Daarnaast werd me steeds duidelijker dat ik weinig of geen voldoening uit mijn werk als promovendus haalde. En dat dat gemis een van de oorzaken van mijn somberheid was. Mijn dagelijkse bezigheden aan de universiteit drukten als een loden last op mijn schouders en hadden sterke negatieve invloed op mijn stemming. Dus besloot ik met mijn werk te stoppen. Eén grote vraag had ik echter nog niet beantwoord: In wat voor werk zou ik wél de nodige voldoening scheppen?
Ik ben bij mezelf, bij vrienden en bij een therapeut te rade gegaan om een antwoord op die vraag te vinden. Wat vind ik belangrijk? Ik wil nuttig werk verrichten. Hoe zou ik willen leven? Als een ontdekkingsreiziger met een stabiele basis. Wat is het doel? Een moreel goed leven lijden. Wat was de praktijk tot nu toe? Dat ik zoekende ben, zonder dat ik echt weet wat ik zoek.
Nadat ik me realiseerde wat ik miste, ben ik op zoek gegaan naar een manier om het moreel tekort, dat ik voelde en zo zelf ervoer, aan te vullen. Uiteindelijk was de kernzin, die ik samen met mijn therapeut vaststelde, dat ik "de maatschappij niet tot last, maar tot nut wil zijn." Dat is een harde, maar ook praktisch toepasbare zin.
De gewetensvraag bij uitstek: "What would Kant do? |
In mijn vorige werk was ik de maatschappij voor mijn gevoel niet netto tot nut. Dat was uiteraard mijn gevoel. Maar wel een gevoel gebaseerd op praktische ervaringen. Als je veel positieve terugkoppelingen krijgt in je werk (bonussen, prettig klantcontact, goede evaluaties, juichende recensies, applaus), dan heb je het idee dat je het goed doet en je niemand tot last bent. Die ervaringen had ik maar mondjesmaat en eigenlijk alleen in het lesgeven (dat slechts een zeer klein deel van mijn takenpakket uitmaakte) en in sociale contacten rond het werk. Het onderzoek wat ik uit moest voeren, was in de praktijk een bron van negatieve ervaringen. En ik kreeg zo het idee dat ik mijn salaris niet verdiende, omdat ik niks significant positiefs produceerde.
Dat wilde ik dus niet meer. De eerste stap die ik nam op de weg tot het eerzaam burgerschap, was me aanmelden als bloeddonor. Het doneren van bloed was voor mij een duidelijk geval van jezelf fysiek inzetten voor het algemeen nut: de volksgezondheid. En de positieve terugkoppeling is ook aanwezig in de vorm van gratis eten en drinken en een symbolisch geschenk na afloop van het aderlaten.
Dit was de eerste stap en ik voelde me er goed bij. Dat gaf mij de moed om op dezelfde weg verder te gaan. Bloed doneer je eens in de drie maanden dat betekent dat je dus ook maar vier keer per jaar een positieve bijdrage levert. Het echte doel was natuurlijk om in de dagelijkse bezigheden een bijdrage aan de samenleving te leveren. Wat is de meest basale wijze om een bijdrage aan de samenleving te leveren? Mensen helpen die hulp nodig hebben. Dus besloot ik aan de slag te gaan in de thuiszorg.
Gelukkig beschikte ik in mijn sociale netwerk over de juiste contacten en kon ik uiteindelijk een tijdelijke voltijdbaan bemachtigen. Dat het een tijdelijke betrekking betreft, komt me eigenlijk wel goed uit. Want misschien is mijn theoretische gedachtegang over praktisch hulp bieden in de praktijk niets meer dan een theorie. Maar dat moeten we nog zien. Hoewel ik over geen enkele werkervaring in de zorgsector beschik, heb ik me de eerste twee meeloopdagen redelijk weten te handhaven. Aan het eind van deze week word ik helemaal in het diepe gegooid en dan zullen we zien of ik me naar boven weet te worstelen.
Een praktische introductie tot Kants 'categorische imperatief'. |
In elk geval is het nu al een zeer interessante en leerzame ervaring. Ik heb nu nog geen idee hoe lang ik vol zal houden. Een paar maanden of een paar jaar? De kans is groot dat ik een minder directe manier vind om de mensheid tot nut te zijn, maar die wel nog beter aansluit bij mijn kwaliteiten, opleiding, ervaring en persoonlijkheid. In wezen is het schrijven van een blog in eerste instantie voor mij een oefening om mijn gedachten en emoties te ordenen en te uiten. Maar het is natuurlijk ook mogelijk dat het anderen hulp, steun en inspiratie kan bieden. Die pretentie heb ik niet, maar dat de mogelijkheid bestaat, geeft me toch een positief gevoel.
Ik wil trouwens met mijn vertoog niet zeggen dat wetenschappelijk of enig ander werk moreel minderwaardig is. Allerminst. Ik zou ook niemand willen aanraden mijn voorbeeld te volgen. Ik heb alleen mijn omstandigheden, afwegingen en redenatie willen schetsen. Waarom ik mezelf niet geschikt acht voor werk in de wetenschap, is wellicht stof voor een ander artikel. Ik heb me eerder al wel eens door mijn negatieve gevoelens laten leiden om een hard oordeel over de wetenschappelijke praktijk te vellen. Wat ik daar schreef zei misschien wel meer over mij dan over de wetenschap.
Als afsluiter een vrolijk deuntje over tuinmeubilair: