zondag 31 augustus 2014

Een pijnlijke pelgrimage

Gestimuleerd door mijn succesvolle avontuur een dag eerder naar Seokbulsa en de wervende teksten op de website Dale's Korean Temple Adventures, besloot ik voor de volgende tocht nog een excursie richting belangrijk boeddhistisch erfgoed te plannen. Alleen was het dit keer niet op steenworp afstand van mijn basiskamp in Busan, maar in Bulguksa (불국사), bijna twee uur met de trein naar het noorden. Op papier al een hele onderneming, gezien de eentaligheid van het Koreaanse openbaar vervoer, maar in de praktijk bleek het een lijdensweg, want ik was de hele dag doodziek. Dat ik toch heb doorgezet, tot aan de op een heuveltop gelegen Seokguram-grot aan toe en ook weer (min of meer) heelhuids thuis wist te komen, geeft wellicht wel een idee van mijn gedrevenheid om mijn bedevaart tot een goed einde te brengen. In eerste instantie had ook nog gedacht om in de middag een bezoek te brengen aan de nabijgelegen stad Gyeongju, maar gelukkig had ik nog net wel voldoende gezond verstand om dat voornemen voor een volgende reis te laten.

Om te begrijpen waarom ik mij zoveel moeite getrooste om een paar tempels te bezoeken, eerst maar een citaat afkomstig van Dale's eerder genoemde en zeer aanbevelenswaardige blog:

Bulguksa Temple (“Buddhist Country Temple”) is a must to any trip to Korea, whether it’s one year or one day. For this reason, Bulguksa Temple is recognized as one of ten UNESCO World Heritage Sites in Korea for good reason.

En dat gaat alleen nog maar over het tempelcomplex. Op de top van de naburige heuvelrug is een wel zeer bijzonder boeddhistisch heiligdom te vinden: de Seokguram-hermitage (석굴암), een door mensenhanden geconstrueerde grot met daarin verscheidene sculpturen en in het bijzonder een groot beeld dat 'de historische Boeddha' (Seokgamoni-bul) verbeeldt. Dale schrijft hier over:

...in my very humble opinion, Seokguram Hermitage possesses the most beautiful artifact in all of Korea: the grotto’s gorgeous granite statue of the Seokgamoni Buddha.
en:
With the most beautiful and crowning achievement of religious artistry in Korea, Seokguram Hermitage rates a perfect ten out of ten.  In all of my travels throughout various temples in Korea, I have yet to be spell-bound as much as I am (and subsequent times) when I visit Seokguram Hermitage.  Other temples and hermitages may be bigger in size and scope or have greater historical/cultural significance, but all pale in comparison to the simple beauty the hillside grotto radiates.

Dat moest ik dus zien. 

En gelukkig heb ik het ook gezien. En uiteindelijk was het de moeite zeker waard, maar het het heeft wat moeite gekost. Ik werd 's ochtends vroeg misselijk wakker en ik moest gelijk overgeven. Ik hoopte en verwachte dat de misselijkheid snel over zou zijn, maar dat was niet het geval. Ik heb de hele dag geen eten binnen kunnen houden en eigenlijk ook nauwelijks kunnen drinken. Wat natuurlijk best vervelend is als je een lange, ingewikkelde reis maakt.

En een ingewikkelde reis was het toch wel een beetje. Ik verbleef in Busan in het stadsdeel Haeundae.Vanaf het station om de hoek zou ik volgens de reisplanner in Google Maps eenvoudig de trein richting Bulguksa kunnen nemen. Alleen was Google Maps helaas nog niet helemaal up to date. Er was namelijk net een nieuwe spoorlijn geopend en als gevolg daarvan was het station van Haeundae zo'n vijf kilometer verplaatst. In het hostel wisten de mensen aan de balie van niks. De meeste gasten reizen met de hogesnelheidslijn vanaf Seoul, komen dan aan op het centraal station van Busan en nemen vanaf daar de metro naar Haeundae. Slechts weinigen gaan blijkbaar op eigen gelegenheid op avontuur richting het binnenland. Maar uiteindelijk wist ik er toch achter te komen welke bus ik moest nemen naar het station, alleen het probleem met bussen in Korea is dat meestal wel duidelijk is welke bus je moet nemen (er staan immers nummers op), maar dat het vaak lastig is om er achter te komen waar je uit moet stappen. Als er in de bus al informatie is over de volgende halte, dan is die meestal alleen in het Koreaans.

Met goede moed begon ik dus zodoende 's ochtends vroeg aan mijn dagtochtje. De bus reed als een gek door de vroege ochtendspits, iets wat ik gezien mijn precaire gesteldheid niet echt kon waarderen. Doordat ik het straatbeeld op Google Maps in me op had genomen, ik wist wanneer de bus op de halte aan zo moeten komen en ik dacht dat de halte omgeroepen werd, stapte ik op een gegeven moment uit. Het was vanaf de bushalte nog een paar honderd meter lopen naar het station, dus het was niet meteen duidelijk dat ik op de juiste plek was uitgestapt. Het bleek gelukkig allemaal te kloppen

Op het station aangekomen, was de volgende hindernis dat ik aan een kaartje moest zien te komen. Ik zag geen automaten, die wellicht nog een Engels menu zouden kunnen hebben gehad, dus ik moest mijn geluk maar aan het loket beproeven. Uiteraard sprak er niemand Engels, maar ik had Bulguksa in het Koreaans opgeschreven en blijkbaar zonder spelfouten, want men begreep waar ik heen wilde. De treinreis was verrassend goedkoop, een paar euro voor een reis van toch wel anderhalf uur. In de trein had ik ook nog behoorlijk last van wagenziekte, terwijl het toch een stuk rustiger zat, dan in een bus die met topsnelheid door de bochten scheurt.

