heilsleer met geweld aan het volk en de wereld wilde opdringen.

De War on Terror van de VS is wellicht een voorbeeld van de bloedige gevolgen van religieus fanatisme en volledig doorgeschoten ideologieën.

Het punt is dat door middel van een ideologie een gesimplificeerd wereldbeeld wordt geschetst met heldere idealen, een duidelijke verdeling in goed en kwaad, een herkenbaar taalgebruik en vaak ook een typische iconografie. Wat mij betreft is niet alleen het communisme op deze manier te duiden, maar ook meer alledaagse ideologieën zoals christendemocratie, sociaaldemocratie, het liberalisme en neoconservatisme. Hoewel het bij wollige ideologieën zoals de christendemocratie vaak minder duidelijk is welke ideale wereld er precies wordt nagestreefd; wat wellicht een verklaring is waarom die stroming duidelijk minder succesvol is als ideologie. De christendemocratie als machtsstructuur gelieerd aan de kerk was zeer succesvol, maar zodra de kerken aan aanzien en invloed verloren, bleek de christendemocratie als ideologie vrij weinig voor te stellen en dus ook weinig mensen te kunnen drogeren met haar aantrekkingskracht.

Wat dat betreft zijn het liberalisme, het neoconservatisme en zelfs de sociaaldemocratie betere voorbeelden, aangezien dat ideologieën zijn die heden ten dage nog wel enig succes hebben als ideologie an sich. Ik denk dat we genoegzaam kunnen vaststellen dat de meeste fervente aanhangers van zulke ideologieën allen vroeg of laat vervallen in een simplistisch hokjesdenken en vervolgens een geïdealiseerd en vereenvoudigd zwart-wit wereldbeeld uitdragen aan hun volgelingen. Wat vervolgens weer de vraag oproept in hoeverre de verdovende werking van de ideologie op de hersenen van het volk een slechte zaak is. Wellicht is het zelfs wel goed dat de wilde gevoelens en wensen van het ontembare gepeupel in gebaande paden wordt geleid door een ideologie? En in zekere zin werkt onze parlementaire democratie niet zonder gecondenseerde ideaalbeelden, gepropagandeerd door politieke partijen. Zelf ben ik van al deze georganiseerde simplificaties niet zo'n fan, zeker als het overgrote deel van de mensen zich niet van enige simplificatie bewust is en in de beloofde sprookjes gelooft. Dan rijst de vraag of er een alternatief denkbaar is voor een politiek stelsel dat gedomineerd wordt door ideologieën. Ik heb hier helaas geen passend antwoord op, maar het lijkt mij goed te beseffen dat het huidige systeem niet ideaal is.

Kort gezegd meen ik te moeten concluderen dat politieke ideologieën, samen met religieus fanatisme en blind geloof in de wetenschap, een zeer aanzienlijke beperking vormen op de vrije ontwikkeling van gedachten en ideeën over de complexe werkelijkheid.

woensdag 6 november 2013

De wraak van Gaia of hoe de mensheid naar de ondergang toesnelt

Afgezien van de duistere kanten van onze kapitalistische samenleving met de constante dwang naar meer economische groei en zogenaamde welvaart, zijn veel mensen zich tegenwoordig van een andere grote dreiging bewust: de gevreesde klimaatverandering. Ik ga hier op deze plaats niet ontkennen dat het klimaat verandert. Ik ga echter wel ontkennen dat de klimaatverandering een dreiging is waar we veel aan kunnen doen en dat het het belangrijkste milieuvraagstuk van deze tijd is. Dat is het namelijk niet. Ik ben van mening dat de antropogene ecologische verwoesting van onze planeet een vele malen prangender vraagstuk is, waar beleidstechnisch wellicht nog wat aan te doen is ook. Als het niet al te laat is.

De opwarming van de Aarde zou er uiteindelijk toe kunnen leiden dat al het water op Aarde verdampt en onze planeet even levenloos wordt als Venus.

Goed, maar eerst nog maar even het klimaat behandelen dan. De koolstofdioxideconcentratie is inmiddels al zo hoog dat het klimaat de komende eeuwen op zal warmen, zelfs als we vandaag zouden stoppen met het verbranden van fossiele brandstoffen. En wat voor effect het stijgen van de gemiddelde temperatuur op Aarde precies zal hebben, is niet te zeggen. Mensen die denken dat dat wel te zeggen is, hebben te veel vertrouwen in modellen. Misschien vallen de effecten mee, misschien vallen ze tegen. Alleen door koolstofdioxide op een extreem grote schaal aan de atmosfeer te onttrekken, is de opwarming wellicht te stoppen. Maar momenteel is er geen praktisch toepasbare techniek beschikbaar die dat te werk kan stellen.

