donderdag 29 november 2018

Fietsen over de Brug der Bruggen

Tijdens mijn bezoek aan San Francisco kon ik de Golden Gate Bridge natuurlijk niet links laten liggen. Al sinds 1937 is deze indrukwekkende hangbrug het symbool van de stad. Een huisgenoot van mijn gastheer gaf mij de tip om de brug over te fietsen en de veerboot terug te nemen. Zoals ik eerder al vermeldde, verbleef ik niet in de stad zelf maar in de omgeving van Palo Alto. Ik kon van mijn gastheer een fiets lenen en deze gratis meenemen in de Caltrain richting de grootstad. Dat is de ietwat langzame forenzenverbinding tussen San José en San Francisco, die Silicon Valley ontsluit.

Vanaf het treinstation op 4th and King fietste ik richting de Embarcadero. Deze brede boulevard loopt langs de baai aan de noordoostkant van het centrum. Links torenen de wolkenkrabbers en aan de rechterkant kom je de oude havengebouwen voorbij. Dit was in de eerste helft van de twintigste eeuw een van de grootste havens van de Verenigde Staten. Na de Tweede Wereldoorlog raakte het waterfront van San Francisco langzaam maar zeker in verval. Er was geen plek om uit te breiden en de haven van Oakland zorgde voor toenemende concurrentie. Aan de andere kant van de baai was namelijk wel ruimte om grote containerterminals aan te leggen. En de in 1939 voltooide Bay Bridge, die dwars over de Embarcadero gebouwd is, zorgde voor een goede verbinding tussen beide steden.

De bouw van de grote bruggen en de opkomst van de auto zorgde ook voor het verdwijnen van de passagiersveerdiensten die de verscheidene plaatsen rond de Baai met de stad verbonden. In de jaren zestig werd op  de Embarcadero een elevated highway gebouwd, waardoor een harde scheiding tussen stad en water tot stand kwam.  Op foto's uit de jaren zeventig is goed te zien hoe doods het gebied er toen bij lag.  Nadat de snelweg in 1989 tijdens een aardbeving zwaar beschadigd raakte, werd uiteindelijk besloten om het, bij veel inwoners gehate, betonnen monster af te breken. Zo kwam ook de weg vrij om de Embarcadero te herontwikkelen en fiets- en voetgangervriendelijk te maken. Dat is aardig gelukt, het was er aangenaam fietsen en verscheidene oude havengebouwen zijn mooi opgeknapt.

 
 
Deze foto's zijn overigens een paar dagen later gemaakt,
toen het een tikje helderder weer was

Na een paar kilometer fietsen kwam ik langs Fisherman's Wharf. Een pier met allerlei souvenirwinkels en toeristenrestaurants, waar je het best zo min mogelijk aandacht aan kunt besteden. Maar je scheen er in de haven zeeleeuwen te kunnen zien, dus ik ging er toch even kijken. De beloofde zeeleeuwen waren echter afwezig, aangezien die de zomer in broedkolonies aan de kust doorbrengen. Dus ik vervolgde mijn weg. De eerste goede blik op de Golden Gate Bridge kreeg ik vanaf het strand bij Chrissy Field, een voormalig militair vliegveld. De ochtendmist die vaak rond de brug hangt, was ondertussen grotendeels weg getrokken.

Lang werd het technisch onmogelijk geacht de Golden Gate te overspannen. De toegang tot de Baai van San Francisco is een twee kilometer brede zeestraat die blootstaat aan de grillen van de Grote Oceaan. Begin jaren twintig kwam de ambitieuze ingenieur Joseph Strauss met een plan op de proppen om de langste overspanning ter wereld te bouwen. Hoewel het oorspronkelijke plan van Strauss niet haalbaar bleek, bleef hij de drijvende kracht achter het project en ging hij later met de eer strijken. Achter de schermen ontwierpen de ingenieurs Leon Moisseiff en Charles Alton Ellis de toen langste hangbrug ter wereld en architect Irving Morrow tekende voor het uiterlijk van de torens en de art-deco aankleding van het project. De bouw van de brug was op zijn minst een uitdaging te noemen, die nog eens bemoeilijkt werd door de economische problemen die de Verenigde Staten in de jaren dertig troffen. Dat het project uiteindelijk toch succesvol afgerond werd, is een klein wonder te noemen.


De fietsroute loopt langs het strand tot aan de Warming Hut, een café en winkel van de National Parks Service gevestigd in een relatief oud houten huis. Vanaf daar loopt een klein weggetje via een paar haarspeldbochten omhoog naar het brugdek. Het hoogteverschil van 67 meter zorgt voor een behoorlijke klim op een fiets met slechts één, zwaar verzet. Maar wie worstelt, komt boven. En ziet het autoverkeer langs zich razen. De brug biedt niet alleen plaats aan een zesbaans snelweg, maar ook aan een gedeeld fiets-/voetpad aan beide zijden. Het is uiteraard een populaire bestemming voor toeristen, velen lopen de brug op om wat foto's te maken en ik was ook bepaald niet de enige die per fiets de oversteek maakte. Het was nog niet helemaal helder, maar wel zo goed als windstil. Hoewel de ervaring om dit icoon over te mogen fietsen natuurlijk onvergetelijk is ongeacht de omstandigheden .

