woensdag 31 oktober 2018

Het vergeten front in de wolken

Dezer dagen is het een eeuw geleden dat de Eerste Wereldoorlog ten einde kwam. Een tragische periode die vaak synoniem wordt geacht met de loopgraven van Noord-Frankrijk en West-Vlaanderen. Maar er werd uiteraard op meer fronten strijd geleverd. Vorige zomer maakte ik gedurende mijn verblijf in Slovenië een bergwandeling naar de letterlijk omstreden toppen Batognica en Krn, die onderdeel waren van het Isonzofront.

Het Isonzofront 1915-1917.
De wandeling was bij de groene stip

Dit front werd actief toen Italië in 1915 zich aansloot bij de Entente en ten strijde trok tegen Oostenrijk-Hongarije. Net als aan het westelijk front verzandde de strijd al snel in een bloedige patstelling rond de oevers van de rivier de Soča (Isonzo in het Italiaans). Tegenwoordig ligt het strijdtoneel grotendeels in Slovenië, dicht bij de grens met Italië, ten noordoosten van Venetië. Het front is bij sommigen wellicht bekend als de setting voor de roman A Farewell to Arms van Ernest Hemingway, hoewel de hoofdpersoon in het boek niet veel noordelijker dan Gorizia komt.

De frontlinies liepen van de Adriatische kust via het Karstplateau, Gorizia en het dal van de Soča tot hoog in de Julische Alpen. In de Eerste van Slag om de Isonzo (er zouden er nog elf volgen) slaagden de Italianen er in enige prominente toppen van het laatstgenoemde massief te veroveren. Maar de Oostenrijkse troepen wisten zich te handhaven in de omliggende bergen. Zo ontstond een van de meest hooggelegen slagvelden van de Grote Oorlog. Waar ruim twee jaar lang, zomer en winter, de soldaten niet alleen tegen elkaar vochten, maar ook de elementen moesten zien te trotseren.

De Soča
Komend vanuit het zuiden volgden we het dal van de Soča stroomopwaarts tot aan Kobarid (ook bekend als Caporetto, waar de Italianen in 1917 een nederlaag leden die ze nooit vergeten zijn). We wierpen een blik op de fraaie kloof die de hemelsblauwe rivier in het landschap uitgesleten heeft en reden over de oostelijke flanken van het dal naar de berghut Koča na planini Kuhinja op circa 1000 meter hoogte. Daar konden we genieten van het uitzicht en de lokale culinaire specialiteiten en zodoende ons in alle rust voorbereiden voor inspannende voettocht die ons de volgende dag wachtte.

Uitzicht vanuit de berghut
We stonden vroeg op, ontbeten, vulden onze waterflessen en gingen op pad. De Julische Alpen bestaan grotendeels uit kalksteen en het landschap wordt gekenmerkt door karst. Al het grondwater zakt weg en daardoor zijn er nauwelijks bergbeekjes of bronnen waar je je dorst zou kunnen lessen. Al het benodigde drinkwater moet je dus meetorsen. De kalkrijke ondergrond zorgt ook voor een bijzondere flora, met een significant aantal endemische soorten.

Aconitum angustifolium
Campanula zoysii

Langzaam maar zeker liepen we omhoog over de alpenweiden tot we na Planina Leskovca aan de voet van de bergwand uitkwamen. Vanaf daar ging het pad steil omhoog door een smal dal tussen twee toppen. De zon was ondertussen vanachter de bergen tevoorschijn gekomen waardoor we boven bij het bergmeertje Lužnica onze eerste welverdiende pauze konden inlassen. Het landschap werd steeds witter. Het gras ging over in kalksteen, hoewel er nog steeds een keur aan bloemen tussen de rotsen te vinden was. We liepen nu door een dramatisch dal langs de voet van de Vrh nad Peski richting het smalle plateau van Batognica. De wolken daalden langzaam op ons neer en zo nu en dan kwamen we al de eerste verroeste voorwerpen tegen die ons herinnerden aan de gebeurtenissen van een eeuw terug: granaatscherven en kogels.