Vanaf het station van Bulguksa moest ik nog een bus nemen om bij de tempel te komen. En ook hier bleek de info die ik van Google Maps had afgeleid niet te kloppen. Uiteindelijk wist ik de juiste bushalte te vinden en ook de lijn die me naar de tempel zou brengen. Wat het reisgemak dan weer wat ten goede kwam, was dat je ook op het platteland in de lokale bussen dezelfde chipkaart kon gebruiken als in de metro van Seoul en Busan. En de chipkaart kon je eenvoudig met contanten opladen bij elke gemakswinkel.

Het overdreven sportieve rijgedrag van de Koreaanse buschauffeurs was helaas niet beperkt tot de grote steden. Ook de bus naar de tempel ging weer zo hard mogelijk door alle bochten heen en volgens mij werden de verkeersregels ook met een korreltje zout genomen. Uiteindelijk kwam ik rond een uur of tien behoorlijk afgepeigerd bij de tempel aan. Dat het inmiddels in de felle zon behoorlijk warm begon te worden, hielp ook niet echt.

Maar zoals gezegd liet ik me niet ontmoedigen door fysiek ongemak. Het leven is immers lijden. En het zou toch wel te gek worden als ik me door fysiek lijden zou laten weerhouden een bezoek te brengen aan een van de absolute boeddhistische hoogtepunten van Korea.

De tempeltuin

De tempel van Bulguksa was een stuk toeristischer dan die van Seokbulsa, die ik een dag eerder had bezocht. Aan de rand lagen grote parkeerterreinen, die bezet waren door vele bussen. Het pad naar de tempel werd omzoomd door tentjes die eten, drinken en snuisterijen verkochten. Voor deze tempel moet wel een kaartje worden gekocht en na de poort wandel je eerst nog een stukje door een fraaie tuin totdat je bij het eigenlijke tempelcomplex aankomt.

Helaas werd de algehele indruk wat ontsierd door een hoge metalen doos die boven de tempel uittorende. Eerst dacht ik dat het wanstaltig modernistisch bezoekerscentrum was, in een poging ook het Koreaanse werelderfgoed van een 21ste eeuws cachet te voorzien. Het bleek gelukkig een bouwwerk van meer tijdelijke aard te zijn, dat op een van de binnenplaatsen was opgericht om restauratiewerkzaamheden te faciliteren.


Zoals eigenlijk alle houten tempels in Azië is ook de huidige staat van Bulguksa het resultaat van een reeks restauraties. Maar waar veel oude tempels in Japan eigenlijk onafgebroken zijn onderhouden (met de tempel van Hōryū-ji als schoolvoorbeeld), is dat in Korea nadrukkelijk niet het geval geweest. Bulguksa stamt oorspronkelijk uit de zogenaamde Verenigde Silla-periode (668–935), toen het boeddhisme in Korea een grote artistieke bloei kende. Maar in de latere Joseon-dynastie (1392-1897) werd het boeddhisme van overheidswege bepaald niet gestimuleerd en in zekere zin zelfs onderdrukt ten faveure van het confucianisme. Bulguksa raakte zodoende ook danig en verval. Een situatie die niet bepaald verbeterd werd door de Japans overheersingin de eerste helft van de twintigste eeuw en de daarop volgende oorlogen .

Pas in de jaren zeventig, onder het bewind van de dictator Park Chung-hee, kreeg het (boeddhistische) erfgoed uit de Silla-dynastie aandacht van het landsbestuur. Terwijl in Seoul en Busan oude stadswijken in hoog tempo plaats moesten maken voor snelwegen en hoogbouw, werd de oude Silla-hoofdstad Gyeongju onder strenge monumentenzorg geplaatst en werd ook het nabijgelegen Bulguksa gerestaureerd. 

De vraag rijst allicht in hoeverre wat je nu ziet origineel is. De stenen fundament stammen uit de Silla-periode, maar eigenlijk alle houten gebouwen zijn van later datum en alle felgekleurde geverfde ornamenten moeten sowieso elke tien jaar worden bijgehouden. Maar in wezen is dat natuurlijk een haast filosofische kwestie. Alle cellen in mensenlichaam worden gedurende een mensenleven meermalen vervangen. Maar verandert daardoor de persoon dan ook? Ik zou zeggen van niet. Bij monumenten ligt het nog iets complexer, omdat het voor kan komen dat latere aanpassingen aantoonbaar niet origineel zijn. De leien daken van Carcassonne schieten mij zo te binnen. In Bulguksa leek het mij allemaal met zorg te zijn gedaan en het geheel kwam op mij in elk geval authentiek over. Maar ja, wat is dus authenticiteit en wie ben ik om daar over te oordelen?


Ondanks de vrij grote stroom toeristen en de status als nationaal monument was de tempel ook nog wel degelijk in gebruik. In bepaalde paviljoens waren diensten aan de gang, er werd hartstochtelijk wierook gebrand en je mocht geen foto's maken van de tempelinterieurs. Het bovenop de naastgelegen heuvel gelegen heiligdom Seokguram had een nog sterkere atmosfeer van een actief spiritueel centrum. Hier had je echt het idee dat dit eerder als bedevaartsoord functioneerde, dan als toeristische attractie. 

Ik had eerst gedacht omhoog naar Seokguram te lopen, maar gezien mijn zwakke gesteldheid besloot ik toch maar de bus te nemen. De weg ging sterk slingerend door haarspeldbochten omhoog en indachtig het reeds genoemde rijdgedrag van de Koreaanse bussen kan men zich wellicht wel voorstellen dat de busreis niet noodzakelijk veel prettiger was dan een voettocht bergop. Maar gelukkig wel korter en boven aangekomen kon ik rustig even uitblazen en van het uitzicht genieten.

Vanaf de parkeerplaats ging er een kronkelend, breed pad naar de Seokguram toe. Het pad was versierd met lampions en vlaggen, iets wat er wellicht mee te maken had dat twee dagen later de verjaardag van Siddharta Gautama gevierd wordt en dat juist dit heiligdom specifiek aan de historische Boeddha is gewijd. Maar misschien hangen die versierselen er wel het hele jaar.

In de grot zelf mochten geen foto's gemaakt worden.

De eigenlijke grot is vrij klein en daardoor lijkt het Boeddhabeeld nog wat groter dan het toch al is. Helaas wordt het zicht op het sublieme kunstwerk beperkt door een plexiglazen scherm dat er uit conservatie-overwegingen geplaatst is tussen publiek en Boeddha. Het deed nogal provisorisch aan en het is ook te hopen dat het een tijdelijke oplossing is en dat in de toekomst een betere afscheiding geplaatst wordt, die beter tegemoet komt aan de wensen van conservators en bezoekers. Desalniettemin maakten de beelden en de hele ruimte de indruk van een magistraal meesterwerk. 

Om het allemaal even te laten bezinken en om nog een busrit nog even uit te stellen, besloot ik het pelgrimspad naar beneden te lopen. Het liep over de beboste heuvelhelling en begon vrij steil, maar werd geleidelijk aan vlakker. Na een uur was ik weer bij de tempel van Bulguksa. Daar besloot ik dat het wel mooi geweest was voor deze dag. Het was nog maar aan het begin van de middag en ik zou nog wel genoeg tijd hebben gehad om een kort bezoek te brengen aan Gyeongju. Maar mijn hoofd en mijn buik stonden daar niet meer naar en dus nam ik de bus naar het station van Bulguksa.

Op het station sprak de man bij het loket zowaar wat Engels, ik moest echter nog wel ruim een uur op de trein wachten. Gelukkig hield mijn lichaam zich rustig zolang ik er maar geen eten in gooide en ook de treinreis verliep relatief probleemloos. Op het station van Haeundae aangekomen, wachtte mij nog de opgave om terug naar het hostel te komen. Ik had gelezen dat taxi's in Korea goedkoop waren en gezien mijn brakke toestand vond ik dat ik me die luxe nu wel kon permitteren. Het lukte me echter niet aan de taxichauffeur duidelijk te maken waar ik naar toe wilde. En vrouw die mijn gestamel aanhoorde, begreep wel waar ik heen moest en wees mij op een bus die even verderop stond die mij naar het centrum van Haeundae zou kunnen brengen. Haar tip bleek een schot in de roos. Dit was een hele andere buslijn dan die ik in de ochtend had genomen en bracht me rechtstreeks van het treinstation van Haeundae naar het metrostation Haeundae, waar mijn hostel naast was.

Moe, afgemat, ziek, maar vooral voldaan kroop ik niet veel later in mijn bedje. De volgende dag moest ik weer vroeg op, om de veerboot van Busan naar Fukuoka in Japan te nemen. Maar dat is uiteraard stof voor een volgende episode.

Hier zijn nog van mijn foto's wat van Busan en omgeving te bekijken. En tenslotte nog twee video's, één van Dale, die een indruk geeft van een bezoek aan Seokguram en één van de Koreaanse overheid, over de geschiedenis en architectuur van de grot




donderdag 28 augustus 2014

Hoog verheven boven Busan

Busan is de grootste havenstad van het Koreaanse schiereiland en traditioneel het venster op de Wereld. Alle hoogwaardige industriële producten die binnen de Republiek geproduceerd worden, worden vanaf hier naar alle uithoeken van onze planeet verscheept. Het is ook het traditionele verbindingspunt met Japan, een belangrijk financieel centrum, een uitbundige badplaats, een brandpunt voor scheepsbouw en visserij. Met andere woorden bij uitstek een Werelds knooppunt voor het moderne globale kapitalisme. Op mij kwam het over als een soort kruising tussen Rotterdam, New York en Dubai (hoewel ik moet toegeven nog nooit in Dubai te zijn geweest).

Busan: dubbele snelwegen en glinsterende wolkenkrabbers aan zee.

Niet bepaald een centrum van spirituele contemplatie dus. En behalve een enkel boeddhistisch centrum weggestopt in een flatgebouw of een christelijke prediker hier en daar, was het bij uitstek een puur materialistische stad. Geen rustpunten in de vorm van tempeltuinen en contemplatieve heiligdommen. Althans niet in de stad zelf. Busan wordt gevormd door dichtbebouwde dalen, die worden onderbroken door beboste heuvels. En in die heuvels liggen enkele van de fraaiste en indrukwekkendste tempels van Korea verscholen.

Het bekendst zijn wellicht de aan zee gelegen tempel Haedong Yonggungsa (해동 용궁사) en het grote tempelcomplex van Beomeosa (범어사) ten noorden van de stad. Ik was echter tijdens mijn voorbereidingen op een obscuurder parel gestuit: Seokbulsa (석불사). De foto's die ik op internet vond, toonden een tempel hoog in de heuvels boven de stad met indrukwekkende sculpturen uitgehakt in de rotswand. De verslagen online waarschuwden echter ook dat de tempel wel eens lastig te vinden kon zijn, dus ik had mij op lastige odyssee door woeste heuvels en donkere bossen voorbereid. Het viel gelukkig alles mee met de onvindbaarheid, maar over de serene schoonheid van de eindbestemming was geen woord gelogen.


Vanaf het Geumgang Park (금강공원) in het noorden van het centrum van Busan ging ik met de kabelbaan omhoog naar de top van de heuvelrug. Op deze manier bespaarde ik mezelf een klim van een paar honderd meter. Het was immers vakantie en ik vond dat ik mezelf niet te veel uit hoefde te sloven. Boven aan gekomen werd ik begroet door hordes Koreanen die het weekend te baat hadden genomen om ook in de heuvels te gaan wandelen en zo de stadse drukte voor even te ontvluchten. Vanaf het eindpunt van de kabelbaan was het een paar kilometer lopen naar de muur van het gereconstrueerde heuvelfort Geumjeongsanseong (금정산성). Bij de zuidelijke poort van het fort aangekomen ging ik naar links op weg naar het dorpje Nammun (남문마을). Daar aangekomen was het ook gelijk tijd voor de lunch. Niet dat ik nou al zo ver gelopen had, maar het dorpje bestond feitelijk uit een bonte verzameling eettentjes en ik was absoluut niet voornemens zo'n culinaire verleiding te weerstaan.