De brug vanaf de zuidoever met op de voorgrond Fort Point
De brug vanaf de Marin Headlands, aan de noordzijde van de zeestraat

Aan de overkant volgde na een uitzichtpunt een snelle afdaling richting Sausalito. Vanuit dit welgestelde plaatsje in Marin County is een veerdienst naar San Francisco beschikbaar. Zoals gezegd verdwenen na de opening van de brug de veerboten in hoog tempo uit de Baai en de verbinding naar Sausolito werd in 1941 geschrapt. Een paar decennia later kwam men hier op terug, om een alternatief te bieden voor het almaar problematischer autoverkeer. Tegenwoordig is de Golden Gate Ferry naadloos onderdeel van het openbaar vervoer systeem van de regio en je kunt de overtocht dan ook met de lokale chipkaart, de Clipper Card, betalen (wat een stuk goedkoper is dan los een kaartje  kopen). De boot biedt plek aan fietsen en voetgangers. Hier viel mij past echt op hoeveel fietsers er onderweg waren. Het benedendek deed deels dienst als fietsenstalling en de rijwielen werden daar door het personeel vakkundig zo dicht mogelijk op elkaar gepakt.

De terugweg over de Baai duurde bijna een half uur. Vanuit Sausolito gezien is de brug verscholen achter de hoogtes van de Main Headlands, maar eenmaal in open water liet hij zich in fraai tegenlicht nog eenmaal aanschouwen. Ongeveer halverwege kwam de veerboot vlak langs Alcatraz, eens een beruchte gevangenis, thans een populaire toeristenbestemming. Langzamerhand kwamen de wolkenkrabbers van de stad prominenter in beeld. We meerden uiteindelijk aan bij het San Francisco Ferry Building, een groots laat-negentiende eeuws ensemble, dat qua grandeur niet onderdoet voor menig Europese spoorwegkathedraal. Het complex heeft aardbevingen en modernistische slopershamers weten te overleven en doet tegenwoordig deels dienst als hippe markthal. Vanaf hier was het nauwelijks een kwartiertje fietsen terug naar de trein en zat mijn niet al te inspannende, maar des te indrukwekkendere fietstocht er op.

De gefietste route:

https://www.maps.ie/map-my-route/viewMap.php?route=66987

donderdag 8 november 2018

Diego Rivera's radicale muurschilderingen in San Francisco

Wandelend door San Francisco kwam ik min of meer toevallig de befaamde Mexicaanse schilder Diego Rivera op het spoor. Rivera is bekend van zijn monumentale wandschilderingen in Mexico-Stad en Detroit. Hij was vanwege zijn communistische sympathieën niet altijd even populair in de Verenigde Staten. Zijn fresco Man at the Crossroads in New York werd kort na voltooiing zelfs verwoest door zijn kapitalistische opdrachtgevers, omdat het een portret van Lenin bevatte. Zijn werk in Detroit bleef ternauwernood een zelfde lot bespaard gedurende het McCarthy-tijdperk. Dat er ook werk van Rivera in San Francisco te zien was, was mij van tevoren onbekend.

Diego Rivera en zijn echtgenote Frida Kahlo
in San Francisco, 1930


Vanuit het Caltrain-station op 4th and King liep ik via het zakencentrum en Chinatown naar het noorden. San Francisco is een fascinerende stad van grote contrasten. Aan de ene kant is het de blinkende hoofdstad van het grootkapitaal van Silicon Valley, met hoofdkantoren van Facebook en Twitter. Aan de andere kant is het een stad met een ongekend groot aantal daklozen, een hardnekkig probleem dat wordt versterkt door de almaar stijgende huizenprijzen. Deze verschillen tussen arm en rijk zijn natuurlijk niet nieuw. Denk maar aan de Californische goldrush van 1848, toen mensen van over de hele wereld naar San Francisco trokken in de hoop een fortuin te vergaren. Waaronder veel Chinezen, die zich in Chinatown vestigden. Het is nog altijd een levendige buurt met een heel eigen karakter. Opvallend was de subtiele vlaggenstrijd die gaande leek tussen verschillende gebouwen. Sommige hadden trots de vlag van de Volksrepubliek China in top, anderen hadden de banier van Taiwan op het dak wapperen.

Chinatown
 
Uitzicht vanaf Telegraph Hill richting de
San Francisco-Oakland Bay Bridge

Ik liep verder naar het noorden en kwam uiteindelijk bij Coit Tower uit, waarover ik had gelezen dat er interessante muurschilderingen te bekijken waren. De toren is een betonnen art-deco monument (opgericht als eerbetoon aan de brandweer van San Francisco) op de top van Telegraph Hill, uitkijkend over de Baai van San Francisco. De toegang tot de toren bestaat uit een lobby die rondom de toren loopt en waarvan de wanden voorzien zijn van een omvangrijke cyclus schilderingen. De cyclus toont verschillende aspecten van het leven in Californië en is in 1934 gemaakt door een groep van 26 verschillende kunstenaars.