De top van Vrh nad Peski doemt op uit de wolken

De korte klim naar Batognica bracht ons in een soort archeologisch openluchtmuseum. Overal  prikkeldraad, granaatscherven en resten van bouwsels en schuilplekken. Terwijl de nabijgelegen top Krn in 1915 door de Italianen veroverd werd, hielden de Oostenrijkers stand op Batognica. De frontlijn kwam daardoor op ruim 2100 meter hoogte te liggen. Op een rustige dag in juli was het al een beetje frisjes, dus het is nauwelijks voor te stellen dat soldaten ook gedurende de winter hier de frontlijn moesten bemannen. In de eerste winter aan het front was de bevoorrading ook nog eens nog niet op orde, waardoor de zogenoemde weiße Tod voor velen een onvermijdelijk lot bleek. Pas in de loop van 1916 werd door de Oostenrijkers een kabelbaan gebouwd, waardoor de situatie ietwat verbeterde.

Potentilla nitida met prikkeldraad in de achtergrond
Als ik het goed begrepen heb, was de westelijke kant van Batognica in handen van de Italianen (een animatie van het front is hier te zien, Oostenrijk-Hongarije is blauw, Italië rood). Frontale aanvallen op de Oosternrijkse linies bleken al snel vruchteloos, dus begonnen de Italianen de berg te ondermijnen. Het doel was simpelweg de Oostenrijkse posities te ondergraven en vervolgens met explosieven op te blazen. Ze slaagden er in een aantal van deze mijnen tot ontploffing te brengen, maar het was niet genoeg om de Oostenrijkers uit hun posities te verdrijven. Naar het schijnt is de berg hierdoor wel een paar meter lager dan voor de oorlog. Als gevolg van de smadelijke nederlaag bij Caporetto werden de Italianen in de herfst van 1917 van de bergen gejaagd. Even leek het er toen op dat oorlog op dit front ten einde was, maar uiteindelijk trokken de Italianen in 1918 toch aan het langste einde. Het was echter een pyrrusoverwinning, die aan beide zijden honderdduizenden slachtoffers had geëist.
 
We daalden Batognica af aan westelijke zijde. Het pad was uitgehouwen in de bergwand en liep vlak langs de honderden meters diepe afgrond. In de rotsen waren verscheidene openingen in de rotsen te zien. Vermoedelijk waren dit een soort bunkers of wellicht dienden ze als ingang tot een van de vele tunnels. Het pad zelf was duidelijk met militaire precisie aangelegd als onderdeel van de Italiaanse frontlinie. Het laatste gedeelte van de afdaling ging over een steile rotstrap naar de pas Krnska škrbina, de pas van Krn.

Krnska škrbina, met grotten en verroeste artillerie
Vanaf de pashoogte vervolgden we onze weg naar de top van Krn (in het Italiaans bekend als Monte Nero). Hier belemmerde het wolkendek het zicht echter danig. De hellingen waren ook hier nog bezaaid met roestig prikkeldraad. We liepen eerst naar de berghut Gomiščkovo zavetišče vlak onder de top en bestegen zo vanaf de westkant de laatste honderd meter hoogteverschil. Boven gekomen brak de hemel enigszins open, hoewel het beloofde Alpenpanorama zich niet openbaarde. Gelukkig hingen de wolken alleen rond de top, zodat we weer van het uitzicht konden genieten zodra we de berghut tijdens de afdaling gepasseerd waren.

De afdaling ging over de het brede pad dat de Italianen hadden aangelegd om hun troepen op de berg vanuit de Soča-vallei te kunnen bevoorraden. Langzamerhand werden de bergweiden weer groener en bloemrijker en al snel kwamen we de eerste rustig grazende koeien tegen. Na een paar uur rustig wandelen kwamen we weer bij ons startpunt uit en konden we tevreden terugkijken op een indrukwekkende tocht. De route van de wandeling is hier te vinden, wij liepen alleen in omgekeerde richting. 

De berghut Gomiščkovo zavetišče, vlak onder de top van Krn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten