woensdag 29 november 2017

Tradities in verandering

Het is weer bijna december en in Nederland is het dus weer tijd voor de inmiddels jaarlijkse discussie aangaande het fenomeen Zwarte Piet. Ik heb me in het verleden al een paar keer expliciet over deze kwestie uitgesproken en daar sta ik nog altijd achter. Ik wil me nu vooral richten op een van de belangrijkste argumenten die de voorstanders van Zwarte Piet gebruiken: Zwarte Piet is nu eenmaal traditie. Waarmee geïmpliceerd wordt dat tradities per definitie onveranderlijk zijn. Dit is mijns inziens onjuist.

Ik wil niet ontkennen dat Zwarte Piet een traditie is, maar tradities zijn een stuk minder onveranderlijk dan veel mensen denken. Een goed voorbeeld is Koninginnedag of liever Koningsdag, zoals het sinds 2014 heet. De traditie om de verjaardag van het regerend staatshoofd te vieren is al oud, maar de invulling van de feestdag is in de loop der jaren nogal veranderd. De bierdrinkende menigtes die heden ten dage menig stadscentrum bevolken op 27 april, zijn een relatief recent verschijnsel. Vroeger ging het er in het algemeen wat bedeesder en plechtstatiger aan toe, neem nou het traditionele bloemendefilé uit 1969:



Eén van mijn favoriete klassieke clichés is panta rhei. Heraclitus wist al dat alles vloeit en aan verandering onderhevig is. Ook de dingen die op het eerste gezicht onveranderlijk lijken te zijn. En zo zijn ook tradities constant in flux.

Ik wil niet per se beweren dat alle veranderingen per definitie ten goede zijn. Velen zullen wel hebben gemerkt dat vele (online-) winkeliers tegenwoordig aan Black Friday doen, een uit Amerika overgewaaid fenomeen dat inmiddels ook in Europa traditionele vormen begint aan te nemen. Met Thanksgiving hebben we in de hier niets, maar lekkere kortingen de dag erna vinden blijkbaar wel gretig aftrek. En daarmee zijn we ongevraagd een dag rijker waarop de hoogmis van het consumentisme gevierd dient te worden. Maar dit terzijde.

Aangezien tradities meestal aan ongeschreven regels gebonden zijn, is het vaak onduidelijk wie deze regels voorschrijft. Wie bepaalt dat Zwarte Piet niet meer Zwart mag zijn? De koning, het grootkapitaal, het college van B&W, de staatsomroep, de culturele elite of Jan met de Pet? Ik zou zeggen dat dit idealiter een kwestie van algehele consensus zou moeten zijn. Maar die consensus is er helaas niet en derhalve is deze heikele kwestie voer voor een hoogoplopend nationaal debat geworden.

Voorlopig lijkt dit debat nog lang niet uitgewoed. En wat de uitkomst ook zal zijn, een status quo ante bellum lijkt mij zeer onwaarschijnlijk. De verandering lijkt immers al ingezet en ik durf de voorspelling wel aan dat er geen weg terug is. Of je het nou leuk vindt of niet, ook Sinterklaas zal met zijn tijd mee gaan.

maandag 27 november 2017

Ongekend Zweeds: Geslachtsneutrale toiletten

Een serie met kortere of langere stukjes over de typische Zweedse dingen des levens, onder de titel Ongekend Zweeds, gaat hier bij van start. Met als eerste onderwerp: Geslachtsneutrale toiletten. Want waar vrijwel overal ter wereld wc's gescheiden zijn voor man en vrouw, is dit in Zweden lang niet altijd meer het geval.

Zweedse wc's in een ziekenhuis
Hoe werkt dat dan, vraagt u zich wellicht af. Wel nu, de wc's zijn op zich zelf staande eenheden, met eigen wastafel. Er is dus geen sprake van een ruimte met gedeelde faciliteiten. Alle toiletten komen direct op de gang uit. In Zweden zijn dit soort unisex toiletten naar mijn ervaring ondertussen de norm. Enkel in café's, restaurants en opmerkelijk genoeg de IKEA, ben ik de laatste tijd nog gescheiden mannen en vrouwen-wc's tegengekomen.