Wat er zoal op het menu stond was volstrekt onduidelijk voor mij. Het enige wat ik kon lezen waren de prijzen. Ik probeerde te vragen wat voor soort eten ze serveerden, maar ik geloof dat ze dachten dat ik zei dat ik vegetarisch was. Ik kreeg in elk geval een vegetarisch gerecht voorgeschoteld, waar ik op zich ook geen probleem mee had. Het was lekker en vullend. De mannetjes aan een aangrenzende tafel namen de gelegenheid te baat mij er op te wijzen dat er ook sterke drank beschikbaar was en dat zij in elk geval hun uitje van een gelukzalige alcoholische roes voorzagen. Ik bedankte vriendelijk voor het aanbod. Wellicht was ik door mijn boeddhistisch verantwoorde middagmaal in een wat meer ascetische bui gekomen.


Vanaf Namman was het eerst nog een gemoedelijk stukje lopen over een bospad stroomafwaarts langs maagdelijke witte kersenbloesems door een smal beekdal. Uiteindelijk kwam ik bij een verharde weg uit en vanaf dat punt rechtsaf zijn het nog slechts de laatste zwaar loodjes die omhoog leiden naar de tempel. De weg ging dus nog even behoorlijk steil omhoog, maar echt ver was het niet meer. En het was typisch zo'n einddoel die alle van tevoren geleverd inspanningen direct doet vergeten of zelfs in een gouden daglicht plaatst. Goed, dat is wellicht ietwat overdreven. Bovengekomen was daar dan het bescheiden, doch kleurrijke tempelcomplex op een terras tegen de rotswand gekleefd, van waar je een prachtig uitzicht had op de stad, de heuvels en de zee.

Nadat ik de klokkentoren gepasseerd was, liep ik langs de stenen pagodes, ging ik de trap op, die tussen twee tempelgebouwen ingeklemd was en kwam ik uit op de binnenplaats. Daar was te zien waar de tempel zijn naam aan ontleent. Seokbulsa betekent zoveel als de tempel van de stenen Boeddha's en die naam draagt de tempel met eer. Aan drie zijdes wordt de binnenplaats begrenst door hoge rotswanden en in de rotswanden zijn grote figuren uitgehouwen. Boeddha's en boeddhistische personificaties. De binnenplaats zelf wordt voor het grootste deel ingenomen door een plateau waarop de gelovigen knielen en bidden, nadat ze hun schoenen hebben uitgedaan en hun bidmatje hebben uitgespreid.

Het was een vrije zaterdag en de meeste Koreanen die ik eerder tegenkwam waren voornamelijk van de geneugten des levens aan het genieten. Hier leken echter vrijwel alle bezoekers als hoofddoel om in stilte eer te bewijzen aan de Verlichte en aanverwante geesten. Een heel verschil met tempels die ik later in Japan zou bezoeken, die vaker primair een toeristische attractie dan godshuis schenen te zijn. Er waren wel enkele westerse toeristen die deze goed verstopte parel ook hadden weten te vinden, maar het waren toch vooral Koreanen die de tempel als spiritueel rustpunt opnamen in hun wandeltocht.

Achter de binnenplaats kon je over in de rotswand uitgehouwen tredes nog verder omhoog klauteren, om vanuit een ander perspectief van het uitzicht en de sculpturen te genieten. Daarna was het ook nog een optie om je door nauwe rotsspleten te wurmen en dan uiteindelijk bij een klein heiligdom in een rotsspleet uit te komen. Hier hadden eerdere bezoekers offers in de vorm van sinaasappels, snoep en geld bij een Boeddhabeeld achtergelaten.

Er waren behoorlijk wat bezoekers die zo af en aan gingen. Ze keken wat rond, bogen voor de her en der verspreide altaren, knielden op het bidplateau en gingen weer verder. Ondanks dat het voor zo'n afgelegen tempel vrij druk was, hing er een verstilde sfeer. Ik maakte nog een praatje met wat andere belangstellenden en nadat ik mij er van gewist had dat ik echt alles goed had gezien en ervaren besloot ik weer af te dalen.

Terug ging ik over de weg en wandelpaden richting de stad. Het was af en toe een beetje gissen welke kant op, maar door het reliëf was het vrij makkelijk een overzicht te houden op de omgeving en me zo te oriënteren. Het doel was om bij het metrostation Mandeok (만덕) uit te komen. En dat lukte. Ik nam de metro Suyeong (수영구) en liep vanaf daar naar het strand van Gwangalli (광안리 해수욕장). Hier ging de zon langzamerhand al achter de wolkenkrabbers verscholen en zo kwam een eind aan een bevredigende dag.

Meer foto's van mij uit Busan zijn hier te bekijken.

dinsdag 26 augustus 2014

De rechtsstaat op Lowlands ten onder

Een solide rechtsstaat wordt niet in een dag gebouwd!
Terwijl de Wereld in brand staat, lijkt de crisis in Nederland stilaan bezworen. Ondanks de impact van de Russische boycot krabbelt de economie langzaam weer op. Onder de nieuwe koning groeit het patriottisme en de hervonden nationale trots culmineert in de viering van twee eeuwen vaderland [sic]. Het kabinet herbront op een landgoed in Twente en komt binnenkort met nieuw beleid om het land op een koers naar de toekomst te zetten. Maar ondertussen kalft de rechtsstaat, haast ongemerkt, steeds verder af.

Een goed staatsbestel rust op drie solide, onafhankelijke pijlers: wetgevende macht, uitvoerende macht en rechterlijke macht. Dat parlement en regering in de hedendaagse realiteit nauw verweven zijn, is reeds lang een punt van zorg voor de staatssrecht-puristen. Maar in de praktijk is de uitvoerende macht zozeer verankerd in het stugge ambtenarenapparaat en wordt de wetgevende macht primair gestuurd door de politieke waan van de dag. Men zou zelfs kunnen stellen dat het kabinet eerder deel uit maakt van de wetgevende dan van de uitvoerende macht. Maar zelfs in dat geval heeft het stabiele uitvoerende bestel genoeg gewicht om de vluchtige politiek in evenwicht te houden. Montesquieu kan op dat vlak vooralsnog rustig slapen.