De schilderingen waren een initiatief van de beeldhouwer Ralph Stackpole en de schilder Bernard Zakheim, beidenbevriend met Diego Rivera en geïnspireerd door zijn grootse wandschilderingen in openbare gebouwen. Het werd mogelijk gemaakt door het Public Art Works Porject, een werkgelegenheidsproject voor kunstenaars dat onderdeel was van de New Deal van president Franklin Roosevelt. Sommigen van de kunstenaars hadden Rivera bij eerdere projecten geassisteerd, en het werk ademt dan ook de stijl en thematiek van de Mexicaanse meester. De politieke ondertoon van sommige panelen, zoals een exemplaar van das Kapital in een boekenkast, zorgden ook hier destijds voor de nodige opschudding. In dit geval uiteindelijk zonder destructieve gevolgen. Nadat ik me enigszins in de materie verdiept had, kwam ik er achter dat er ook werk van Rivera zelf in San Francisco te zien was. Op loopafstand zelfs. Ik daalde deze heuvel af en liep naar de voet van de volgende heuvel, Russian Hill.

Coit Tower van een afstand
In het San Francisco Intsitute of Art, de kunstacademie van de stad, is de schildering The Making of a Fresco Showing the Building of a City te zien. De titel spreekt voor zich, we zien schilders op een steiger die bezig zijn met een fresco over de bouw van een stad. Het werk is tegelijkertijd realistisch en onwerkelijk. Voor- en achtergrond lopen in elkaar over en de schildering lijkt zelfs een soort verlengstuk van de ruimte waar je zelf in staat. De man die in het midden op een balk zit, met de billen richting publiek, is Rivera zelf.  Dit werk kwam in 1931 tot stand en was de tweede muurschildering die Rivera in San Francisco voltooide. Kort daarvoor had hij een Allegorie van Californië geschilderd in het trappenhuis van de toenmalige San Francisco Stock Exchange. Tegenwoordig huist daar de besloten City Club of San Francisco, waardoor het kunstwerk helaas alleen op afspraak te bezichtigen is.

Gelukkig is The Making of a Fresco... beter toegankelijk. Je kunt de kunstacademie gewoon binnenlopen en van negen tot vijf is de zaal met de wandschildering gratis te bezichtigen. Dit past ook binnen de filosofie van Rivera, die het liefst zijn werk uitvoerde in openbare ruimtes, zodat het het grote publiek er van kon genieten. Inmiddels was ik er achter gekomen dat er een nog grotere schildering van Rivera in San Francisco te zien was. Alleen bevond die zich aan de andere kant van de stad, op de campus van het City College of San Francisco.

Het weer was ondertussen echter zodanig betrokken dat het niet meer zo aangenaam was om rond te wandelen. San Francisco is regelmatig in mist gehuld en deze middag was het ook weer zo ver. Ik was er niet helemaal opgekleed, aangezien het een dag eerder nog stralend warm weer was in de stad. Overigens verbleef ik nabij Palo Alto (zo'n 50 km naar het zuidoosten), waar het de gehele dag warm en zonnig was. De mist beperkt zich namelijk tot de kust en komt zelden de Santa Cruz Mountains over. Ik besloot mijn stadswandeling kort te sluiten en het grootste aaneengesloten fresco van Rivera te bezoeken. Vanaf het BART-station Montgomery nam ik de metro naar Balbao Park en vanaf daar was het nog slechts een korte winderige wandeling naar de sombere, betonnen campus.

The Making of a Fresco Showing the Building of a City
(mijn matige foto's doen het werk overigens geen recht)

In 1940 keerde Rivera nog eenmaal terug naar San Francisco. Op Treasure Island, midden in de baai, was sinds 1939 de  Golden Gate International Expo aan de gang. Rivera was uitgenodigd om tijdens het tweede seizoen van de expositie een grote schildering op tien panelen te maken, die later in een nog te bouwen bibliotheek zou komen te hangen. Te midden van het publiek werkte hij samen met een flink aantal assistenten aan het fresco getiteld Pan American Unity, dat maar liefst 22,6 bij 6,7 meter zou beslaan. Om verschillende redenen kwam de geplande bibliotheek er nooit en zo bleven de voltooide panelen na expositie tientallen jaren buiten het zicht van het publiek.

Uiteindelijk kwam het werk dus terecht op de grauwe jaren-zestig-campus van het City College of San Francisco. In de smalle lobby van het Diego Rivera Theater is net voldoende plek om de volledige wandschildering op te stellen. Maar de ruimte is eigenlijk te klein om het werk tot zijn recht te laten komen. Er is wel een verstopt, klein balkon waarvandaan je een redelijk overzicht kunt krijgen. Onderwerp zijn verschillende aspecten van de Amerikaanse cultuur, van de Azteken via de Founding Fathers naar de moderne kunst en de industriële revolutie. Dit alles tegen de achtergrond van een panorama van de Baai van San Francisco, met prominent het expositieterrein op Treasure Island in beeld rechts van het midden.

Het voert te ver om de complexe iconografie in detail te gaan behandelen. Daarvoor heeft het City College een hele handige website gemaakt, waar het een en ander wordt uitgelegd. Rivera schilderde dit werk in een roerige tijd en dat komt ook in verschillende scenes naar voren. Onderaan paneel 4 zijn Stalin, Hitler en Mussolini als tiranniek driemanschap afgebeeld. Rivera mag dan van huis uit communist zijn geweest, hij had het al geruime tijd niet zo op de Sovjet-Unie. En door de moord op Trotsky, het Molotov-Ribbentroppact, de invasie van Polen, Finland en de Baltische Staten was Stalin voor hem op hetzelfde demonische niveau als Hitler gekomen. Op de schildering komt Amerika van linkerzijde ten hulp. Een beeld dat op dat moment eerder op hoop dan werkelijkheid berustte en waarmee Rivera het publiek van de tentoonstelling wilde aansporen het dan nog heersende isolationisme te doorbreken.

