zondag 15 september 2013

Zomergasten (deel 4)

Wilfried de Jong: De  avond begint te vallen, maar Oskar is nog steeds te gast voor de aftrap van de tweede helft van deze avond. We gaan verder met twee dode kopstukken, Oltmans en Van Gogh. Waarom laat je ze hier aan het woord?

Oskar: Het gaat me niet zozeer om deze ijdeltuiten, als wel om het onderwerp van hun dialoog: de monarchie in Nederland. Van Oltmans kun je veel zeggen, maar een scherpe geest en tong had hij zeker. En hij zegt in het zijn gesprek met Van Gogh nog maar eens waar het op staat als het om het koningshuis gaat. Evengoed kun je van Theo van Gogh zeggen dat hij enorm overschat is als filmmaker, maar interviewen kon hij als de beste.

W. Goed, Theo van Gogh in gesprek met Willem Oltmans, met op de achtergrond Paleis Soestdijk.



W. Je zei dat Oltmans zegt waar op staat. Bedoel je daarmee, dat je het inhoudelijk met hem eens bent?

O. Dat bedoelde ik daar niet mee, maar dat is wel het geval. Ik ben voorstander van de restauratie van de Republiek in Nederland. Dat is geenszins een revolutionair standpunt in mijn ogen. Zoals ik al eerder op de avond zei, zie ik mijzelf ook niet als revolutionair. Het herstel van de Republiek zou toch elke rechtgeaarde conservatief en democraat aan moeten spreken? De Oranjes mogen van mij best hun titels houden, met uitzondering van het koningschap. Ik wil ze ook niet verbannen of voor het gerecht slepen. Het lijken mij fatsoenlijke mensen te zijn. Alleen het concept erfelijk staatshoofd is niet fatsoenlijk.
  • Ik stel voor om Nederland weer uit roepen tot republiek, het erfelijk staatshoofd af te schaffen en om Willem Alexander te degraderen tot Prins van Oranje. WA mag vervolgens met die titel doen wat hij wil. Verlost van de ketenen van het koningsambt. 
  • Verder stel ik voor Paleis Huis ten Bosch open te stellen voor het publiek, binnen zijn immers prachtige schilderingen te zien uit de gouden eeuw. Ook moeten daar de koninklijke kunstcollectie en de kroonjuwelen geëxposeerd worden, allemaal onder de titel: "200 jaar monarchie in Nederland, een historische vergissing." 
  • Het Paleis op de Dam moet worden teruggegeven aan de stad Amsterdam, die er vervolgens naar eigen inzicht een bestemming aan mag geven. 
  • Paleis Noordeinde wordt de officiële residentie van het nieuwe staatshoofd van de Republiek Nederland: de Raadspensionaris. Deze persoon zal door de gezamenlijke vergadering van de Staten Generaal voor een periode van vier jaar worden verkozen en zal alle officiële functies van de koning overnemen. 
  • Om de monarchisten en oranjeklanten tegemoet te  komen wordt de officiële feestdag weer Koninginnedag (klinkt immers een stuk beter dan Koningsdag) en die wordt weer als vanouds gevierd op 30 april.

W. Dat is nogal een beleidsplan dat je hier ontvouwt! Moeten we dit serieus nemen?

O. Uiteraard, het is een serieuzer plan dan wanhopig vasthouden aan de koninklijke poppenkast.

W. Juist, dan gaan we direct maar door naar een ander recalcitrant figuur: Bob Dylan.

O. Ah, heerlijk!

W. We gaan het nummer Ballad of a thin man horen en zien in een nogal gruizige opname uit 1966. Wil je er van tevoren nog wat bij zeggen?

O. Nou ik heb eigenlijk wel zin in wat te drinken.

W. Oké, wat wil je hebben, water, wijn, bier?

O. Als het goed is, heb ik voor ons beiden een Rochefort 8, met bijbehorend glaswerk, klaar laten zetten. Zodat we lekker op niveau kunnen degusteren tijdens deze zalige muziek. Want dat armzalige glaasje pils dat jij samen met Hans Teeuwen dronk, vond ik eerlijk gezegd een aanfluiting voor een programma van dit kaliber. Ik zou zeggen, ga er voor zitten en laat het Belgische bruine goud maar vloeien!

W. Proost!



W. Wat maakt dit nummer zo goed?

O. Het feit dat Dylan de term tax-deductible charity organizations naadloos in de tekst van het lied weet te verwerken is voor mij al genoeg om in katzwijm te vallen. En zijn voordracht en dictie is hier natuurlijk fenomenaal. Hij geeft zich duidelijk helemaal over aan de muziek en de tekst. De tekst gaat over een goed opgeleide man met een vooraanstaande positie in de samenleving die de veranderende cultuur in de jaren '60 niet aanvoelt en begrijpt. Nooit is het concept generatieconflict zo poëtisch en schrijnend verwoord als in dit nummer.

W. En wat zegt dit nummer over jou?

O. Pfff, wat een vraag! Dat ik van de muziek van Bob Dylan houd? Ik weet niet wat dit nummer over mij zegt, ik weet wel waarom ik het zo boeiend vind. Het toont de oprechte frustratie van een jongeman met de gevestigde maatschappij. En dat is een fraai fenomeen dat een terugkerende zekerheid is in de geschiedenis van de mensheid.

W. Ben jij ook een gefrustreerde jongeman?

O. Ik ben denk ik wat stoïcijnser ben, dan Dylan hier was. Ik ben mij er van bewust dat zulke frustraties van alle tijden zijn en daardoor worden de gevoelens van onmacht vanzelf al gerelativeerd. Waarmee ik niet wil zeggen dat zulke frustraties niet belangrijk zijn en heel waardevol kunnen zijn. Zie alleen al wat voor en scheppende artistieke kracht hier bij Dylan los wordt gemaakt juist door zijn frustraties.

W. Was Dylan wél een revolutionair?

O. Dat denk ik zeker en niet alleen op muzikaal gebied. De manier waarop hij de dichterlijke taal van de Beat Poets in zijn nummers wist te verwerken is op zichzelf al genoeg voor een prominente plaats in de geschiedenisboeken. Daarnaast speelde hij op fenomenale manier met de verwachtingen van pers en publiek, door zichzelf keer op keer opnieuw uit te vinden en waardoor hij juist steeds heel erg zichzelf bleef. Eigenlijk is voor mij de verpersoonlijking van artistieke integriteit. Hij deed nooit wat anderen van hem verwachten, maar altijd wat hij zelf nodig vond om te doen.

W. Ook nogal onverwacht en eigenzinnig is het volgende fragment. Waarom een fragment over stadsplanning in Zweden?

O. Allereerst omdat het een vraag van mijn vader beantwoord. Hij vroeg eens toen hij in een Zweedse stad was, of de stad in de oorlog gebombardeerd was. Het stond er immers vol met anonieme betonnen gebouwen, terwijl het toch een stad was met een rijk verleden en een lange geschiedenis. Deze samenvatting van een langere documentaire (die in zijn geheel op YouTube te vinden is), vertelt in het kort hoe de grootheidswaanzin van enkele warenhuisketens er toe leidde dat in vrijwel elke plaats in Zweden in de jaren '60 en '70 de historische stadskern verminkt werd door brutalistische blokken.

W. Helaas was de VPRO niet in staat het fragment te ondertitelen, de kijker is dus op zijn of haar talenknobbel aangewezen



W. Dat is een droevig stemmende geschiedenis.

O. Ja, en soortgelijke missers op stedenbouwkundig gebied zijn natuurlijk over de hele wereld gemaakt, ook in Nederland. En ik heb ook niet de illusie dat de sloopzucht in de naoorlogse periode een eenmalige bevlieging was. Alles van waarde is immers weerloos, zeker tegenover het ego van bestuurders en het kapitaal van investeerders.

W. Nu alweer een onvertaald, dit keer wellicht zelfs onvertaalbaar, fragment. Een gedicht van Yeats, getiteld The Second Coming. Wat moet de kijker hierbij weten?

O: Dat het in 1919 is geschreven door de Ierse dichter William Butler Yeats, in een periode de dat de wereld te maken had met de nasleep van een verwoestende oorlog, epidemieën en revoluties.




W. Waarom heb je voor dit sombere gedicht gekozen, wordt het niet eens tijd de kijkers thuis wat op te vrolijken na alle ellende die je al over ze hebt uitgestort?

O. Dit gedicht kwam eigenlijk vrij willekeurig op mijn pad toen ik mij aan het voorbereiden was op deze uitzending. Het is onheilspellend en biedt wellicht weinig hoop, maar ook het duistere kan heel mooi zijn. Het is immers geen toeval dat meest gerenommeerde werken uit de toneelgeschiedenis eigenlijk allemaal tragedies zijn. Er is iets in het verval, de dood en de peilloze afgrond dat ons aantrekt. Dat is niet het onderwerp van dit gedicht, maar wel deel van de esthetische aantrekkingskracht van het gedicht. En als men geen troost kan vinden in het thema van het gedicht, dan biedt wellicht de schoonheid van de tekst troost.

W. En wellicht dat het volgende fragment de mensen thuis beter en praktischer kan troosten en helpen, dan de toch vrij abstracte en donkere kunst van Yeats?

O. Dat zou kunnen, hoewel Krishnamurti ook woorden gebruikt die wellicht niet direct voor iedereen te begrijpen zijn.

W. Ja, hij komt inderdaad over als een nogal wazige oosterse wijsgeer, of zie ik dat verkeerd?

O. Hij kan best zo overkomen, hoe de boodschap aankomt is immers niet alleen afhankelijk van de afzender, maar ook van de ontvanger. En Krishnamurti heeft, volgens Wikipedia, zelf trouwens aan het einde van zijn leven gezegd dat hij nooit echt goed begrepen is. Maar laten we eerst maar naar hem gaan luisteren. Wellicht dat we hem toch beter kunnen begrijpen, dan hij zelf vermoedde.



W. Dat is een interessante en voor mij nieuwe manier om met problemen om te gaan. Problemen oplossen voordat ze ontstaan. Denk je dat zo'n aanpak in de praktijk ook kan werken?

O. Dat zal voor iedereen anders zijn. Maar het is in elk geval een frisse blik op het fenomeen probleem. Zijn aanpak in deze lijkt me schatplichtig aan de vier inspanningen (sammappadhāna) uit het boeddhisme, met name de inspanning om het opkomen van het kwaad te vermijden. Krishnamurti relateert problemen aan het centrum, wat wellicht te vertalen is als het ego. Ik interpreteer zijn verhaal als een betoog voor onthechting van de wil van het ego en een intensiever bewustzijn. Toegeven aan egoïstische wensen veroorzaakt problemen, bewust leven kan ze voorkomen. Ik denk zelf dat het nogal lastig in de praktijk te brengen is, al was het maar omdat egoïstische impulsen constant op ons afgevuurd in onze materialistische en kapitalistische samenleving en we gewend zijn om daar aan toe te geven. Door minder te willen, krijg je minder problemen. Maar het feit is dat we in een maatschappij leven, waar bepaalde dingen van ons verwacht worden, maar waar we maar moeilijk van los kunnen komen. Je moet je dus volgens mij dus niet alleen los maken van je eigen ego, maar ook van je cultureel-maatschappeliijke ego. Wellicht is de combinatie van die twee dingen hetgeen wat Krishnamurti bedoelt met het centrum.

W. Hoe kom je trouwens bij een theosofisch figuur als Krishnamurti?

O. Dat hij theosofisch is, bestrijd ik ten zeerste. Hij was in zijn jonge jaren weliswaar een beschermeling van enkele vooraanstaande theosofen. Maar zodra zij hem als een soort messiaans figuur begonnen te zien, heeft zij zich van de theosofie gedistantieerd. Krishnamurti verklaarde in 1929 dat de waarheid een land zonder paden was, dat elk mens zijn eigen pad moest kiezen en dat sektes, religies en spirituele organisaties slechts tot verstarring in plaats van tot verlichting leidden.





O: De rest van zijn leven wilde hij geen volgelingen meer hebben en wenste hij ook niet meer tot een bepaalde geloofsgemeenschap, spirituele stroming of filosofische school te behoren. Met de theosofie heb ik zelf ook helemaal niks, het is zelfs een levensbeschouwing en organisatie die nogal wat weerstand bij mij oproept. Via mijn moeder ben ik met Krishnamurti in aanraking gekomen. Zij komt oorspronkelijk uit Overijssel en haar tante had, ik naar ik meen, iets te maken met de familie die een rol had bij de zogeheten Sterkampen in Eerde, waar Krishnamurti in de jaren '20, toen nog als wereldleraar, redevoeringen hield en les gaf. Hij lijkt wel wat vergeten te zijn, wellicht juist omdat aan hem nog altijd een weeïge, theosofische lucht hangt. Maar dat is mijns inziens onterecht, ik zou er voor pleiten om hem enigszins te herwaarderen als onafhankelijk filosoof en spiritueel denker.

W. Waarvan akte en daarmee is onze tijd alweer bijna op voor dit deel van de uitzending. We sluiten af met jazz: John Coltrane.