Zweden voert al lange tijd een actief emancipatiebeleid en dat werpt blijkbaar ook op sanitair gebied zijn vruchten af. Ik vind het op zich wel prima en heb er eerlijk gezegd ook nog nooit klachten over gehoord. En mensen met een wat complexere gender-indentiteit hoeven zich niet meer af te vragen naar welke wc ze nou moeten.

maandag 13 november 2017

Padua, in het voetspoor van Goethe

Gedurende mijn verblijf in Padua las ik een reisverslag van een andere noordeling die ruim tweehonderd jaar geleden Italië aandeed. Goethe was in 1786 vanuit Frankfurt op weg naar Rome. Hij nam de route over de Brennerpas en zijn eerste reisdoel was Venetië. Zo kwam hij dus ook langs Padua, waar hij een dag of twee verbleef.

Padua was eind achttiende eeuw vooral befaamd vanwege de gerenommeerde universiteit. De eeuwenoude academie maakte op Goethe echter een belabberde indruk:
>Das Universitätsgebäude hat mich mit aller seiner Würde erschreckt. Es ist mir lieb, daß ich darin nichts zu lernen hatte.
Er was een aspect van de universiteitsstad dat de geleerde Duitser wel kon bekoren, de botanische tuin:
Der botanische Garten ist desto artiger und munterer. Es können viele Pflanzen auch den Winter im Lande bleiben, wenn sie an Mauern oder nicht weit davon gesetzt sind. Man überbaut alsdann das Ganze zu Ende des Oktobers und heizt die wenigen Monate. Es ist erfreuend und belehrend, unter einer Vegetation umherzugehen, die uns fremd ist.  
Gelukkigerwijs is de botanische tuin zoals Goethe die bezocht, vandaag de dag ook nog te bewonderen. Het is de oudste botanische tuin ter wereld en tevens UNESCO werelderfgoed. De oudst nog levende plant is de zogeheten Goethepalm. Deze, inmiddels tot hoge struik uitgegroeide, Europese dwergpalm is in 1585 geplant en is daarmee even oud als de tuin zelf.


De botanische tuin, met de Goethepalm in een speciaal gebouwde kas
De palm wordt niet expliciet in de Italienische Reise vermeld, maar dankt zijn naam aan de passage die Goethe er in zijn Geschichte meines botanischen Studiums wijdt. De observaties die hij maakte aangaande deze boom, zouden dienen voor zijn latere studie Versuch die Metamorphose der Pflanzen zu erklären (1790), een van zijn meer invloedrijke natuurwetenschappelijke publicaties. Het voert te ver om precieze inhoud en context van dit werk te bespreken (zie hier), dus laat ik mij beperken door te vermelden dat ene Charles Darwin het met aandacht heeft gelezen.

De idee dat alle planten naar een soort archetypische Urpflanze zijn gemodelleerd, speelde al in Italië door het hoofd van Goethe (zie hier voor meer interessante achtergrondinfo). Juist bij het beschouwen van de ongekende floristische verscheidenheid van de tuin in Padua, raakt hij van de gedachte doordrongen dat alle planten wellicht een gemeenschappelijke vorm hebben van waaruit ze zich ontwikkeld hebben:
Hier in dieser neu mir entgegentretenden Mannigfaltigkeit wird jener Gedanke immer lebendiger, daß man sich alle Pflanzengestalten vielleicht aus einer entwickeln könne.
De Goethepalm is een van de pronkstukken van de tuin, die ook zijn oorspronkelijke indeling en architectuur nog heeft behouden. Naast het historische gedeelte van de tuin is er op een kleine, doch respectvolle afstand, ook een grote, moderne kas. Hierin zijn verscheidene tropische biotopen herschapen en wordt de bezoeker op educatieve wijze ingelicht over de ongekende verwoesting die de mens op Aarde zo her en der aanricht.


De tropische kas van binnen
De kas van buiten, met de basiliek van Santa Giustina op de achtergrond

Goethe was natuurlijk van alle markten thuis en in Italië ging zijn aandacht begrijpelijkerwijs vooral uit naar het alomtegenwoordige culturele erfgoed. In de Italienische Reise worden vele kunstwerken van naam uitvoerig door hem becommentarieerd. Zoals elke kritische toerist, heeft ook Goethe een bewuste selectie gemaakt uit het cultuuraanbod. De keuzes die hij maakt reflecteren zijn persoonlijke voorkeuren en de tijdgeest. In de Veneto schrijft hij met verve over het oeuvre van Palladio, een bouwmeester die hem na aan het hart lag en in de achttiende eeuw helemaal in de mode was.