Een groots en indrukwekkend epos, dat desalniettemin door veel kenners niet als zijn beste werk wordt gezien. Wellicht speelt de ietwat obscure en vrij ontoegankelijke locatie van het fresco mee. Onbekend maakt immers onbemind.  En de te smalle lobby van een grijs jaren-zestig-gebouw biedt ook niet de monumentale architectonische omlijsting die zijn werken in Detroit en Mexico-Stad wel hebben. In vergelijking met Pan American Unity vond ik The Making of a Fresco... wel iets meer eenheid en harmonie uitstralen, hoewel dat ook op een kleinere schaal was. Dit was echter de eerste keer dat ik in levende lijve het werk van Rivera mocht aanschouwen, dus ik kan de relatieve kwaliteit niet helemaal beoordelen. Ik vond het in elk geval de omwegen meer dan waard en kan de wandschilderingen aan iedereen die ooit eens in de buurt komt aanraden.

dinsdag 6 november 2018

Wandelen door een verstild Los Angeles


Afgelopen zomer kwam een bezoek aan Los Angeles op mijn pad. Ik ben een zelfverklaard liefhebber van grote steden, maar LA stond mij van tevoren niet echt aan. Te veel auto's en te weinig openbaar vervoer, zo dacht ik. En te weinig interessante bezienswaardigheden. Uiteindelijk bleek het een zeer geschikte stad om wat rond te wandelen en er was genoeg te zien om mezelf in elk geval een paar dagen zoet te houden. Wat me opviel, was dat het op veel plekken zo rustig was. Het had vaak meer weg van een uitgestrekte woonwijk dan van een grote stad.

Nadat ik 's middags vanaf het vliegveld bij mijn hostel in Koreatown was aangekomen en mijn maag gevuld had met de nodige lokale specialiteiten, besloot ik dat het tijd was voor een wandeling naar de La Brea Tar Pits. Deze teerputten zijn vooral bekend vanwege de fossielen van kleine en grote zoogdieren die hier zo'n 20.000 jaar geleden in opborrelende dikke aardolie vast kwamen te zitten. In het begin van de twintigste eeuw werden de olievelden van het Los Angeles-bekken op grote schaal ontgonnen en kwamen hier botten van onder meer mammoeten, sabeltandtijgers en grondluiaards aan het licht. Het was ongeveer een uur lopen over 6th street langs art-deco appartementencomplexen en vooroorlogse LA mansions. Een aantrekkelijk en afwisselend straatbeeld, dat mij zeker positief verraste.

De teerputten zijn tegenwoordig onderdeel van Hancock Park, een openbaar park met een educatieve inslag. De olie komt er nog altijd uit de bodem pruttelen en er hangt duidelijk zwavelachtige lucht. Ik zou haast durven te spreken van een authentieke ervaring. Er is ook een museum, maar dat was al dicht tegen de tijd dat ik aankwam. Het museum is een interessante modernistische constructie, bekroond met een betonnen fries waarop een artistieke impressie van het leven rond teerputten is afgebeeld. In de grote vijver staat het beroemde beeld van de verzuipende mammoet, met vrouw en kind hulpeloos toekijkend op de oever. Een bordje geeft uitleg dat het geheel niet helemaal wetenschappelijk verantwoord is, aangezien de de mammoeten die vast kwamen te zitten in overgrote meerderheid solitair levende mannetjes waren.


 


Ik liep terug over Wiltshire Boulevard en onderweg kwam ik een een vreemd groot wit gebouw met vrijmetselaarssymbolen tegen. En in de omgeving zag ik borden die gewag maakten van een installatie van Olafur Eliasson, de bekende Deens-IJslandse kunstenaar. Ik besloot de zaak uit te zoeken en kwam er achter dat het grote witte gebouw dienst deed als een galerie waar de installatie Reality Projector van Eliasson te zien was. En dat het zelfs gratis was, op voorwaarde dat je van tevoren online een kaartje wist te bemachtigen. Dit alles dankzij de vrijgevigheid van de gebroeders Marciano, rijk geworden van het kledingmerg Guess. Ik slaagde er in een kaartje voor de volgende dag te reserveren en kon mij zodoende verheugen op een onvervalste Amerikaanse trickle-down kunstbeleving.

Nadat ik mezelf op een onvervalst Amerikaans ontbijt getrakteerd had, met pannenkoeken en al, ging ik op pad richting de kunsthal. Het was net als gisteren bepaald niet te warm (zo'n 18 graden), grotendeel bewolkt en dus een goede dag voor een wandeling. De Marciano Art Foundation bleek inderdaad in een voormalige vrijmetselaarsloge gehuisd te zijn. Het gebouw had een tijd leeg gestaan en was net gerenoveerd voor de nieuwe bestemming. De installatie van Eliasson was in een grote lege donkere ruimte, die eerder dienst had gedaan als het theater van de loge. Het kunstwerk bestond uit een projectie van verschuivende kleurvlakken op een groot filmdoek, dat de gehele achterwand besloeg. De beelden werden begeleid door een abstract-industriële soundtrack. In de opengewerkte dakconstructie van de hal waren in de openingen verschillende kleurenfilters bevestigd waarachter twee projectors heen en weer bewogen. Het was wel weer een mooie belevenis en ik denk dat de kunstenaar zelf het best kan vertellen wat zijn bedoelingen met het werk waren.