THE JELLYFISH ARE TAKING OVER!!!

Mijn vrees voor een ecologische apocalyps is wellicht het best verwoord door de bioloog Lisa-ann Gershwin:  

We are creating a world more like the late Precambrian than the late 1800s—a world where jellyfish ruled the seas and organisms with shells didn’t exist. We are creating a world where we humans may soon be unable to survive, or want to. 

De natuurwetenschappelijk onderlegde lezer zal wellicht wel weten dat in het Cambrium het leven ontstond zoals we dat nu kennen. We lopen dus volgens Gershwin het risico het leven zoals we dat nu kennen onmogelijk te maken en terug te keren naar de rudimentaire ecologie van Precambrium. Het is uiteraard de vraag of dat zo is en waarom dat zo zou zijn. Ik weet uiteraard niet zeker of het zo is en zoals bij alle onheilsprofetieën, zo is ook hier een zeker sensationalisme te bespeuren. Echter ik meen wel dat verlies aan biodiversiteit door menselijk handelen wordt onderschat en dat met name de potentiële effecten van een verminderde biodiversiteit niet terdege onderkend of eigenlijk gewoon genegeerd worden.

Nachtmerrie wordt werkelijkheid: binnenkort is de hele aarde bedekt met monocultuur

Dat de biodiversiteit door menselijk handelen afneemt, is wat mij betreft een vaststaand feit. Zeeën worden leeggevist en bos wordt vervangen door monocultuur. In hoeverre biodiversiteit het waard is te behouden is uiteraard deels ook een moreel vraagstuk. Heeft natuur intrinsieke waarde en is het alleen daarom al van belang het te beschermen? Een goede vraag en ik ben persoonlijk geneigd die vraag bevestigend te beantwoorden. Maar aangezien de meerderheid van de mensheid die zienswijze niet deelt, is het van belang ook met andere argumenten te komen.

Willen we ook de komende generaties van voedsel blijven kunnen voorzien dan is het van groot belang zo min mogelijk biodiversiteit te vernietigen. Deze gedachte lijkt enigszins tegenstrijdig met de praktijk dat ons voedsel steeds mono-specifieker wordt: we eten steeds minder soorten. Maar juist door ons afhankelijk te maken van monoculturen worden we kwetsbaarder voor ziektes en milieu- en klimaatveranderingen. En we moeten ons er van bewust zijn dat de planetaire ecologie een complex systeem is, wat we zo min mogelijk moeten proberen te verstoren. Een bekend ecologisch voorbeeld van verstoring is het wegvallen van zogeheten keystone species, soorten die een essentiële rol vervullen binnen een ecosysteem. Een goed voorbeeld hiervan zijn bijen, die een sleutelrol vervullen bij het bestuiven van planten en gewassen.  Sterven bijen uit, dan kunnen de gevolgen verstrekkend zijn. Het punt is natuurlijk, dat we meestal niet weten wat de sleutelsoorten zijn, totdat ze wegvallen en hele ecosystemen in elkaar donderen.

Aangezien momenteel zoveel habitat verwoest wordt, landbouw intensiever wordt, steden groeien en oceanen leeg raken, zal geleidelijk de biodiversiteit zodanig afnemen dat uiteindelijk het voortbestaan van de Mens op Aarde niet meer te garanderen is. De Mensheid kan proberen andere planeten te koloniseren om zo voort te leven, maar zal op die manier moreel niet meer zijn dan een sprinkhanenplaag. Het ene veld leeg eten om door te trekken naar het volgende. Het einde nadert, de vraag is slechts of ons een genadeschot gegund zal worden.

I’ve stumbled on the side of twelve misty mountains
I’ve walked and I’ve crawled on six crooked highways
I’ve stepped in the middle of seven sad forests
I’ve been out in front of a dozen dead oceans
I’ve been ten thousand miles in the mouth of a graveyard
And it’s a hard, and it’s a hard, it’s a hard, and it’s a hard
And it’s a hard rain’s a-gonna fall