Maar het kwam ook voor dat Goethe qua smaak zijn tijd vooruit was. In Padua bezocht hij onder meer de Eremitani-kerk, met de fresco's van Andrea Mantegna in de Ovetari Kapel. Goethe was uiterst lovend over het werk van de meester uit de vijftiende eeuw:
In der Kirche der Eremitaner habe ich Gemälde von Mantegna gesehen, einem der älteren Maler, vor denen ich erstaunt bin. Was in diesen Bildern für eine scharfe, sichere Gegenwart dasteht!
In de voetnoten van mijn editie vermeldt Herbert von Einem dat deze roem opmerkelijk is en in schril contrast staat tot de hoon die Mantegna in de tijd van Goethe meestal ten deel viel:
Goethes Bemerkungen über Mantegna sind von hohem kunstgeschichtligem Wert. Während sein Führer Volkmann die Fresken noch als "gotisch und sehr maniriert" aburteilt, hat Goethe die eigenwürchsige Kraft Mantegnas und die geschichtlige Bedeutung seiner Kunst klar erkannt.
Helaas kon ik het meesterwerk niet in volle glorie aanschouwen, want juist de Ovetari-kapel is verwoest tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het grootste deel van Padua is oorlogsgeweld bespaard gebleven, maar een Amerikaans bombardement gericht op nabijgelegen Duitse barakken trof op 11 maart 1944 de Eremitani-kerk.

Sinds die tijd is de kerk weer heropgebouwd en heeft men aan de hand van teruggevonden fragmenten het fresco met pijn en moeite weer enigszins gereconstrueerd. Het werk is vooral van belang vanwege de revolutionaire toepassing van perspectief, met name in de scene die het martelaarschap van Sint-Jacob verbeeldt. Doordat de leegtes tussen de fragmenten door een zwart-wit reproductie worden opgevuld, is het meesterschap van Mantegna nog altijd te bewonderen.


Het martelaarschap van Sint-Jacob in de Ovetari Kapel
Zoals ik de vorige keer schreef, waren de fresco's van Giotto in de Scrovegni Kapel voor mij de voornaamste aanleiding om Padua te bezoeken. Goethe laat dit werk opvallend genoeg in geen van zijn geschriften de revue passeren en heeft het dus waarschijnlijk dan ook niet gezien. Von Einem vindt dat, met rede, eeuwig zonde:
Es ist tief bedaurlich, daß Goethe eine ähnlich starke persönliche Begegnung in der Cappella dell' Arena mit Giottos berühmten Fresken versagt geblieben ist.
Waarschijnlijk is deze omissie te wijten aan de relatief geringe statuur die het werk van Giotto in de achttiende eeuw had, hoewel Goethe hem wel degelijk enige malen in zijn geschriften bij name noemt. Dus helemaal vergeten was hij zeker niet. Maar van de roem die Giotto bij leven toekwam, was niet veel meer over.

Voor Goethe was het bezoek aan Padua niet veel meer dan een aangenaam en inspirerend oponthoud op weg naar Venetië. Daar kon hij zich verbazen over de wonderbaarlijke handelsstad gebouwd midden in de Lagune. Goethe had het voorrecht als een van de eerste echte toeristen de laatste ademteugen van de Venetiaanse Republiek vast te leggen. Tien jaar later maakte Napoleon een definitief einde aan La Serenissima. Voor mij was Venetië een brug te ver deze zomer. Wellicht dat ik in het laagseizoen ooit eens een poging waag, maar vooralsnog schrikt het overweldigende massatoerisme mij af.


De route die Goethe tussen 1786 en 1788 door Italië volgde

maandag 30 oktober 2017

Padua, een korte confrontatie met Giotto

Deze zomer bracht mij voor het eerst in lange tijd weer naar Italië. Waar ik in vroeger tijden verscheidene keren Toscane had aangedaan, wachtten nu de uitgestrekte vlaktes van de Veneto. Het eigenlijke doel van mijn reis was het westen van Slovenië (waarover later wellicht meer). Maar aangezien mijn vlucht mij naar de luchthaven van Venetië bracht, besloot ik eerst een paar dagen in het Padua door te brengen.

Venetië vanuit het vliegtuig

Waarom Padua? Een woord: Giotto. In Toscane en Rome heb ik in voorgaande jaren al verscheidene hoofdwerken uit de schilderkunst van de Renaissance mogen bewonderen, maar er was in mijn ogen nog een allergrootste omissie. En dat was de vermaarde Scrovegni Kapel in Padua. En waarom dan niet Venetië, toch ook een van de centra van de Renaissance? Tja, tussen droom en werkelijkheid staan praktische bezwaren. Venetië is in juli een van de plaatsen waar ik nou niet bepaald wil zijn. De globale toerisme-apocalyps in uitvoering. Duur en verschrikkelijk druk.

Padua is daarentegen een relatief slaperige universiteitsstad, waar het in de zomer opvallend rustig is. En gezegend met een grote goed bewaarde Middeleeuwse binnenstad met vele interessante bezienswaardigheden. Waarvan de Scrovegni Kapel dus het onvermijdelijke klapstuk is. De kapel is overigens ook wel bekend als de Arena Kapel, dit omdat hij gesitueerd is naast de ruïnes van een Romeins amfitheater.

De Scrovegni Kapel, met restanten van de Romeinse arena links

De kapel is gebouwd in opdracht van Enrico Scrovegni, een rijke lokale bankier. Hoewel bankier wellicht een te neutrale term is. De ziel van Enricos vader Reginaldo wordt door Dante in de zevende cirkel van de hel geplaatst, als zijnde een berucht woekeraar. Zoonlief vond het blijkbaar nodig de zondes van het familiebedrijf af te kopen met een kapel, grenzend aan het (niet bewaard gebleven) stadspaleis van de Scrovegni's.

Voor de decoratie van de ruim bemeten kapel nam Enrico niet de eerste de beste in dienst. Zoals het een patserige parvenu betaamt, spaarde hij kosten noch moeite en gaf hij de opdracht aan de schilder die op ieders lippen lag en de meest modieuze kunst van zijn tijd produceerde. Giotto had reeds in Assisi en aan het pauselijk hof in Rome gewerkt en was wellicht de eerste kunstenaar sinds de oudheid was die bij leven een landelijke beroemdheid was. Hij beschilderde tussen 1303 en 1305 (samen met zijn assistenten) de muren en gewelven volgens een nauwkeurig uitgedacht schema, met onder meer scènes uit het leven van Jezus en Maria.

Scènes uit het leven van Jezus
Overigens komt ook Giotto in de Goddelijke Komedie (geschreven vrij kort na de voltooiing van de kapel in Padua) voorbij. In een passage in het vagevuur (XI, 91-96) mijmert Dante over de vergankelijkheid van de roem. Waar eerst Giotto's leermeester Cimabue de scepter zwaaide, is deze nu door zijn pupil in naam en faam reeds lang voorbij gestreefd. Faam die wellicht toch niet zo vergankelijk was als Dante dacht, want ruim 700 jaar later geniet Giotto nog altijd een zekere beroemdheid.

Wat was er dan zo belangwekkend aan zijn schilderingen, dat juist Giotto niet vergeten is en het overgrote deel van zijn tijdgenoten wel? Wel nu, Giotto wordt vaak, terecht of niet, als een soort aartsvader van de Renaissance beschouwd. De fresco's in de Scrovegni Kapel zijn het best bewaarde en het meest omvangrijke met zekerheid aan Giotto toegeschreven werk en deze worden vaak als een keerpunt in westerse kunstgeschiedenis gezien. De formalistische byzantijnse stijl, die tot dan toe ook de westerse schilderkunst domineerde, maakt hier plaats voor een meer naturalistische stijl.
[Uiteraard is dit een ietwat vereenvoudigde verklaring en het valt te zeggen dat de trend richting naturalisme al eerder was ingezet en Giotto eerder trendvolger dan trendbreker was.]

De bewening van Christus, waarschijnlijk de beroemdste scène van de cyclus
Binnen de byzantijnse traditie worden scenes uit de bijbel binnen een strikt vaststaand patroon afgebeeld en is er weinig relatief ruimte voor persoonlijke interpretaties van de kunstenaar. Giotto had ogenschijnlijk lak aan deze versteende conventies en presenteerde in de Scrovegni Kapel een hele eigen artistieke weergave van de Bijbelverhalen. Hij streefde naar een zo natuurlijk mogelijk weergave van de verschillende scenes en presenteerde de Bijbelse personages als mensen van vlees en bloed met menselijke emoties. Zijn aanpak was, op zijn zachtst gezegd, invloedrijk en hij kreeg al snel vele navolgers.