Ik vervolgde mijn weg door een van de meer welgestelde delen van Central LA. Omgeven door mooie klassieke Amerikaanse villa's, dreven mijn gedachten weg naar films als Sunset Boulevard en ik vroeg me af of hier zich ook vergeten filmsterren achter de gordijnen schuilhouden. Ze liepen in elk geval niet over straat, want ik was zo ongeveer de enige voetganger in de buurt. Het werd iets levendiger toen ik Larchmont Village binnenliep, wat een soort hipster-enclave scheen te zijn. Met een ware farmers market, en de gebruikelijke koffietentjes. Dit soort buurtjes zijn toch inmiddels wel vrij inwisselbaar. Het hoge prijspijl van de koopwaar op de markt was hier nog wel het meest opmerkelijke. Maar later kwam ik er achter dat supermarkten in Californië ook een stuk duurder zijn dan in Europa en dat het dus wellicht relatief allemaal nog wel meeviel. Ik was overigens nog niet aan eten toe, dus ik vervolgde mijn weg richting Hollywood.

Ik kwam langs de Paramount Studios, de enige van de grote filmstudio's die nog in Hollywood gevestigd is. De andere grote spelers zijn al geruime tijd in andere delen van Los Angeles gevestigd, waar meer plek was om uit te breiden. Ik liep verder richting Santa Monica Boulevard, waar ik omgeven werd door half-louche autodealers en lichtelijk vervallen strip malls. Hollywood mag dan synoniem zijn voor glitter en glamour, in werkelijkheid is het bepaald niet de rijkste wijk van Los Angeles. Ik sloeg rechtsaf om een bezoek te brengen aan een van de meer obscure bezienswaardigheden van de filmstad: Hollywood Forever Cemetary. Deze begraafplaats, geopend in 1899, is een uitgestrekt, parkachtig veld met palmbomen. Waarop her en der pronkgraven van meer en minder bekende grootheden uit het verleden prijken, te midden van vele 'gewone' voormalige buurtbewoners, waarvan een opvallend groot deel een Armeense achtergrond bleek te hebben. Het verbaasde me weinig dat juist de Flaming Lips op deze vervreemdend, melancholieke locatie eens een optreden gaven, met een toegift de volgende ochtend.

 
 

Na de necropolis te hebben verkend, was ik wel redelijk hongerig geworden. De wat goedkopere buurt bood ook betaalbare etablissementen. En met behulp van mijn trouwe vriend Google wist ik een degelijke Mexicaanse tent op te sporen. Het eten viel bepaald niet tegen. Uitgerust en voldaan kon ik mij derhalve opmaken voor de toeristenmassa's van Hollywood Boulevard. Het was niet ver naar de straat met de sterren in de stoep. De illusie dat dit de plek is waar het allemaal gebeurt trekt blijkbaar nogal wat mensen aan, want ik was er bepaald niet de enige. Het was voorlopig gedaan met de rust.

Gelukkig was er wel wat interessante architectuur te bekijken, want anders is het toch wel een onvervalste tourist trap. Voor mij sprong het Capitol Records Building in het oog, waar onder meer de Beach Boys een deel van hun oeuvre opnamen en waar de bobo's huisden die het grootste deel van de verdiensten opstreken. Verder zijn de monumentale bioscopen uit de jaren '20 een lust voor het oog. Helaas was ik niet in de gelegenheid in een van deze filmhuizen een voorstelling bij te wonen, want dat schijnt ook nog wel de moeite waard te zijn. Voor de rest wordt het straatbeeld bepaald door allerhande Amerikaanse toeristenonzin, waar ik verder geen woorden aan vuil wens te maken.

In plaats van mij nog langer in de hersenloze massa's te verliezen, besloot ik een tip van een vriendin ter harte te nemen. Zij had me gewezen op het nabijgelegen park Runyon Canyon. Het park bestaat uit een droog rivierdal en wat heuvels, die een weids uitzicht bieden over Hollywood en de rest de stad. Het was een mooie plek om even tot rust te komen en terug te kunnen kijken op de gelopen route. Het panorama van de eindeloze stad was indrukwekkend. Hoewel ik nog niet volledig overtuigd was van de zegeningen van LA, was het me ook niet tegen gevallen.

Route dag 1
Route dag 2



zaterdag 3 november 2018

Tijdloze klassiekers: Phanerothyme van Motorpsycho

Het oeuvre van de Noorse band Motorpsycho ligt mij na aan het hart, zoals sommigen wellicht wel weten. Het is dan ook haast vanzelfsprekend dat ik mijn nieuwe serie Tijdloze klassiekers open met een artikel gewijd aan een van de vele beluisterenswaardige albums van de heren uit Trondheim: Phanerothyme uit 2001. Het idee achter deze serie is om muzikale werken te belichten die, in mijn oren, de tand des tijds, tot nog toe, hebben weten te doorstaan.


Mijn persoonlijke geschiedenis met Motorpyscho beslaat inmiddels al meer dan de helft van mijn leven. In 2000 zag ik ze voor het eerst live in de Vera in Groningen. Dit was ten tijde van hun tour om de voorganger van Phanerothyme; Let them eat cake te promoten. Het was een onvergetelijke ervaring en sindsdien ben ik fan. Maar lang was ik ietwat melancholiek dat ik net te laat was geboren om hun hoogtijdagen bij te wonen. Daarmee bedoelde ik dan de periode 1993-1998, waarin de band albums van een haast ongeëvenaard kaliber het licht liet zien. Vuig rockende langspeelplaten waarop een breed spectrum aan genres de revue passeerde, maar die toch vooral gekenmerkt werden door stoeiende baslijnen en bijtijds wijdlopige composities.

Vanaf Let them eat cake werd er opeens opzichtig gekoketteerd met de Californische pop-sound van de late jaren zestig, zeg maar The Beach Boys ten tijd van Pet Sounds. Er worden strijkers en blazers van stal gehaald, de nummers zijn korter en het tempo en het volume wordt zo nu en dan danig teruggeschroefd. Leuk en aardig allemaal, maar het leverde nog geen fantastisch album op. En toen het uitkwam, maakte het mij dus allemaal wat weemoedig naar de scheurende gitaren van het vroegere werk waar mijn puberbrein naar smachtte. Ik was blijkbaar al vroeg melancholiek naar vervlogen tijden.

Phanerothyme kon mij in eerste instantie ook slechts beperkt bekoren. Met de jaren is mijn waardering voor juist dit album echter significant gestegen. Hier valt alles wel op zijn plaats. De productie nadert op dit album een niveau waar Brian Wilson trots op zou kunnen zijn. Het klinkt allemaal gewoon een stuk beter dan op Let them eat cake. Als je gewend bent aan muziek recht uit de garage, is het op het eerste gehoor haast wat gelikt. Maar wat mij betreft verdwijnen die kanttekeningen na meerdere luisterbeurten vanzelf. De titel is overigens geleend uit een rijmpje van Aldous Huxley: To make this trivial world sublime, take half a gram of phanerothyme. Een duidelijke verwijzing naar de psychedelische cultuur van de jaren zestig.

Motorpsycho laat op dit album echt horen dat ze niet alleen liedjes kunnen schrijven en goed hun instrumenten kunnen bespelen, maar ook een uitgebalanceerd klinkend, rijk georkestreerd album kunnen opnemen. Want de band is zelf verantwoordelijk voor de productie van het geheel en heeft een eigen wall of sound gecreëerd die organisch en oorstrelend klinkt. En er wordt zelfs redelijk zuiver gezongen, traditioneel de achilleshiel van deze Noren. Hoewel ik me daar eerlijk gezegd in hun eerdere werk nooit zo aan stoorde. Ik ben me er evenwel van bewust dat dat voor anderen wel een dealbreker kan zijn.

De albumopener Bedroom Eyes is een rustig akoestisch nummer  om er even in te komen. De begeleiding door strijkers is vol en doet het ingetogen nummer tot leven komen. For Free is een van de interessantere nummers op dit album. De klassieke Motorpscycho-sound van stuwende drums, een vooraanstaande bas met de nodige distortion en een lyrisch zingende gitaar wordt gecompleteerd met een rijke orkerstrale productie. Voor de lo-fi puristen onder ons wellicht een gruwel, maar het geheel werkt wonder wel. Een van mijn favorieten.

Op B.S. komen de eerste Californische zonnestralen nadrukkelijk aan de hemel en de orkestratie is zo mogelijk nog rijker en gevarieerder dan op de voorgaande nummers. De titel verwijst wellicht eerder naar de initialen van de bassist Bent Sæther, dan naar de gebruikelijke betekenis van dit acroniem in het Engels, vermoed ik. De eerste drie nummers worden gezongen door Sæther, op Landslide is de gitarist Hans Magnus Ryan aan het woord. Een duidelijk ander geluid, ietwat meer melancholisch van toon naar mijn mening, wat wellicht ook te maken heeft met de aard van de tekst. Ook weer een zeer fraai nummer, met mooie samenzang.


Dan zijn we al aangekomen bij de kern van het album.  De nummers van Go to California en Painting the night unreal zijn uitgesponnen muzikale beschouwingen over de Amerikaanse Droom. Waarbij ze een soort contrast tussen dag en nacht vertegenwoordigen. De titel Go to California zegt natuurlijk al genoeg en de muzikale aankleding lost alle verwachtingen in. Je hoort de zon en de onbegrensde mogelijkheden op je af komen. De video ómvat overigens de sterk ingekorte singleversie, op het album wordt de grens van de acht minuten bereikt. Painting the night unreal begint ingetogen, maar eindigt grootser en meeslepend. Hier wordt de meer artificiële kant van de Verenigde Staten op de korrel genomen: that bald-eagle seal, so that we know it isn't real. De stijl van beide nummers is helemaal Californië, maar ook helemaal Motorpsycho. De band haalt, in beperkte mate, de karakteristieke instrumentale exercities van stal, die we kennen van eerdere albums als Trust Us. In beperkte mate, want er is hier geen sprake is van  de eigenzinnige post-rock-achtige composities zonder duidelijk refrein en couplet die dat legendarische dubbelalbum kenmerken.

Het daaropvolgende The Slow Phaseout is wat mij betreft het minst overtuigende nummer van het album. Ik vind het wat te inwisselbaar. Desondanks was het een van de twee uitverkoren singles, dus de band was zelf blijkbaar een andere mening toegedaan. Het is ook weer niet helemaal verkeerd, een middelmatige Motorpsycho-compositie is immers beter dan wat er zoal op de radio te horen is. Blindfolded is daarentegen dan wel weer een persoonlijke favoriet. Ik heb dan ook een zwak voor de nummers gezongen en geschreven door Hans Magnus Ryan. Maar dit is ook wel een van zijn betere composities. De productie is weeral van een hoog niveau. Rijk doch subtiel en uiterst smaakvol.


Het sluitstuk When you're dead is in zekere zin een curiosum. Want het wordt gezongen door de drummer Håkon Gebhardt en daarmee is het een van de slechts drie nummers op alle reguliere Motorpsycho-albums waar hij achter de microfoon kruipt. De haast naïef aandoende meditatie op de dood is aangekleed als een soort begrafenismars, zoals we die wel kennen uit New Orleans. Het geheel heeft een opmerkelijk luchtig en ontwapenend karakter, wellicht mede dankzij de nauwelijks verholen Noorse tongval van Gebhardt. Een mooie, stemmige afsluiting van een klassiek album.

Helaas verliet Håkon Gebhardt de band kort na het in 2002 verschenen album It's a love cult. De band ging langzaam weer de wat harder rockende kant uit en daar had de drummer blijkbaar geen zin in. Er werd uiteraard wel weer een nieuwe drummer aangetrokken, maar de klassieke kernbezetting die tien jaar had standgehouden kwam daarmee ten einde. Daarna heeft Motorpsycho nog zeker muziek van betekenis gemaakt, het ambitieuze conceptalbum The death defying unicorn uit 2012 is in dezen met name vermeldenswaardig. Maar de energie en dadendrang van het eerdere werk is wat mij betreft toch ongeëvenaard. Ik ben er inmiddels van overtuigd dat deze periode van 1993 tot 2003 hun hoogtijdagen waren en mag mezelf dus gelukkig prijzen dat ik daar nog een paar jaar van nabij mee heb mogen maken. De vroegtijdige melancholie van mijn zijde was dus ietwat voorbarig.

woensdag 31 oktober 2018

Het vergeten front in de wolken

Dezer dagen is het een eeuw geleden dat de Eerste Wereldoorlog ten einde kwam. Een tragische periode die vaak synoniem wordt geacht met de loopgraven van Noord-Frankrijk en West-Vlaanderen. Maar er werd uiteraard op meer fronten strijd geleverd. Vorige zomer maakte ik gedurende mijn verblijf in Slovenië een bergwandeling naar de letterlijk omstreden toppen Batognica en Krn, die onderdeel waren van het Isonzofront.

Het Isonzofront 1915-1917.
De wandeling was bij de groene stip

Dit front werd actief toen Italië in 1915 zich aansloot bij de Entente en ten strijde trok tegen Oostenrijk-Hongarije. Net als aan het westelijk front verzandde de strijd al snel in een bloedige patstelling rond de oevers van de rivier de Soča (Isonzo in het Italiaans). Tegenwoordig ligt het strijdtoneel grotendeels in Slovenië, dicht bij de grens met Italië, ten noordoosten van Venetië. Het front is bij sommigen wellicht bekend als de setting voor de roman A Farewell to Arms van Ernest Hemingway, hoewel de hoofdpersoon in het boek niet veel noordelijker dan Gorizia komt.

De frontlinies liepen van de Adriatische kust via het Karstplateau, Gorizia en het dal van de Soča tot hoog in de Julische Alpen. In de Eerste van Slag om de Isonzo (er zouden er nog elf volgen) slaagden de Italianen er in enige prominente toppen van het laatstgenoemde massief te veroveren. Maar de Oostenrijkse troepen wisten zich te handhaven in de omliggende bergen. Zo ontstond een van de meest hooggelegen slagvelden van de Grote Oorlog. Waar ruim twee jaar lang, zomer en winter, de soldaten niet alleen tegen elkaar vochten, maar ook de elementen moesten zien te trotseren.

De Soča
Komend vanuit het zuiden volgden we het dal van de Soča stroomopwaarts tot aan Kobarid (ook bekend als Caporetto, waar de Italianen in 1917 een nederlaag leden die ze nooit vergeten zijn). We wierpen een blik op de fraaie kloof die de hemelsblauwe rivier in het landschap uitgesleten heeft en reden over de oostelijke flanken van het dal naar de berghut Koča na planini Kuhinja op circa 1000 meter hoogte. Daar konden we genieten van het uitzicht en de lokale culinaire specialiteiten en zodoende ons in alle rust voorbereiden voor inspannende voettocht die ons de volgende dag wachtte.