O. Ook iemand die geïnteresseerd was in het gedachtegoed van Krishnamurti en allerhande andere geestelijke denkers overigens. Helaas is er bijzonder weinig beeldmateriaal van hem te vinden en wordt dit fragment, afkomstig van het legendarische album A love supreme, op het laatst bruusk afgebroken.

W. Graag zien we u snel weer terug bij het vervolg van ons gesprek.



vrijdag 13 september 2013

Pruitt-Igoe: het failliet van de moderne architectuur?

De befaamde Amerikaanse wijk met torenflats Pruitt-Igoe wordt vaak gebruikt als schoolvoorbeeld van alles wat er mis is met de moderne architectuur. De flats die begin jaren '50 in Saint Louis werden gebouwd, waren geïnspireerd door de ideeën van modernistische architecten zoals Le Corbusier. Het feit dat de flats snel aftakelden en reeds in de jaren '70 aan de sloophamer ten prooi vielen,  heeft er toe geleid dat de architecten vaak de schuld kregen van alles wat er mis was met het complex.

De postmodernistische architectuurhistoricus Charles Jencks noemde het moment waarop dit icoon van het modernisme werd opgeblazen "The day modern architecture died". Als je met Google Maps of Streetview in de buurt rondkijkt waar ooit Pruitt-Igoe stond, dan zie je nogal wat kale plekken. Niet alleen Pruitt-Igoe is een grote stadse wildernis, ook veel andere terreinen liggen braak. Urban prairie lijkt wel  de voornaamste vorm van landgebruik in de oude wijken van Saint Louis. Het zijn dus niet alleen de moderne gebouwen die gesloopt zijn, ook vrijwel alle 19e en vroeg 20ste eeuwse bebouwing is verdwenen.

In hoeverre problemen als sociale ongelijkheid, achterstallig onderhoud en criminaliteit inherent waren aan het architecturale ontwerp is voer voor discussie. Al in 1991 schreef Kartharine Bristol een artikel waarin ze de schuld van deze sociale catastrofe eerder bij de politici, dan bij de arhcitecten legt:


Een paar jaar terug is er een documentaire gemaakt met een gelijksoortige strekking als de stellingen geformuleerd in dat artikel. Eveneens getiteld the Pruitt-Igoe Myth.



Met het opruimen van de verkrotte stadswijken en het bouwen van moderne flats werd in gepoogd de onderklasse te verheffen uit hun miserabele bestaan. Pruitt-Igoe was een federaal project, de bouw werd met rijksoverheidsgeld gefinancierd. Er was echter geen federaal geld voor onderhoud van dit mega-complex gereserveerd, men verwachtte dat de huren de kosten zouden dekken. Dit was echter bij lange na niet het geval en geen enkele instantie wilde het gat in de begroting dichten. Het complex was vanaf het begin af aan gedoemd te vervallen.

Een ander probleem was dat de demografische en economische verwachtingen niet waar werden gemaakt. Doordat de bevolking van St. kromp in plaats van groeide en werkgelegenheid uit de stad wegtrok, was er feitelijk geen behoefte aan sociale woningbouw op zo'n grote schaal. Leegstand was dus een tweede zwaard van Damokles dat boven de hoogbouw hing.

Daarnaast is er nog de complexe materie van segregatie en sociale uitsluiting. In eerste instantie was gepland dat een deel van de flats voor blanken en een ander deel van zwarten gereserveerd zouden zijn. In 1956 werd het, door een gerechtelijke uitspraak in de staat Missouri, verboden om woningbouw te raciaal te segregeren. Deze uitspraak, samen met de opkomst van suburbia, leidde tot een massale uittocht van blanken uit de oude stadswijken, de zogeheten white flight. Dit leidde er toe dat Pruitt Igoe al snel vrijwel uitsluitend bevolkt werd door de kansarme zwarte onderklassen.

Overheidsbeleid verkleinde de kansen van de bewoners op een fatsoenlijk bestaan nog verder door een groot aantal restrectieve, paternalistische regeltjes. Zo mochten er in huishoudens waar een vrouw een uitkering ontving geen volwassen man wonen. Hierdoor werder veel gezinnen verscheurd en groeiden kinderen op zonder vader. Het fragiele sociale netwerk stond op instorten. En het is dan ook eigenlijk weinig verrassend dat velen een heenkomen zochten in drugs en criminaliteit.

Het bovenstaande wordt in de documentaire en het artikel van Bristol uitvoerig behandelt. Dan rest nog de vraag in hoeverre de casus Pruitt-Igoe toepasbaar is op de moderne architectuur als geheel en waarom juist de moderne architectuur tot zondebok werd gemaakt. Daar kom ik in een volgende post op terug.

maandag 2 september 2013

Watergate op het witte doek

Met het heengaan van David Frost is weer een karakter uit de mythologie rond het Watergate-schandaal weggevallen. Voor mijn generatie en zij die na mij ter wereld zijn gekomen, liggen de gebeurtenissen die leidden tot het aftreden van president Nixon in een grijs verleden. Het is dan ook goed dat er meerdere films zijn gemaakt over deze belangwekkende episode uit de recente geschiedenis. Het gevaar ligt immers op de loer dat Watergate spoedig alleen nog maar bekend is als kiem voor de suffix -gate, waarmee elk woord tot naam voor een verwant schandaal kan worden omgevormd.

Op deze plek zal ik twee films bespreken, die respectievelijk de opmaat en de uitval van Watergate belichten. Allereerst zal ik All the president's men behandelen en daarna zal ik wat woorden wijden aan Frost/Nixon.

De klassieker All the president's men van Alan J. Pakula uit 1976 behandelt de speurtocht van de journalisten Bob Bernstein en Carl Woodward naar de mensen achter de inbraak in het Watergate-hotel. Woodward (Robert Redford) werkt nog niet zo lang bij de Washington Post en krijgt al snel hulp van de meer ervaren speurneus Bernstein (Dustin Hoffman). Met behulp van een geheimzinnige informant, charme en slinkse trucs weten ze langzaam maar zeker het web van intriges te ontrafelen.

Goed, een aardig verhaal, gebaseerd op de memoires van Bernstein en Woodward. Maar heel veel meer dan een verfilmd jongensboek wordt het wat mij betreft niet. Volgens de beschrijving moet het een politiek-journalistieke thriller zijn, maar ik heb nou niet echt met samengeknepen billen op de bank gezeten. Punt is dat er voor de journalisten feitelijk niet echt iets op het spel staat, hun persoonlijke veiligheid is geen moment in gevaar. De kijker weet al dat het allemaal goed afloopt, de film is eigenlijk niet veel meer dan een mooi aangeklede hagiografie. De acteurs geven een nogal geïdealiseerd beeld van deze helden van de moderne tijd, iets wat de film er niet echt interessanter op maakt. De karakters van Woodward en Bernstein worden niet nader uitgediept dan respectievelijk de archetypes ideale schoonzoon en de charismatische workaholic. De eigenlijke drijfveren van de beide journalisten worden ook niet echt duidelijk. Zijn het pragmatische jagers op een scoop of willen ze de corruptie in de hoogste regionen van het landsbestuur blootleggen?

Een van de charmes van de film is, dat de hoofdpersonages niet weten wat ze op het spoor zijn, ze weten alleen dat het spoor naar steeds hogere regionen van de macht leidt. Wat niet in de film aan bod komt is hoe dit almaar uitdijende schandaal de visie van Woodward en Bernstein op de politiek veranderde. Dachten ze altijd al dat politiek en het landsbestuur van binnen verrot was, waren ze teleurgesteld in de president, kwam dit alles als een verrassing of kon het hun eigenlijk niet schelen zolang ze maar voorpaginanieuws maakten? In wezen is de periode die de film bestrijkt natuurlijk ook vrij beperkt, alleen de openingszetten in de schaakpartij pers tegen politiek worden verbeeld. Maar daarmee hebben de filmmakers wat mij betreft een kans laten liggen. Ik heb het idee dat de prijzen die de film uiteindelijk ten deel vielen, dan ook meer toekomen aan de journalisten Woodward en Bernstein, dan aan de film zelf.

Persoonlijk vond in Frost/Nixon als film een stuk beter. Wellicht komt het omdat ik zelf ook een kind van mijn tijd ben. Hoewel ik voor andere films uit de jaren '70 bepaald niet zuinig ben met mijn lof. Waarschijnlijk is er dus toch meer aan de hand.

Maar goed, Frost/Nixon dus. Een gedramatiseerde vertelling uit 2008 van Ron Howard op basis van het gelijknamige toneelstuk van Peter Morgan over de legendarische serie tv-interviews tussen David Frost (Michael Sheen) en Richard Nixon (Frank Langella). De film beslaat de periode vanaf het aftreden van Nixon in 1974 tot en met de nasleep van de interviews in 1977.

David Frost's carrière zit in een dipje als hij op het idee komt de net afgetreden Nixon te interviewen, om zo zichzelf weer terug in de schijnwerpers te krijgen. Nixon staat in eerste instantie weifelend tegenover het voorstel. Maar hij wil uiteindelijk ook zijn kant van het verhaal bij een breed publiek naar voren brengen. En als hem een genereuze financiële vergoeding in het vooruitzicht wordt gesteld, hapt hij toe.

Frost betaalt een voorschot aan Nixon, maar heeft op dat moment nog geen zender gevonden die de interviews uit wil zenden. Uiteindelijk weet hij, met hulp van een zeer beperkt aantal sponsors, met passen en meten het project toch van de grond te krijgen. Hij heeft een driemanschap geformeerd die de inhoudelijke achtergronden voorbereid, terwijl Frost zelf aan de arm van zijn knappe vriendin het nachtleven van Los Angeles onveilig maakt. Nixon heeft zich ook omringd door adviseurs en hij is er van overtuigd dat hij meerdere maten te groot is voor de platvloerse entertainer Frost.

In de eerste opnamesessies, thuis bij een vriend van Nixon in een buitenwijk van LA, lijkt dit ook het geval. Nixon laat Frost alle hoeken van de kamer zien en ondertussen is Frost er nog altijd niet zeker van dat het interview ooit uitgezonden zal worden. Uiteindelijk weet het researchteam van Frost toch nóg een lijk in de kast van Nixon te vinden. Na een intense confrontatie breekt de ex-president tijdens de laatste sessie en laat hij weten het land in de steek gelaten te hebben. Frost heeft het historische duel gewonnen.

Een interessante en niet alledaagse film naar mijn mening. Zowel Frost als Nixon zijn complexe karakters en hun beider sterktes en zwaktes worden uitvoerig belicht. Het is een typische acteursfilm, zowel Sheen als Langella krijgen alle ruimte om zich van hun beste kant te laten zien. Dat het op een toneelstuk is gebaseerd, is eigenlijk alleen duidelijk door de hoge eisen die de film aan de acteurs stelt. Voor de rest is de transitie van toneel naar film perfect gemaakt. De film doet echt filmisch aan, er zitten weinig statische scenes of vermoeiende dialogen in. Al met al een grote aanrader voor de liefhebber van goed acteerwerk, Amerikaanse politiek en recente geschiedenis.

Het beeld dat bij mij achterblijft van Watergate, tegen de achtergrond van de wereld van vandaag, is gemengd. Aan de ene kant roept het vragen op over de steeds maar toenemende privileges die de overheid zichzelf toestaat als het om observatie en controle van burgers gaat. Is het zo dat wat tijdens Watergate nog als misdaad werd gezien, tegenwoordig gewoon beleid is geworden? Aan de andere kant wordt uit beide films duidelijk in hoeverre Nixon en zijn kornuiten willens en wetens de rechtsgang probeerden te frustreren en hoe amateuristisch ze dit eigenlijk deden. Was een ambtsdrager met dezelfde misdaden dezer dagen wel weggekomen? Even er van uitgaande dat hij of zij even incapabel zou zijn om alles bij tijds onder het vloerkleed te vegen en er ook tegenwoordig ook nog altijd goede speurneuzen rondlopen bij de vrije pers. Voor meer achtergronddetails en een wat gekleurde blik, kan verder ik ook nog de film Nixon uit 1995 aanraden. Afgezien van het feit dat Oliver Stone in die film wederom zijn stokpaardje van de Kennedy-samenzwering berijdt, een goede biopic, met Anthony Hopkins als labiele, alcoholistische hoofdpersoon.

zondag 1 september 2013

Zomergasten (deel 3)


Wilfried de Jong: Welkom terug bij deze speciale uitzending van Zomergasten met Oskar. We beginnen direct met een reis terug in de tijd. Waar en wanneer gaan we naartoe Oskar?

Oskar. We gaan naar India, in het huidige Pakistan in de vierde eeuw voor Christus. Of beter gezegd we volgen Michael Wood in zijn zoektocht het spoor van Alexander de Grote daar te volgen



W. Een fraaie BBC-productie, dat staat buiten kijf. Maar waarom juist over de episode in de geschiedenis?

O. Ik ben al lang gefascineerd door de veldtocht van Alexander de Grote. Eigenlijk sinds ik het boek van Jona Lendering, Alexander de Grote: De ondergang van het Perzische Rijk heb gelezen. Wat mij daarin in trof was niet alleen de buitengewone militaire successen, maar vooral ook de culturele gevolgen die de veroveringen met zich mee brachten. Doordat zijn rijk van Griekenland tot aan India strekte, zorgde Alexander de Grote er in wezen voor dat er een kruisbestuiving tussen oost en west kon plaats vinden. Dit had een aantal zeer interessante gevolgen, zoals bijvoorbeeld de bloei van een Grieks-boeddhistische cultuur in Gandhara, ongeveer het huidige Oost-Afghanistan en Noord-Pakistan. Dit leidde er onder meer toe dat de vroegst bekende Boeddhabeelden op Griekse beeldhouwkunst geïnspireerd zijn Thomas McEvilley heeft in zijn levenswerk The Shape of Ancient Thought deze en andere oost-west-contacten in kaart gebracht.

W. En hem gaan we aan het woord laten in het volgende fragment. Hij ziet er overigens niet zo gezond uit, was hij hier ziek?

O. Dat weet ik niet, maar het feit is dat hij afgelopen maart op 73-jarige is overleden. Helaas zal hij dus niet nog meer mensen persoonlijk aan het denken kunnen zetten, maar op deze manier probeer ik hem postuum alsnog een groter publiek te geven.

W.Dat is een nobel streven.




O. En daarmee hebben we gelijk de verplichte Grote Geest aan het woord gelaten. Wat zou Zomergasten toch zijn zonder fragmenten met uitsluitend pretentieuze pratende hoofden? Zelfs een inhoudsloos iemand als Hans Teeuwen kon het niet laten zich voor te doen als een intellectueel, door in zijn uitzending een opgeblazen windbuil als Christopher Hitchens een podium te geven voor zijn geleuter.

W. Noumoe, moet dat nou, zo'n persoonlijke aanval op een geëerde gast van mij?

O. Ik heb persoonlijk helemaal niks tegen meneer Teeuwen. Ik vermoed zelfs dat het een alleraardigst persoon is, die bovendien kwaliteiten bezit op het gebied van zang, dans en variété, waar ik nog niet eens van kan kan dromen. Maar zijn optreden in Zomergasten was natuurlijk pijnlijk om naar te kijken, hij had werkelijk niks nieuws of interessants te vermelden. Wederom een schrijnend voorbeeld van het verval van onze cultuur.

W. Goed we gaan fietsen. Waarom in Zomergasten?

O. Omdat wielrennen de sport is die als enige alles heeft wat het echte leven ook heeft. Intrige, eerzucht, bedrog, teleurstelling, schoonheid, het zit er allemaal in.

W. Waar gaan we naar kijken?

O De finale van Luik-Bastenaken-Luik van 1997.

W. En waarom juist die wedstrijd?

O. Dit is een nogal persoonlijke keuze. Dit is de eerste wielerkoers, waarvan ik me nog goed kan herinneren dat ik vol spanning voor de televisie zat. En daarbij komt nog dat het Luik-Bastenaken-Luik betreft, de oudste en in mijn ogen mooiste wielerklassieker. Het is vooraf goed te weten dat we een kopgroep van drie hebben, met daarin Jalabert en Zülle (de twee ploegmaats van Once) samen met Bartoli. We pakken de race op als de koplopers aan de laatste klim van de Côte de Ans gaan beginnen en ze achtervolgd worden door een groepje met onder meer klasbakken als Museeuw en Sørensen.

W. Goed, een trip down memory lane dus.

O. En een hele spannende koers!




W. Als je dit fragment ziet met de kennis van nu. Kun je er dan nog steeds van genieten, wetende dat iedereen toen hoogstwaarschijnlijk strak stond van de doping?

O. Jazeker, het blijft een fantastische wedstrijd. Alleen al het ploegenspel! Bartoli zit ogenschijnlijk in een verloren positie, aangezien het feitelijk twee tegen één is. Maar hij weet zijn nadeel om te buigen in een voordeel, door Zülle en Jalabert 50 kilometer lang het vuile werk op te laten knappen en te doen alsof hijzelf al moegestreden is. Het is natuurlijk pokeren, want de achtervolgers zijn nooit ver weg. Maar uiteindelijk weet hij het zelfs voor elkaar te krijgen dat het Jalabert is, die zijn ploegmakker Zülle uit het wiel rijdt. En Bartoli maakt het vervolgens op majestueuze wijze af.

O. Zou je dan willen pleiten voor het legaliseren van doping in de topsport?

W. Nee, dat niet. Maar je moet beseffen dat de sporters in die tijd geen keuze hadden. Er waren middelen beschikbaar die niet toegestaan waren, maar ook niet opspoorbaar. En een van die middelen, epo, had zo'n sterk prestatieverhogende werking, dat je niet professioneel en competitief kon zijn, zonder epo te gebruiken. Het enige wat in die tijd een optie was geweest, was dat de internationale wielerunie, de UCI, professioneel wielrennen had verboden tot er een effectieve opsporingsmethode voor bloeddoping beschikbaar was. Want de UCI keek in die periode gewoon de andere kant op, ze wisten donders goed wat er in het peloton aan de hand was, maar het enige werkzame middel was voor hun erger dan de kwaal.

W. Je standpunt is helder. We gaan nu naar alweer een pratend hoofd, W.F. Hermans. Wellicht kun je hem even introduceren voor de jongere kijkers?

O. Hij behoeft naar mijn bescheiden mening geen introductie. Als de geachte kijkbuiskindertjes niet weten wie Willem Frederik Hermans is, dan zoeken ze het maar op Wikipedia op.

W. Goed, laten we maar gaan kijken wat hij hier te zeggen heeft.




W. Hermans in, naar ik meen, een interview over zijn roman Nooit meer slapen. Een belangrijk schrijver?

O. Ja, zonder hem zou de avond niet compleet zijn.

W. Waarom niet?

O. Hij was een van de weinige echt kritisch geesten die ons kleine land ooit gekend heeft. Hij wist vaak de vinger op de zere plek te leggen. Dat was meestal niet prettig, maar wel noodzakelijk.

 W. In het fragment sprak Hermans over de wetenschap. Hoe kijk jij daar tegen aan?

O. Ik ben het volledig met hem eens. Ik denk dat men over het algemeen veel te veel waarde hecht aan de zogenaamde triomfen van de wetenschap. Je hoort wel eens dat mensen zeggen: "Ik geloof niet in God, ik geloof in de Wetenschap". Mensen die dat zeggen, zijn in mijn ogen niet goed bij mijn hoofd. Want feitelijk zeggen ze: "Ik geloof dat het imperfecte handelen van de mens uiteindelijk een perfecte uitkomst zal hebben." Ze plaatsen de wetenschap op hetzelfde voetstuk als anderen hun religie of spirituele geloof plaatsen. En dat is volgens mij heel erg dom. Want de wetenschappelijke praktijk is feitelijk niets anders dan het opbouwen van een gedachtestelsel, met de intentie het ooit eens af te breken, iets wat binnen een religie niet zou passen. Elke goede wetenschapper is zich er van bewust dat alles wat wij nu, wetenschappelijk gezien, voor waar houden, ooit eens tot onwaarheid zal worden bestempeld. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de relativiteit van de zogenaamde wetenschappelijke vooruitgang. Ja, we hebben nu gps-systemen, koelkasten en MRI-scanners, maar heeft dat de mensheid verder gebracht? Dat is een vraag waar ik wel een mening over heb, maar die de wetenschap niet kan beoordelen. Een religie kan daar potentieel wel een antwoord op hebben, want is immers geen wetenschap. Maar of je dat antwoord vervolgens ook gelooft, mag iedereen van mij dan weer zelf weten.

W. Oké, het is weer tijd voor muziek volgens mij.

O. Precies, Motorpsycho, uit Trondheim in Noorwegen.

W. Een persoonlijke favoriet?

O. Dat kun je wel stellen, we krijgen ze volgens mij later nog een keer te horen.

W. Dat klopt, maar we gaan de mannen alleen dit keer ook in actie zien.

O. Inderdaad, dat was ik al bijna vergeten.

W. Waarom heb je voor dit nummer gekozen?

O. Omdat ze in dit fragment volgens mij laten zien wat voor fantastische live band ze wel niet zijn. Het nummer zelf is naar mijn mening niet bepaald hun beste compositie, maar ze weten het op zo'n grandioze manier te spelen, dat het toch heel erg goed is. En daarbij komt bij het zien van deze video altijd de herinnering in mij boven aan een van de beste Motorpsycho-optredens die ik zelf ooit gezien heb. Vredenburg, Utrecht in juni 2004, als ik het wel heb. Op die avond speelden ze ook met een ongekende intensiteit en wisten ze ook het allerbeste in nummers boven te brengen. Veel nummers die nog veel beter zijn dan wat volgt. Maar goed, een fantastische liveband dus, waarvan ik met deze video slechts een glimp kan laten zien.




W. En met dat slotakkoord sluiten we dit deel van de uitzending af. We hopen u spoedig weer bij het vervolg van deze avond terug te zien.