maandag 28 oktober 2013

Zomergasten (deel 5)

Wilfiried de Jong: Zo daar zijn we weer. Dit deel van de uitzending veel muziek, eigenlijk alleen maar muziek

Oskar: En film, vergeet het visuele aspect niet! Film en muziek tezamen vormen eigenlijk het perfecte Gesamtkunstwerk, als je het mij vraagt. Hoewel er natuurlijk ook wat te zeggen valt voor de opvatting van Schopenhauer dat muziek het beste de metafysische schoonheid kan communiceren en dat door verdere opsmuk de esthetiek slechts verwatert.

W. Je hebt er duidelijk weer zin in.

O. We zitten hier toch nog altijd bij de VPRO, of niet soms?

W. *zucht* We gaan terug in de tijd met Neil Young, een opname uit 1979 afkomstig van de concertfilm Rust never sleeps.

O. Neil Young wordt naar mijn mening te vaak weggezet als een matig zanger, wiens enige muzikale bijdrage van belang zijn technisch eenvoudige, repetitieve en langgerekte gitaarsolo's zouden zijn. Los van zijn klasse als tekstdichter en componist, bewijst hij hier nog maar eens dat hij ook een uitmuntend zanger is. Kijk maar eens op YouTube naar de moeite die het Thom Yorke kost om hetzelfde nummer zuiver te zingen.

W. Wat is belangrijker de technische vaardigheid als muzikant of de kwaliteiten als componist?

O. *zucht* Weer een lekkere vraag zeg... Je moet dit soort dingen holistisch bekijken. Het gaat om het totaalbeeld. Het punt is dat Neil Young aan de in theorie vrij belachelijke tekst van After the Gold Rush zo'n sterk persoonlijke interpretatie meegeeft, dat het een haast mystieke sfeer oproept. Bij mij in elk geval, maar dat is uiteraard zeer persoonlijk

W. Ok, laten we dan maar gaan luisteren, zodat de kijkers hun eigen persoonlijke oordeel kunnen vormen.



W. Na de introspectieve performance van Neil Young gaan we nu door naar de explosieve tijd van de punk.

O. Ja, maar merk wel op dat Neil Young juist tijdens Rust never sleeps een expliciete ode gaf aan de punk in de persoon van Johnny Rotten en dat Neil Young een rol had in de counter culture van de jaren '60, een stroming die te vergelijken met de punk-beweging van eind jaren '70. Het contrast is wellicht dus niet zo groot als het aanvankelijk toeschijnt.

W. Maar is het niet zo dat de punk zich juist afzette tegen rock-dinosaurussen zoals Young?

O. Er was zeker verzet tegen overgeproduceerde en pretentieuze doch inhoudsloze rockmuziek. Het is echter de vraag of Neil Young daar toe gerekend mag worden. Zijn lo-fi album Tonight's the night was bijvoorbeeld zijn tijd ver vooruit en eind-jaren '80 - begin jaren '90 werd Neil Young met name binnen de undergound sterk geherwaardeerd en diende hij als directe inspiratie voor bands als Dinosaur Jr, Sonic Youth en Pavement.

W. Goed, we gaan nu in elk geval kijken en luisteren naar een intens optreden van de Zweedse punkband Ebba Grön.



W. Wat speelden ze hier precies?

O. Ze vertolkten het nummer Staten & kapitalet van de Zweedse progband Blå tåget. In Zweden was de prog-rock sterk verweven met links activisme, dus dat een punkband een prog-nummer covert is in die zin niet zo verrassend. Het nummer gaat over de verwevenheid tussen de staat en het grootkapitaal. Een thema dat in Zweden zeer relevant was en wellicht nog steeds is. Zweden is traditioneel een vrij centralistisch land en de sterke positie van de overheid werd natuurlijk nog eens verstevigd door het decennialange regeringsregime van de sociaaldemocraten. Daarnaast is de industrie traditioneel sterk verweven met het Zweedse establishment; veel van de grootste concerns zijn familiebedrijven, die diep geworteld zijn in de macht. En hoewel de sociaaldemocraten in theorie de arbeiders als basis hadden, spanden ze in praktijk vaak samen met de captains of industry om het land te regeren. En tegen die samenzwering verzet het nummer zich.

W. Hoe kijk jij hier tegen aan?

O. Ik denk dat rol van de overheid kleiner is geworden. Ook in Zweden, waar inmiddels al enige jaren de sociaaldemocraten het regeringspluche moeten missen. Dus ik denk dat context waarbinnen Staten & kapitalet werd geschreven niet helemaal vergelijkbaar is met de situatie heden ten dage. We zijn steeds meer overgeleverd aan de grillen van de markt. Maar toch verwachten de burgers nog altijd vrij veel van de overheid. Ze verwachten dat de overheid de randvoorwaarden voor welvaart creëert, terwijl aan de andere kant er naar minder regels, minder overheidsbemoeienis en meer marktwerking wordt gestreefd. Er wordt een opgeblazen verwachtingspatroon gecreëerd door overheid, pers én burgers over wat de overheid kan doen om de welvaart vergroten. Een verwachtingspatroon dat onmogelijk waargemaakt kan worden en dus wel tot teleurstelling en desillusie moet leiden. Zelf ben ik er niet van overtuigd dat meer marktwerking en meer kapitalisme het antwoord is op de vraag hoe onze samenleving vorm te geven. Zeker zolang bedrijven voornamelijk aandeelhouders willen dienen in plaats van consumenten, burgers en de beschaving als geheel. Wat de rol van de overheid in deze dan wel moet zijn, weet ik niet. Het communisme heeft wel aangetoond dat de staat onmogelijk alles kan plannen en zelfstandig de economie draaiende kan houden. Voor een prikkelende, deels fictieve, kijk op het grootse falen van de Sovjet-economie kan ik het boek Red Plenty van Francis Spufford van harte aanbevelen. In het kapitalisme heb ik niet heel veel vertrouwen, maar ik heb er eerlijk gezegd ook niet heel verstand van, dus ik aarzel om er al te boude uitspraken over te doen. Een gevaarlijke tendens die het kapitalisme volgens mij kenmerkt, is dat roofbouw of mens en milieu wordt goedgepraat met beloftes over economische groei. Terwijl het volgens mij zeer de vraag is of economische groei moreel te rechtvaardigen is als het ten kostte gaat van andere mensen, de Aarde en de toekomst van de mensheid en andere levensvormen op onze planeet.

W. Grote woorden weeral. Grotere woorden dan ik zelf had gevonden bij de toch als nihilistisch bekend staande punkbeweging.

O. Later zullen we met The Clash trouwens nog een goed voorbeeld krijgen van een allesbehalve nihilistische punkband.

W. Goed, maar eerst Sonic Youth.

O. Ja, dit fragment heb ik gekozen omdat, behalve dat het een geweldige uitvoering van een klassiek nummer is, het ook, samen met de volgende clip, iets kan illustreren over repertoire en receptie binnen de populaire muziek. Uiteraard valt te bediscussiëren of Sonic Youth niet eerder tot de avant-garde moet worden gerekend dan tot de popmuziek, maar dat twistpunt wil ik nu even buiten beschouwing laten.

W. Bedoel je dat popmuziek een zelfde soort uitvoeringstraditie begint te krijgen als klassieke muziek en jazz?

O. Ja, ongeveer. Ik denk niet dat de nogal verschillende tradities in de jazz (meer improvisatie) en klassieke muziek (meer strikte, vastomlijnde interpretaties van canonieke werken) direct toepasbaar zijn op de popmuziek. Maar ik denk wel dat ze invloed hebben op hoe er met repertoire wordt omgegaan. Hoewel je Sonic Youth qua composities eerder met jazz dan met klassiek zou associëren, wijkt hun uitvoering van het nummer van hun meesterwerk Daydream Nation nauwelijks af van de originele opname. Er is dus sprake van een vrij strikte conservatieve interpretatie, die waarschijnlijk eerder schatplichtig is aan de staande praktijk binnen de klassieke muziek.

W. Dat is wellicht wat verrassend gezien de reputatie van Sonic Youth als een wild-experimenteel gezelschap. Doet het ook af aan reputatie?

O. Nee wat mij betreft niet, het maakt alleen duidelijk dat ze conservatiever zijn in de uitvoering van hun muziek dan in het componeren er van. Opvallend is ook dat de band zeer gehecht was aan hun oude instrumenten, die ze vaak zelf hadden gecustomized om speciale tonen en klanken voort te kunnen brengen. De band belandde dan ook bijna in een muzikale crisis toen vrijwel al hun instrumenten gestolen werden. Uiteindelijk bleek een nieuw instrumentarium juist een kans om hun geluid te herontdekken.

W. Maar hier weten ze het geluid van het album in elk geval heel dicht te benaderen, ondanks dat het twintig jaar na dato is.


W. And now for something completely different of niet?

O. Nou in elk geval voor mensen die niet bekend zijn met het rijkgeschakeerde oeuvre van de Flaming Lips!

W. Een nogal eigenzinnige interpretatie van I am the Walrus, gevolgd door een eclectische samenwerking met de noiseband Lightning Bolt.

O. Het is alleen wel de vraag in hoeverre deze interpretatie meer of minder bizar is dan het origineel van The Beatles. Uiteindelijk is deze versie wellicht minder iconoclastisch dan het op het eerste gezicht lijkt, aangezien wat mij betreft volledig recht wordt gedaan aan de geest van het nummer, als zoiets al bestaat. In elk geval wat mij betreft dus een zeer waardige toevoeging aan de vaak toch wat matige hedendaagse Beatles-receptie.

W. Ja, want vaak lijkt men in de popmuziek, als het gaat om het hergebruik van tijdloze klassiekers, toch niet veel verder te komen dan coverbands die feesten en partijen afgaan?

O. Dat is in elk geval de grootste gemene deler, ja. Maar onder de interessantere hedendaagse muzikanten zie je toch ook steeds meer de neiging om een eigengereide interpretatie te geven aan verstofte evergreens en zo een receptie-praktijk te scheppen waarmee de popmuziek wellicht eindelijk het maaiveld der middelmaat kan ontstijgen.



O. Het daaropvolgende fragment heb ik met name gekozen, omdat ik geen genoeg kon krijgen van het visueel-muzikale spektakel waarmee de Flaming Lips mij steeds maar weer mee weet te verrassen. Puur genieten dus.

W. Dat is ook wel eens mooi, een fragment waar geen ellenlange filosofische essays aan vastgekleefd zitten...



W. Na het zintuiglijke geweld van The Flaming Lips is het wellicht tijd voor wat gas terug?

O. Helaas, ik ken geen genade. Het ergste moet nog komen. Tien minuten harde stoner-rock!

W. Mijn god, nu zullen de kijkcijfers wel tot een historisch dieptepunt zakken.

O. Het zij zo.



W. Pfff, dat was wat zeg. Wat voor beelden zagen we, is dat de originele videoclip?

O. Om duistere redenen is het zeventien minuten lange Demon Box nooit op singel uitgebracht en is er ook geen videoclip bij gemaakt. Wat we zojuist mochten aanschouwen is het resultaat van nijvere huisvlijt van een psychonaut, een echte fan. Hij of zij heeft het nummer ietwat ingekort en er beelden uit de b-film The Sadist bijgeplakt. Een gouden greep, al zeg ik het zelf. De geniale riff waar het nummer rond is gebouwd is slechts een van de vele geniale riffs die het oeuvre van Motorpsycho rijk is. Hun oeuvre is trouwens nog wel meer dan alleen splijtende riffs, maar helaas is mijn tijd nu te beperkt om daar op in te gaan. Met pijn in het hart moest ik bijvoorbeeld een geniale vertolking van hun indie-klassieker Sinful, Wind-Borne uit 1996 buiten beschouwing laten, alleen al het slagwerk van drummer Håkon Gebhardt is ongeëvenaard en ook voor het vergeten meesterwerk Flick of the Wrist was helaas geen extra tijd beschikbaar.

W. Maar waarom dan wel kiezen voor zo'n compromisloos en rauw nummer?

O. Daarom, omdat ik me juist geen compromissen wil veroorloven.

W. Juist, het is de vraag of je publiek daarmee wilt afstoten of dat je hun juist zeer serieus neemt door hen de onverdunde neerslag van jouw smaak en opvattingen voor te schotelen.

O. Ik ben hier niet om stennis te schoppen of te provoceren en ik ga er vanuit dat de kijkers net als ik volwassenen zijn, met een volwassen instelling ten opzichte van zaken die wellicht op het eerste gezicht weinig aansprekend zijn, maar die bij nadere inspectie toch waardevol kunnen zijn. Waardevoller wellicht dan lichtverteerbare crowd-pleasers.

W. Dan graven weer wat verder terug in de tijd. The Clash speelt hier een nummer over de Spaanse Burgeroorlog en links militant activisme in de jaren '70. Als ik het goed heb.

O. Ja, dat klopt wel ongeveer. The Clash is een band die mij na aan het hard staat. Hun muzikale veelzijdigheid en tekstuele betrokkenheid, zijn zaken die mij erg aanspreken, zeker aangezien het allemaal uitgevoerd is met gepaste no-nonsense punk-instelling. Geen overdadige orkestratie, maar toch een rijk muzikaal geluid. Op het album London Calling bereikten ze wat mij betreft een unieke balans van vorm en functie, van tekst en muziek en van ornament en klare lijn, ongehoord sinds Bob Dylan  Blonde on Blonde uitbracht en daarna wellicht pas weer geëvenaard door Radiohead met Ok Computer.



O. En omdat The Clash toch niet voor niks te boek staat als zijnde the only band that matters, hier nog een paar parels uit hun hoogtijdagen. Het charisma van Joe Strummer barst van het scherm. En ook de kwaliteit van de band als geheel mag niet onvermeld blijven, in tegenstelling tot The Sex Pistols kon The Clash wel fatsoenlijk spelen, met een geweldige drummer, een groovende bassist en een gitarist aan wie we de term Guitar Hero te danken hebben.


 
W. En als passende afsluiting van dit toch soms ietwat vergaande deel van de avond, gaan we nu naar Jupiter en voorbij het oneindige. Met andere woorden: de slotscènes uit het sciencefiction-epos van Stanley Kubrick en Arthur C. Clarke 2001: A Space Odessey, maar dan met een andere soundtrack dan anders.

O. Ja, de beroemde beelden worden dit keer vergezeld door het nummer Echoes van Pink Floyd. Het past er wonderwel bij, naar mijn mening geeft het een extra dimensie aan de toch al rijke film.

W. Er wordt toch wel beweerd dat de synchroniciteit tussen muziek en film geen toeval is?

O. Het is inderdaad een hardnekkig gerucht dat Pink Floyd dit nummer specifiek voor deze scène heeft geschreven, iets wat de band zelf altijd heeft ontkend.

W. Het resultaat is er in ieder geval niet minder om. Hoe zou je de scene willen interpreteren?

O. Daar ga ik me nu niet aan wagen, omdat ik vrees dat ik me daar ongetwijfeld aan zal vertillen. Wellicht is het wel goed te weten wat er in de film aan deze scene vooraf ging. Je ziet een astronaut die met een ruimteschip naar Jupiter is gereisd, omdat een mysterieuze monoliet op de maan een ongekend sterk radiosignaal in de richting va Jupiter zond. Deze monoliet werd op de maan opgegraven, nadat er een magnetische anomalie op die locatie was ontdekt. De monoliet is van een onbekend materiaal en is ogenschijnlijk niet van natuurlijke oorsprong. Als onze astronaut, genaamd David Bowman, na vele omzwerving uiteindelijk eenzaam Jupiter bereikt, treft hij daar eenzelfde monoliet zwevend in de ruimte aan. Hij besluit de monoliet te benaderen, waarna er vreemde vervormingen in werkelijkheid, ruimte en/of tijd optreden. Wellicht heb ik nu al te veel gezegd, aangezien een deel van de achtergrond alleen maar in het begeleidende boek van Arthur C. Clarke terug te vinden is.

W. Dankjewel, het is voor mij in elk geval al iets duidelijker dan de eerste keer dat ik de film zag en je hebt volgens mij niet te veel verklapt. Het doet sowieso niks af aan het audiovisuele spektakel dat ons te wachten staat.

O.Ik leid het fragment graag in met een kort citaat uit het boek 2001: A Space Odessey van Arthur C. Clarke.

W. Mooi, dan wens ik de kijkers alvast een fijne innerlijke reis met het volgende toe en hoop ik u allen na de onderbreking weer bij leven en welzijn terug te zien.

O. Bowman's voice died into silence of utter bewilderment. He was not alarmed; he literally could not describe what he was seeing. 

He had been hanging over a large, flat rectangle, eight hundred feet long and two hundred wide, made of something that looked as solid as rock. But now it seemed to be receding from him; it was exactly like one of those optical illusions, when a three-dimensional object can, by effort of will, appear to turn inside out--its near and far sides suddenly interchanging.

That was happening to this huge, apparently solid structure. Impossibly, incredibly, it was no longer a monolith rearing high above a flat plain. What had seemed to be its roof had dropped away to infinite depths; for one dizzy moment, he seemed to be looking down into a vertical shaft--a rectangular duct which defied the laws of perspective, for its size did not decrease with distance... 

The Eye of Iapetus had blinked, as if to remove an irritating speck of dust. David Bowman had time for just one broken sentence which the waiting men in mission control, nine hundred miles away and eighty minutes in the future, were never to forget:

"The thing's hollow--it goes on forever--and--oh my God!--it's full of stars!"




zondag 27 oktober 2013

Het modernisme als utopisch denken

In een vorig artikel schreef ik dat de casus Pruitt-Igoe wellicht geen definitief bewijs levert dat de moderne architectuur an sich schuld had aan het mislukken van het project. Het is evenwel interessant verder te spitten in de theorieën die ten grond slag lagen aan Pruitt-Igoe en die sterk bepalend waren voor de beeldvorming rond de moderne architectuur en stedenbouw. In dit artikel ga ik wat nader in op de ontwikkeling van modernistische architectuur-theorie en hoe de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog in wezen de perfecte voedingsbodem schiepen voor een meer radicale stedenbouw.

Le Corbusier

Het is niet zozeer de modernistische vormentaal, voor het eerst geformuleerd door Adolf Loos in Ornament und Verbrechen, als wel het utopische aspect van het modernisme, dat bijdroeg aan de negatieve weerklank van het modernisme in de oren van sommige critici. Het modernisme streefde naar het herscheppen van de maatschappij zodat het zou passen bij de Nieuwe Tijd. De ware modernist bouwde aan een nieuwe wereld die radicaal anders zou zijn dan de oude, met nieuwe regels, nieuwe gebouwen, nieuwe infrastructuur, voor de nieuwe mens.  Le Corbusier, waarschijnlijk de invloedrijkste theoreticus van alle modernistische denkers, schreef: "De machine, een nieuwe factor in menselijke aangelegenheden, heeft een nieuwe geest doen ontstaan." en "Een groot tijdperk is aangebroken. Er is sprake van een nieuwe geest." Peter Gay merkte in zijn boek Het Modernisme op dat deze vastberaden frasen geenszins een weerspiegeling waren van de realiteit, maar "eerder zijn verlangens uitdrukten dan vaststaande feiten uit de contemporaine samenleving".

Vogelvluchtblik op La Ville Radieuse

Het was dan ook geenszins zo dat de ideeën van Le Corbusier snel ten uitvoer werden gebracht. De meeste van zijn invloedrijke geschriften werden ver voor de Tweede Wereldoorlog gepubliceerd, maar pas na de oorlog werden enkele van zijn hersenspinsels daadwerkelijk in beton gegoten. De meeste van zijn publicaties bevatten namelijk radicaal andere oplossingen voor stedenbouwkundige problemen dan tot dan toe gebruikelijk was. Het project La Ville Radieuse uit 1924 voorzag het toenemende belang van de automobiel door ruimbaan te geven aan de auto en voetgangers van al het snelverkeer te scheiden. Huisvesting was gepland in torenflats, die ook weer ruimtelijk gescheiden werden van industrie en dienstverlening en andere werkgelegenheid. Tot dan toe waren wonen en werken in steden ruimtelijk vrijwel onafscheidelijk, maar Le Corbusier vermoedde dat de almaar toenemende mobiliteit tot een toenemende ontvlechting van functies zou (moeten) leiden.

Le Corbusier's radicale Plan Voisin uit 1925 voor een 'modern' Parijs

Al deze ingrijpende wijzigingen in de staande praktijk zorgden er voor dat de plannen van Le Corbusier op nogal wat weerstand stuiten bij het maatschappelijk establishment. Het is in retrospectief dan ook eigenlijk niet zo verrassend dat de ideeën van Le Corbusier in eerste instantie nog het meest weerklank vonden binnen de voor-oorlogse radicaal-revolutionaire regimes, die streefden naar het herscheppen van de maatschappij aan de hand van een 'moderne' ideologie. Met name in fascistisch Italië wisten architecten zoals Gaetano Ciocca de principes van Le Corbusier praktisch toe te passen. En tussen 1928 en 1932 poogde Le Corbusier tevergeefs Stalin als mecenas aan zich te binden. De schijnbare sfeer van jeugdigheid en inventiviteit rond het eerste vijfjarenplan trof de architect zo zeer, dat hij enige stedenbouwkundige plannen voor Moskou ontwikkelde, uiteindelijk culminerend in zijn revolutionaire ontwerp voor het Paleis van de Sovjets. Dat het communisme in de praktijk soms eerder conservatief dan revolutionair was, werd eens te meer duidelijk toen Le Corbusier's ontwerp in 1932 werd afgewezen, ten faveure van het relatief traditionele neo-klassieke ontwerp van Boris Iofan. Teleurgesteld liet hij de Sovjet Unie achter zich en wist zo als een geluk bij een ongeluk de stalinistische zuiveringen van de jaren '30 te ontlopen. Het is wellicht typend voor het conservatisme van Stalin dat het winnende ontwerp van Iofan, hoewel nooit verwezenlijkt, uiteindelijk model zou staan voor de protserige 'Stalinistische' architectuur die zich na de oorlog samen met het communisme van Centraal- en Oost-Europa meester maakte.

Le Corbusier's ontwerp voor het Paleis van de Sovjets

Gedurende de Tweede Wereldoorlog zag Le Corbusier dat zich eens te meer een kans ontbood om de maatschappij te herscheppen. Hij flirtte met Vichy-regime in Frankrijk en uitte zijn bewondering voor de dadendrang van Hitler in een brief aan zijn moeder:

“Here is the great problem facing the French government. We are in the hands of a conqueror whose attitude could be devastating. If he is sincere in his promises, Hilter could crown his life by an overwhelming creation: the accommodation of Europe. This is a stake that may tempt him, rather than a preference for a fruitless vengeance… Personally I believe the outcome could be favorable. France, barring a criminal transplantation or a German invasion, is a mouthful not to be chewed, and if the problem consists of assigning each nation its role, getting rid of the banks, solving real—realistic—tasks, the prognosis is good. It would mean the end of speeches from the tribunal, the endless meetings of committees, of parliamentary eloquence and sterility. Such a revolution will be made in the direction of order and not without consideration of human conditions” (Weber, Nicholas F. Le Corbusier: A Life. New York: Knopf, 2008. 487). 

Het is uiteraard de vraag hoeveel waarde je moet hechten aan guilt by association. Le Corbusier komt in mijn ogen vooral naar voren als een idealistische en egocentrische opportunist, die steeds optimaal van het historische momentum gebruik trachtte te maken om zijn eigen visioenen van een betere wereld tot werkelijkheid te scheppen. Feit is in elk geval, dat de meeste van zijn ideeën pas gerealiseerd werden in non-totalitaire na-oorlogse democraitiën.

In Chandigarh (Noord-India) kreeg Le Corbusier voor het eerst de kans om zijn theorieën op, de door hem zo gewenste, grote schaal in de praktijk te brengen

Na de Tweede Wereldoorlog had het idee van het creëren van een moderne maatschappij, zonder banden met de verdorven geschiedenis, aan populariteit gewonnen. Een idee waar Le Corbusier, ook om zijn eigen persoonlijke redenen, alleen nog maar sterker in was gaan geloven. De puinhopen moesten opgeruimd worden, een tabula rasa moest gecreëerd worden waarop de nieuwe samenleving naar de nieuwste inzichten gebouwd kon worden. Dit ging in de praktijk veel verder dan enkel wederopbouw in de letterlijke zin. Ook in gebieden die nauwelijks materieel geleden hadden onder het oorlogsgeweld, of die zelfs niet eens bij de oorlog betrokken waren, werden oude stadswijken geruimd om plaats te maken voor hoogbouw en autowegen.

In het licht van deze ontwikkelingen kan de bouw Pruitt-Igoe ook gezien worden. En in ogenschouw nemende dat het deels modernistische stedenbouwkundige ideeën waren die aan het project ten grondslag lagen, is het ook niet heel verwonderlijk dat critici van het modernisme het falen van Pruitt-Igoe extrapoleerden naar het falen van het modernisme als geheel. Of dit een gerechtvaardigde extrapolatie is, laat ik hier in het midden. In hoeverre de utopische aspecten van het modernisme een verklaring kunnen zijn voor  de problemen waar na-oorlogse wijken over de hele wereld mee kampen, is iets waar ik later wellicht nog op terug kom.

donderdag 24 oktober 2013

Met god aan onze zijde of hoe de natiestaat het vrijdenken belemmert

Vaak denken we in Europa dat de mensen in Amerika een zeer beperkt beeld hebben van hoe de wereld er uit ziet en dat ze enkel zichzelf als de maat der dingen hebben. Dit vooroordeel is met name gevormd door de massamediale achterlijkheid die constant over ons uitgestort wordt en die voor een groot deel afkomstig is van de andere kant van de Atlantische Oceaan. Er zijn uiteraard ook kritische stemmen, zoals bijvoorbeeld Bob Dylan, die het wereldbeeld met de Verenigde Staten als vanzelfsprekend middelpunt aan de kaak stelden.



En dan hoeft het niet eens zo te zijn dat we persé god aan onze zijde achten, als wel dat we impliciet menen de morele waarheid in pacht te hebben. Ik zeg nu bewust 'we', omdat dit een patroon is dat ook in onze samenleving sterk zichtbaar is.

We gaan er al snel van uit dat de consensus-oplossing voor een lastig moreel vraagstuk binnen ons eigen land, de best denkbare consensus is. En daarmee kennen we onszelf als land in wezen een morele superioriteit toe. Wij hebben immers de ideale uitkomst voor een feitelijk moreel probleem.

Dat deze redenering niets meer dan een drogredenering is, werd mij pas duidelijk toen ik langere tijd in het buitenland verbleef.  Maar ik vermoed dat discussies met morele dissidenten dichter bij huis ook behulpzaam kunnen zijn bij het vinden van ethische verlichting. Wat ik in den vreemde doorkreeg, was dat andere oplossingen voor dezelfde morele problemen ook zeer verdedigbaar zijn en in wezen gelijkwaardig zijn aan de vertrouwde oplossing die mij als 'gewoon' of 'normaal' voorstond en dat die morele normaliteit opeens minder vanzelfsprekend leek.

Het feit dat morele vraagstukken binnen een natiestaat vaak niet als dilemma worden voorgesteld, maar als een fait accompli worden afgedaan met de voorgekauwde standaardoplossing, zorgt de facto voor een moreel vacuüm. En binnen een vacuüm kunnen gedachten niet groeien, de denkende mens heeft immers zuurstof nodig.