Uitzicht vanuit de berghut
We stonden vroeg op, ontbeten, vulden onze waterflessen en gingen op pad. De Julische Alpen bestaan grotendeels uit kalksteen en het landschap wordt gekenmerkt door karst. Al het grondwater zakt weg en daardoor zijn er nauwelijks bergbeekjes of bronnen waar je je dorst zou kunnen lessen. Al het benodigde drinkwater moet je dus meetorsen. De kalkrijke ondergrond zorgt ook voor een bijzondere flora, met een significant aantal endemische soorten.

Aconitum angustifolium
Campanula zoysii

Langzaam maar zeker liepen we omhoog over de alpenweiden tot we na Planina Leskovca aan de voet van de bergwand uitkwamen. Vanaf daar ging het pad steil omhoog door een smal dal tussen twee toppen. De zon was ondertussen vanachter de bergen tevoorschijn gekomen waardoor we boven bij het bergmeertje Lužnica onze eerste welverdiende pauze konden inlassen. Het landschap werd steeds witter. Het gras ging over in kalksteen, hoewel er nog steeds een keur aan bloemen tussen de rotsen te vinden was. We liepen nu door een dramatisch dal langs de voet van de Vrh nad Peski richting het smalle plateau van Batognica. De wolken daalden langzaam op ons neer en zo nu en dan kwamen we al de eerste verroeste voorwerpen tegen die ons herinnerden aan de gebeurtenissen van een eeuw terug: granaatscherven en kogels.

De top van Vrh nad Peski doemt op uit de wolken

De korte klim naar Batognica bracht ons in een soort archeologisch openluchtmuseum. Overal  prikkeldraad, granaatscherven en resten van bouwsels en schuilplekken. Terwijl de nabijgelegen top Krn in 1915 door de Italianen veroverd werd, hielden de Oostenrijkers stand op Batognica. De frontlijn kwam daardoor op ruim 2100 meter hoogte te liggen. Op een rustige dag in juli was het al een beetje frisjes, dus het is nauwelijks voor te stellen dat soldaten ook gedurende de winter hier de frontlijn moesten bemannen. In de eerste winter aan het front was de bevoorrading ook nog eens nog niet op orde, waardoor de zogenoemde weiße Tod voor velen een onvermijdelijk lot bleek. Pas in de loop van 1916 werd door de Oostenrijkers een kabelbaan gebouwd, waardoor de situatie ietwat verbeterde.

Potentilla nitida met prikkeldraad in de achtergrond
Als ik het goed begrepen heb, was de westelijke kant van Batognica in handen van de Italianen (een animatie van het front is hier te zien, Oostenrijk-Hongarije is blauw, Italië rood). Frontale aanvallen op de Oosternrijkse linies bleken al snel vruchteloos, dus begonnen de Italianen de berg te ondermijnen. Het doel was simpelweg de Oostenrijkse posities te ondergraven en vervolgens met explosieven op te blazen. Ze slaagden er in een aantal van deze mijnen tot ontploffing te brengen, maar het was niet genoeg om de Oostenrijkers uit hun posities te verdrijven. Naar het schijnt is de berg hierdoor wel een paar meter lager dan voor de oorlog. Als gevolg van de smadelijke nederlaag bij Caporetto werden de Italianen in de herfst van 1917 van de bergen gejaagd. Even leek het er toen op dat oorlog op dit front ten einde was, maar uiteindelijk trokken de Italianen in 1918 toch aan het langste einde. Het was echter een pyrrusoverwinning, die aan beide zijden honderdduizenden slachtoffers had geëist.
 
We daalden Batognica af aan westelijke zijde. Het pad was uitgehouwen in de bergwand en liep vlak langs de honderden meters diepe afgrond. In de rotsen waren verscheidene openingen in de rotsen te zien. Vermoedelijk waren dit een soort bunkers of wellicht dienden ze als ingang tot een van de vele tunnels. Het pad zelf was duidelijk met militaire precisie aangelegd als onderdeel van de Italiaanse frontlinie. Het laatste gedeelte van de afdaling ging over een steile rotstrap naar de pas Krnska škrbina, de pas van Krn.

Krnska škrbina, met grotten en verroeste artillerie
Vanaf de pashoogte vervolgden we onze weg naar de top van Krn (in het Italiaans bekend als Monte Nero). Hier belemmerde het wolkendek het zicht echter danig. De hellingen waren ook hier nog bezaaid met roestig prikkeldraad. We liepen eerst naar de berghut Gomiščkovo zavetišče vlak onder de top en bestegen zo vanaf de westkant de laatste honderd meter hoogteverschil. Boven gekomen brak de hemel enigszins open, hoewel het beloofde Alpenpanorama zich niet openbaarde. Gelukkig hingen de wolken alleen rond de top, zodat we weer van het uitzicht konden genieten zodra we de berghut tijdens de afdaling gepasseerd waren.

De afdaling ging over de het brede pad dat de Italianen hadden aangelegd om hun troepen op de berg vanuit de Soča-vallei te kunnen bevoorraden. Langzamerhand werden de bergweiden weer groener en bloemrijker en al snel kwamen we de eerste rustig grazende koeien tegen. Na een paar uur rustig wandelen kwamen we weer bij ons startpunt uit en konden we tevreden terugkijken op een indrukwekkende tocht. De route van de wandeling is hier te vinden, wij liepen alleen in omgekeerde richting. 

De berghut Gomiščkovo zavetišče, vlak onder de top van Krn