De derde stabiele factor in het landsbestuur zou de rechterlijke macht moeten zijn. En lang was dat ook een baken van rust in Nederland. Weledelgeleerde rechters spreken recht, gewiekste advocaten verdedigen en gedreven aanklagers klagen aan. Een fraaie Trias Justitia. Niets meer aan doen. Behalve dan dat het allemaal leidt tot een relatieve trage rechtsgang, waarin alle belangen en feiten eerlijk afgewogen dienen te worden. En dat is natuurlijk geen aantrekkelijk beeld in een tijd waarin meer veiligheid hoog op de agenda van het Volk staat.

Dus wordt er een list verzonnen om veiligheid en gerechtigheid in topsnelheid naar een groot festival te brengen. De suffe rechters kunnen in stoffige sociëteiten blijven en de gewiekste advocaten worden expliciet niet uitgenodigd. Aanklacht en oordeel worden gecombineerd en de verdachte moet zichzelf maar zien te verdedigen. Als iemand zo stom is een gebruikshoeveelheid verboden middelen niet goed te verstoppen, kan die meteen afrekenen: boete en strafblad. Er wordt aangeraden van beroep af te zien, want dan kan je meteen pinnen. Ik kan het niet eens een schijnproces noemen, want de schijn van een eerlijk proces wordt niet eens opgehouden.

Gelukkig zijn er enkele gehaaide advocaten die deze misstand hebben opgemerkt en de vuile was buiten hebben gehangen. Maar het ergste is natuurlijk dat de naamsverandering van het Ministerie van Justitie naar het Ministerie van Veiligheid meer dan een cosmetische wijziging is gebleken. Het streven naar gerechtigheid staat klaarblijkelijk niet meer bovenaan het prioriteitenlijstje van de heren Opstelten en Teeven. Veiligheid wordt schijnbaar gemeten in de gemiddelde lengte van het strafblad van de Nederlandse burger: hoe langer, hoe beter. Een ontnuchterende constatering. Ik kan slechts hopen dat er nog mensen in Den Haag zijn, die de rechtsstaat, of wat daar nog van over is, wel serieus nemen.

Partners in crime bij het slopen van onze rechtsstaat.

woensdag 20 augustus 2014

Naar de grens

Een reis naar Korea was voor mij niet compleet zonder een bezoek aan de Demilitarized Zone (DMZ), die het schiereiland al ruim 60 jaar in noord en zuid verdeelt. Zowel vanuit de noordelijke Democratische Volksrepubliek Korea als vanuit de zuidelijke Republiek Korea is deze grenszone voor toeristen met een georganiseerde tour te bezoeken. En aangezien ik enkele dagen in Seoul zou verblijven, had ik van tevoren een dagtour naar langs de verscheidene hoogtepunten van deze befaamde grenszone geboekt. Er zijn eigenlijk opvallend weinig restricties om aan zo'n tour deel te nemen: je mag geen staatsburger van Korea of een niet-vriendschappelijke natie zijn, je moet je uiterlijk vier dagen van tevoren opgeven en betalen, je moet je paspoort meenemen, je mag geen aanstootgevende kleding dragen en je moet de aanwijzingen van de gidsen opvolgen.

De tour vertrok 's ochtends in alle vroegte met een volle bus vanaf de USO-compound in hartje Seoul. De ochtendspits kwam al op gang, maar het was vooral richting het centrum, terwijl wij uiteraard koers zitten richting de ommelanden en dus goed op konden schieten. De reis voerde langs de noordoever van de Han-rivier en al gauw kon ik de eerste hekwerken en wachtposten van het Zuid-Koreaanse leger waarnemen. Hoe dichter we de Zone naderden, hoe frequenter en opvallender de militaire aanwezigheid.

Militaire roadblock op weg naar de DMZ.

Na ruim een uur rijden kwam de bus aan bij de Amerikaans-Koreaanse basis Camp Bonifas, aan de zuidrand van de DMZ. Daar nam onze Koreaanse gids tijdelijk afscheid van ons en kregen we een korte, propagandistische briefing van een niet al te snuggere Amerikaanse infanterist over de lokale geopolitieke stand van zaken. Deze soldaat (afkomstig uit de Deep South) was samen met een collega rekruut ook onze gids binnen de zogeheten Joint Security Area (JSA). Dit was het enige onderdeel van de tour waar we daadwerkelijk binnen de DMZ waren en waar we uiteindelijk zelfs een paar meter over de streep in Noord-Koreaans grondgebied mochten vertoeven. In de JSA gelden allemaal strenge regels, met name ten aanzien van fotografie en onze militaire begeleiders hadden dan ook grote moeite om alle schietgrage toeristen in toom te houden.

Toeristen betreden de barakken die over de grens tussen Noord- en Zuid-Korea zijn gebouwd.

Het ging er allemaal behoorlijk routinematig aan toe. Er wordt tijdens de korte tour door de JSA een strak schema gevolgd, waar absoluut niet van afgeweken mocht worden. Je wordt eerst opgesteld op een soort podium, krijgt wat uitleg over wat je allemaal om je heen ziet en dan mag je een van de barakken een tiental minuten in. In de barak kun je de jure Noord-Koreaans grondgebied betreden, omdat het vroeger de plek was waar delegaties uit Noord en Zuid elkaar troffen voor onderhandelingen en zodoende precies over de grens is gebouwd. Nadat je na een paar minuten met een vrij grote groep in een vrij kleine barak hebt gestaan en je, strak in het gelid, weer naar buiten gedirigeerd bent door de soldaten, gaat de hele groep weer de bus in en wordt je langs nog een aantal andere bezienswaardigheden/curiositeiten van de JSA gevoerd.

Zicht op de Democratische Volksrepubliek Korea.

Eerst wordt de hele groep weer uitgeladen bij een uitzichtpunt richting Propaganda Village (aldaar bekend als Peace Village of Kijong-dong, 평화리) in Noord-Korea, dat voornamelijk bekend is vanwege de gigantische vlaggenmast. Een stellage die vermoedelijk uiting geeft aan de onderlinge penisnijd tussen Noord en Zuid. Ten zuiden van de grens is namelijk een gelijkaardig, doch net iets kleiner, fallussymbool opgericht. Overigens was het ten strengste verboden foto's te maken van objecten die zich aan de zuidzijde van de demarcatielijn bevonden. Plaatjes schieten van alles wat los en vast stond was prima zolang het zich maar in Noord-Korea bevond, maar als je je fototoestel richting het zuiden richtte, kon je op zijn minst een scheldkanonnade en niet mis te verstane dreigementen van de Amerikaanse chaperons verwachtten. Vanuit de bus kregen we verder nog de Bridge of No Return en de locatie van het Axe murder incident te zien. Smullen dus voor de connaisseurs van de meer obscure episodes uit de twintigste eeuwse geschiedenis. De bus reed daarna, door de mijnenvelden en de tankgreppels die de grens van de DMZ aan zuidelijke zijde vormen, weer terug naar Camp Bonifas, waar je snuisterijen in de souvenirwinkel kon kopen en nog een propagandistisch museum over de geschiedenis van de JSA en de DMZ kon bezoeken. De taak van de Amerikaanse militairen ("voorkomen dat de onnozele toeristen geen Derde Wereldoorlog veroorzaken") zat er toen op en de Koreaanse gidsen (die de DMZ niet binnen mogen) namen het voor de rest van de dag weer over.

"On this spot was located the yellow poplar which was the focal point of the ax murder of two United Nations Command officers. Captain Anton Bonifas and first lieutenant Mark Barrett, who were attacked and killed by North Korean while supervising a work party trimming the tree on august 16 1976."

Het eigenlijke hoogtepunt was dus nu achter de rug, de JSA is immers een geopolitieke hot-spot hors catégorie, maar er stond desondanks nog een vol programma te ingepland. Eerst lunch in een kantine bij het propagandistische treinstation van Dorasan. Waarna een onvermijdelijk bezoek aan het treinstation zonder functie, behalve het symboliseren van de wil van de Zuid-Koreaanse samenleving om naar hereniging van het verdeelde schiereiland te streven. Het gigantische stationsgebouw is ruim tien jaar geleden gebouwd in de hoop dat er ooit passagierstreinen naar Pyongyang zullen vertrekken en aankomen. Het staat er, gezien de politieke realiteit, echter ongebruikt bij en er is niks te beleven behalve een bezoek aan de goed gesorteerde souvenirwinkel, waar ik nog Noord-Koreaanse wijn en likeur op de kop wist te tikken. Vervolgens naar het uitzichtpunt Dora Observatory, waar ik geheime grensinstallaties van het Zuiden wist te fotograferen.

Tenslotte wachtte ons nog een claustrofobische afdaling in een van de infiltratietunnels die vanuit het Noorden onder de DMZ door zijn gegraven om een mogelijke invasie te faciliteren. Waarvan er een aantal door het Zuiden ontdekt zijn opgespoord en die nu een mooie tourist-trap vormen. Een bijna letterlijke tourist-trap, omdat het een flinke inspanning vereist om vanuit de diepte van de tunnel weer terug naar de oppervlakte omhoog te zwoegen. Boven gekomen was ik lichamelijk en geestelijk behoorlijk verzadigd en tijdens de busreis terug naar Seoul kon ik de opgedane indrukken op mij in laten werken. Aan de ene kant was het uitgebreide rondleiding door een soort propagandistisch pretpark, maar tegelijkertijd was het ook een harde confrontatie met een reële frontlinie van een nog altijd niet afgesloten oorlog.

Hoopvolle propaganda over een spoorverbinding die ooit het Koreaanse schiereiland met de rest van de Wereld zal verbinden. In het treinstation Dorasan.
Links Zuid-Korea, rechts Noord-Korea, gezien vanaf Dora Obervatory. Inclusief de grensinstallaties aan de zuidelijke kant, die ik dus absoluut niet mocht fotograferen.
Onze Koreaanse gids vertelt over de derde infiltratie-tunnel.

maandag 18 augustus 2014

Seoul

Het begin van het langverwachte reisverslag van mijn reis naar Korea en Japan in april 2014. Elk begin is moeilijk en dat is dit maal niet anders. Er moest behoorlijk wat in mijn geheugen gegraven worden en al haast vervlogen herinneringen moesten worden opgehaald.

Mijn avontuur begon met een vlotte vlucht verzorgd door Finnair. Van Stockholm-Arlanda naar Seoul-Incheon, met een soepele overstap in Helsinki. De Airbus A330 voor de reis van Noordoost Europa, door Siberisch luchtruim recht over het Bajkalmeer, naar Oost-Azië was ruim, niet propvol en relatief comfortabel. Ik heb niet echt kunnen slapen gedurende de bijna acht uur in de lucht, maar wel goed gegeten en gedronken en het tweede deel van de ridicule Hobbit-trilogie aanschouwd, doch niet aangehoord, want de geluidskwaliteit die de oordopjes mij boden was ronduit abominabel.

De havenstad Incheon, de eerste glimp die ik van Korea opving.

Het tijdsverschil liet ik voor wat het was. Op Incheon aangekomen deed ik alsof het gewoon vroeg in de ochtend was. Ik poogde geld te pinnen, een openbaar-vervoer-chipkaart te bemachtigen, die op te laden en vervolgens met de trein naar Seoul. Ik stapte op het station Honkig University uit en vanaf daar was het nog een kleine tien minuten lopen naar het hostel: Lee&No Guesthouse. In een rommelige, rustige maar gek genoeg tegelijkertijd levendig en geordende woonwijk grenzend aan Hongdae. Ik kon gelukkig direct inchecken, afrekenen en mijn bagage droppen. Zoals gezegd deed ik of er van slaapgebrek geen sprake was, dus begon ik aan gewoon aan een volledig dagprogramma.

Eerst heb ik een stukje door Seoul gelopen, met als uiteindelijke doel het Changdeokgung- paleis. Onderweg heb ik nog de typische schildpad-stèle (ook wel bekend als een Bixi) en de Wongaksa Pagode in het Tagpol-park aanschouwd en natuurlijk mijn vuurdoop gehad wat betreft de Koreaanse keuken. En vurig was het zeker, ongewoon trouwens ook. Ik vermoed dat het gepeperde rundvleessoep betrof met ingewanden en groente en daarbij rijst, kimchi en andere ingelegde groenten. Ik ben wel wat gewend qua chili-hitte, maar dit was toch wel op de limiet.

Het straatbeeld in het centrum van Seoul, in de buurt waar ik geluncht heb op mijn eerste dag.

Nadat ik van de lunch bekomen was en de nieuwe omgeving even op mij in had kunnen laten werken, ging ik op weg naar het Changdeokgung-paleis (창덕궁), waar ik 's middags voornemens was de beroemde Geheime Tuin te bezoeken. Het paleis is een van de vijf Grote Paleizen in Seoul. Alle vijf zijn in meer of mindere mat reconstructies en restauraties, (de achtereenvolgende oorlogen, bezettingen en wederopbouw in de twintigste eeuw hebben in Seoul een hoge tol geëist op het materiele cultureel erfgoed), maar Changdeokgung is bij mijn weten nog het meest authentiek en staat ook als enige op de UNESCO-werelderfgoedlijst. Na de toegangspoort kun je vrij tussen de paleisgebouwen ronddwalen, maar voor de tuinen moet je met een rondleiding mee.

Het paleiscomplex bestaat uit een groot aantal aaneengeschakelde binnenplaatsen met houten paleiszalen. De tuin maakt gebruik van het natuurlijk glooiende landschap en herbergt een aantal paviljoens. Het was allemaal een esthetisch aangenaam geheel, maar echt heel veel indruk maakte het toch niet. Wellicht was ik toch wat moe en murw, maar ik vond het wat veel willekeurig geordende schoonheid en wat te weinig onversneden subliemheid. Dat het keurig gerestaureerde paleis en de gemanicuurde tuin wat steriel aandeden, hielp ook niet echt. Hoogtepunten waren de oude troonzaal en de in de tuin verstopte koninklijke bibliotheek, beide stammend uit de 18e eeuw.

De koninklijke bibliotheek in de Geheime Tuin van het Changdeokgung-paleis.

Na mijn eerste paleis was ik nog niet helemaal verzadigd, want ik ben nog even doorgelopen om ook even te kijken bij Gyeongbokgung (경복궁), het grootste en beroemdste paleis van Seoul. Dit is in zekere zin net wat nepper, want vrijwel helemaal een nauwkeurige nieuwbouw, maar  aan de andere kant had de grootse binnenplaats met de indrukwekkende paleishallen en de granieten heuvels als achtergrond een net iets meer majestueuze uitstraling.

Ik vervolgde mijn weg door de levendige en opvallend interessante toeristische winkelstraat Insadonggil (인사동길) en kwam er zo langzamerhand achter dat ik inmiddels toch wel echt behoorlijk moe was. Uiteindelijk belandde ik na nog wat omzwervingen in mijn bed, hard toe aan een goede nachtrust.

De peinzende Bodhisattva uit de 6e eeuw, 
één van de absolute topstukken 
van het Nationaal Museum van Korea
De volgende morgen was er van rustig aandoen in eerste instantie wel sprake, maar hoewel de weersomstandigheden niet echt overhielden, ging ik er toch vrij vlot op uit. Musea moesten vandaag maar beschutting bieden tegen de lichte regen. Eerst het patriottische oorlogsmuseum, met tanks, propaganda en uitvoerige dankbetuigingen aan de VN. Daarna de beste dumplings ooit als lunch in het nabijgelegen Itaewon, de oude uitgaanswijk van de Yanks, gevolgd door een wandeling langs de beklemmende muren van een Amerikaanse legerbasis naar het Nationaal Museum van Korea. Een gigantisch gebouw, dat echter een niet overdreven grote collectie bevatte, goed gepresenteerd en met een paar eclatante hoogtepunten.

Na de even te hebben nagezeten bij de rustieke pagodes in de tuin, besloot ik koers te zetten richting de zuidoever. Seoul wordt doorsneden de Han Gang (Han-rivier) en hoewel het grootste deel van de stad zich uitspant ten noorden van de Han, is er ook een aanzienlijk en snel in aanzien groeiend zuidelijk stadsdeel. Of liever stadsdelen, want het is in wezen een metropool op zich. Met de nooit slapende gekte in Gangnam als pulserend zenuwcentrum.

Ik moest echter eerst nog de rivier oversteken en daarna sjouwde ik nog onnodig lang door chique doch minder interessante stadsdelen aan gene zijde van het water, onwetend over het feit dat ik een stuk sneller had kunnen opschieten door de metro te nemen. Het gegeven dat de metro zo nieuw was, dat deze nog niet op mijn kaart stond, zegt wel wat over de dynamische ontwikkelingen die de stad en het land doormaken. Overal wordt gebouwd, een ontwikkeling die in schril contrast lijkt te staan met het meer statische stadsbeeld dat ik later in Japan aantrof.

Stadsontwikkeling Gangnam Style: wolkenkrabbers schieten op elke straathoek als paddenstoelen uit de grond.

Mijn laatste volledige dag in Seoul stond vrijwel volledig in het teken van mijn excursie naar de grens met Noord-Korea, waarover later meer. Nadat ik terugkwam was ik vrij moe, maar vond ik toch nog de energie om nog even flink door de stad te dwalen en dan met name door de uitgestrekte markt van Namdaemun (남대문시장),  om tenslotte het bezoek met een passend hoogtepunt af te sluiten, door na zonsondergang de kabelbaan naar de top van Namsan Park (남산공원) te nemen, waar je aan de voet van de Seoul Tower een betoverend uitzicht over de fel verlichte stad hebt.

De indruk die Seoul op mij maakte was een van een fascinerende paradox. Intense drukte, razendsnelle stadsontwikkeling en obsessief gereconstrueerde historische monumenten, rommelig en strak geordend, hypermodern en traditioneel, internationaal en intens nationalistisch en haast provinciaal tegelijk. Lelijk en onafgewerkt hier, strak gerestaureerd en brandschoon daar. Met name de belangrijke monumenten van Nationaal Belang stonden er allemaal piekfijn bij. De traditionele volkswijken hebben vrijwel allemaal plaats moeten maken voor betonnen kolossen, dus van een pittoresk stadsbeeld is geen sprake, desondanks is het toch een aangename en gastvrije stad om rond te dwalen. Ik had wel langer willen blijven om nog dieper in het stadsleven te duiken, maar ik moest verder. Graag kom ik nog eens terug.

Meer foto's van mij uit Seoul zijn hier te bekijken.

Namsan Park, met op de achtergrond de Seoul Tower.

zondag 17 augustus 2014

Rusland en Duitsland, twee handen op één buik?

Als er één land is dat een bijzondere relatie tot Rusland onderhoudt, dan is het wel Duitsland. Als land in het midden van het Europese continent, heeft het altijd zowel naar 'het Westen' als naar 'het Oosten' en meer bepaald Rusland gekeken. De geschiedenis kan rijkelijk getuigenis afleggen over de Duits-Russische relaties. Duitsland en Rusland konden het altijd goed met elkaar vinden totdat Duitse imperialisten en later een vanuit Oostenrijk tot rijkskanselier omhooggeklommen individu het in opeenvolgende wereldoorlogen in hun hoofd haalden om de Russische ruimte te willen veroveren.
Een niet zo willekeurig citaat uit een willekeurig artikel over de recente ontwikkelingen binnen Europa. Terwijl de Angelsaksische mogendheden sinds de val van de de Tsaar en de opkomst van Lenin, nu al bijna een volle eeuw, een vrij moeizame relatie hebben met de het grootste land ter wereld, heeft Duitsland in diezelfde periode (met uitzondering van 1933-1938 en 1941-195) een opvallend betere band met Rusland gecultiveerd.

Zonder Duitse hulp had Lenin dit huis in Zürich nooit kunnen verlaten.

Over de zeer opmerkelijke ontwikkelingen in de diplomatieke en politieke verhoudingen tussen Duitsland en Rusland (of liever de Sovjet-Unie) tussen de beide Wereldoorlogen, heeft de legendarische journalist en historicus Sebastian Haffner een zeer lezenswaardig boek geschreven. Het duivelspact vertelt het verhaal vanaf de Duitse list om Lenin naar Rusland te sturen om de revolutie over te nemen en een wapenstilstand tot stand te brengen, tot aan Operatie Barbarossa.

En hoewel Hitler inderdaad dacht dat hij de Sovjet-Unie in een paar maanden met zijn panzers op de knieën zou kunnen dwingen, zag hij een paar jaar eerder ook geen bezwaar in het sluiten van het beruchte Molotov-Ribbentrop-pact met zijn theoretische aartsvijand Stalin. Dit laatste verdrag is slechts één van de vele saillante diplomatieke episodes in de periode 1917-1941. Het verdrag van Rapallo in 1922, waarbij er midden in de nacht in pyjama's door de Duitse diplomatieke top koortsachtig overleg werd gevoerd om de volgende dag pijlsnel een vredesverdrag met Rusland te ondertekenen en zo de Britse premier Lloyd George buiten spel te zetten en verbijsterd en woedend achter te laten, wordt door Haffner gekenschetst als 'een van de grote gebeurtenissen van de eeuw, een aardschok die het gehele internationale toneel veranderde.'

Het verdrag van Rapallo zette de toon voor ruim tien jaar durende, intensieve Duits-Russische samenwerking. Niet alleen diplomatiek en economisch, maar vooral ook militair. De aan Duitsland in het verdrag van Versailles opgelegde beperkingen met betrekking tot landmacht, vloot en luchtmacht, werd in het diepste geheim ontweken door diep in Rusland, onttrokken aan het oog van de rest van de wereld, wapens te produceren en militairen op te leiden. De Sovjet-Unie profiteerde op zijn beurt van de geavanceerde Duitse techniek en tactieken door de bouw van fabrieken en gezamenlijke oefeningen. Zo lag de kiem voor de legers die elkaar in de jaren '40 op leven en dood bevochten, ironisch genoeg in de nauwe coöperatie van de beide grootmachten.

Een koele vriendschap of een warme rivaliteit?

Beide mogendheden hadden steeds wisselende motieven en bijbedoelingen met de samenwerking, maar constant was de dreiging van een oppermachtig Frans-Anglo-Amerikaans blok de kracht die de potentiële vijanden in elkaar armen dreef. En in dat opzicht is de situatie heden ten dage eigenlijk niet te vergelijken met de politiek-diplomatieke constellatie van het interbellum. Poetins buitenlandpolitiek doet wellicht nog wel wat aan de nationalistische paranoia van Stalin denken, maar Duitsland is tegenwoordig juist diep verankerd in de Noord-Atlantische alliantie. Dat Merkel echter van alle westerse leiders nog het best met het Kremlin over weg kan, zou je (met een lichtelijk teleologische redenering) wel aan de hand van de lange Duits-Russische geschiedenis kunnen verklaren. Rusland voelt zich, al dan niet terecht, duidelijk miskend en gedemoniseerd door het Westen en dan is het goed te weten dat er in elk geval één vooraanstaande westerse natie is, die vertrouwd is als trait-d'union tussen Oost en West te fungeren.