De Scrovegni Kapel maakt tegenwoordig onderdeel uit van het gemeentelijke museale ensemble Musei Civici di Padova en toegang is streng gereguleerd. Je moet vooraf bespreken en wordt dan met een kleine groep 15 minuten in de de kapel gelaten. Dat is natuurlijk eigenlijk wat te kort om het grootse Gesamtkunstwerk op je in te laten werken, maar de beheerders beweren dat het noodzakelijk is uit conservatie-oogpunt. De korte ervaring is desalniettemin indrukwekkend en overweldigend, naar mijn bescheiden mening.

In Padua is natuurlijk nog wel een stuk meer te zien. Maar daar zal ik nu niet veel verder over uitweiden. Het is zoals in elke Italiaanse stad ook uitstekend culinair genieten, zeker als je de betere kleine restaurants in de achterafstraatjes van het oude centrum weet te vinden. Padua trekt al eeuwenlang toeristen, al waren het vroeger meestal welgestelde heren die Italië op hun grand tour aandeden. Volgende keer zal ik mijn licht laten schijnen op de ervaringen in Padua van wellicht de bekendste Italiëganger. Dan zal ook blijken dat Giotto in de tijd van Goethe helemaal niet over onvergankelijke roem leek te beschikken. Dante had het dus niet helemaal bij het verkeerde eind.

Het Laatste Oordeel

zondag 22 oktober 2017

De vele minderheden van Myanmar en een Palaung-geïnspireerde pompoencurry

Groen is toegankelijk voor backpackers,
niet toevallig met name gebieden bevolkt
door de etnisch Birmese meerderheid
Myanmar (eerder bekend als Birma) is momenteel in het nieuws vanwege de verschrikkelijke etnische zuiveringen die het leger uitvoert tegen de Rohingya-minderheid in de deelstaat Rakhine. Twee jaar geleden was ik zelf in Myanmar en ik kwam er snel achter dat etnische spanningen nog altijd aan de orde van de dag zijn. Gelukkig leiden de meeste conflicten een sluimerend bestaan, maar voor de toerist is een groot deel van het land nog altijd een no-go-zone. De bruine gebieden op de kaart rechts mag je als zelfstandig toerist in de praktijk niet bezoeken. Alleen met een georganiseerde reis en een dure vergunning kun je deze regio's aandoen.

Om wat meer over het land te weten te komen las ik gedurende mijn reis het boek The River of Lost Footsteps: A Personal History of Burma van Thant Myint-U. Het voert te ver om nu de gehele vrij tragische, geschiedenis van Myanmar de revue te laten passeren, maar het valt te zeggen dat het land het Britse koloniale verleden nooit helemaal te boven is gekomen. De Britten veroverden tussen 1853 en 1885 het onafhankelijke koninkrijk Birma en lijfden vervolgens ook de omliggende regio's bevolkt door andere etnische groepen bij de kolonie in.

De etnische lappendeken Myanmar
Toen Myanmar in 1948 plotsklaps gedekoloniseerd werd, verviel het land langzamerhand in een staat van burgeroorlog, waar het eigenlijk nooit helemaal uit gekomen is. In vrijwel alle gebieden niet bevolkt door de etnische Birmezen (ook wel Bamar) is er wel een of andere lokale gewapende strijd tegen het centrale gezag geleverd en een aantal van deze conflicten continu zijn sinds de onafhankelijkheid onafgebroken aan de gang. Deze interne spanningen hebben er ook voor gezorgd dat het in eerste instantie relatief verlichte en liberale Birmese regime verwerd tot een hardvochtige militaire dictatuur, die met grof geweld alle etnische minderheden onder de duim probeerde te krijgen. Grootschalige etnische zuiveringen zijn helaas ook geen nieuw fenomeen in Myanmar. Zo werden de Rohingya al in eind jaren '70 en begin jaren '90 al en masse vervolgd en in de jaren '60 werd het grootste deel van de Indiase gemeenschap verdreven na de staatsgreep van de beruchte legerleider Ne Win.

Nog altijd is Myanmar een sterk centralistisch land waar de etnisch Birmese meerderheid door middel van het leger de touwtjes stevig in handen heeft. In hoe verre de redelijk vrije verkiezingen van 2015 hier op de lange termijn veranderingen in zullen brengen, is nu nog lastig te zeggen. Maar de recente ontwikkelingen geven niet al te veel aanleiding aan te nemen dat het leger bereid is tot vergaande concessies aan de verscheidene minderheden. De acties tegen de islamitische Rohingya lijken met name gedreven te worden door fundamentalistisch boeddhistisch nationalisme. Veel van de andere hoogoplopende conflicten hebben de controle van waardevolle grondstoffen als inzet. Zo wordt er in de noordelijke deelstaat Kachin al decennia gevochten over de controle van de buitengewoon profijtelijke winning van jade.

Het Goteik-viaduct
Zoals gezegd zijn veel van de meer perifere gebieden in Myanmar niet toegankelijk voor de gewone toerist. Een van de uitzonderingen is een noordelijke gedeelte van de Shan-staat. Wij reisden vanuit Pyin Oo Lwin met de trein richting Hsipaw. De spoorlijn is rond 1900 door de Britten aangelegd om de opstandige stammen in de regio te kunnen 'pacificeren'. Hoogtepunt van de fraaie route is het befaamde Goteik-viaduct. Het viaduct is opmerkelijk genoeg in de Amerikaanse staalfabrieken van Pennsylvenia en Maryland geproduceerd en vervolgens in delen over de wereldzeeën naar de Birmese binnenlanden vervoerd. De Britse overheersers hadden er dus nogal wat voor over om de heuvelvolkeren te kunnen onderdrukken.

Hsipaw en de heuvels ten noorden van de stad
Mijn reisgenoot en goede vriendin Allison heeft al eerder uitvoerig geblogd over onze driedaagse wandeltocht door de noordelijke Shan Staat. We vertrokken vanuit Hsipaw richting het noorden en liepen dwars door de quasi-autonome republiek Palaung. Een heuvelachtige streek waar de lokale rebellen (de TNLA) hun zelfstandigheid ten opzichte van de centrale overheid van Myanmar bevechten.  Er is officieel een staakt het vuren actief, maar dat wordt regelmatig geschonden en een aantal maanden na onze trek waren er de nodige gevechten met een andere rebellengroep (de SSA-S). Het gebied is niet rijk aan delfstoffen of andere potentiële twistappels en de Palaung zijn net als de Birmezen boeddhistisch (vermengd met animisme). Eerder was de opiumteelt een van de bronnen van conflict, maar tegenwoordig is dat lokaal (bij mijn weten) geen inkomstenbron van betekenis meer. Thee is in het gebied nu de voornaamste cash-crop en daar wordt bij mijn weten niet echt om gevochten. Waar nu eigenlijk nog om gevochten wordt is mij eigenlijk niet helemaal duidelijk, macht is waarschijnlijk het woord.

Bord met de vlag van de lokale Palaung-overheid
De niet bepaald gemanicuurde theestruiken
Onderweg sliepen we en aten we in dorpjes bij mensen thuis. Op de tweede avond kwamen we in Kaoncor een soldaat van de rebellen tegen. We zaten te eten en plotseling zat hij achter ons een biertje te drinken, met een kalasjnikov naast zich. We waren eerst wel wat verrast, maar onze gids en tolk Nepai zei dat er niks aan de hand was. Nieuwsgierig als we waren, vroegen we Nepai of we hem wat mochten vragen. Dat was geen probleem, de soldaat was eerst wat verlegen, maar kwam los nadat we een biertje voor hem kochten. Hij vertelde dat een deel van zijn eenheid deze avond in het dorp gelegerd was, de rest bracht de nacht in het aangrenzende bos door. Het leger leidt een rondtrekkend bestaan, int belastingen in de dorpjes en vecht heel af en toe schermutselingen uit met het Birmese leger. Maar ik kreeg het idee dat dat tot de uitzonderingen behoort. Hij was ongeveer dertig jaar en zat al sinds zijn achttiende in het leger. Het leek mij een hard bestaan, om dag in dag uit door de heuvels te trekken, zonder vaste woon- of verblijfplaats.

In gesprek met de rebellensoldaat

Er werd 's avonds uitgebreid en erg lekker voor ons gekookt. Een selectie verschillende curry's met rijst. Opvallend genoeg stond er geen enkele keer vlees op het menu. Niet uit religieuze overwegingen overigens, maar omdat het blijkbaar niet gebruikelijk of te duur is om vee te houden. Groentes zijn er daarentegen het hele jaar door vers voor handen. Het eten is overigens niet helemaal vegetarisch te noemen, want in vrijwel alle gerechten wordt wel een of andere gedroogde of gefermenteerde vorm van vis of garnalen verwerkt om de smaak te versterken. Het eten smaakte niet vissig overigens, verder naar het zuiden, richting de kust, was dat soms wel het geval.

De eenvoudige keuken

Een van de curry's die er voor mij tijdens de wandeltocht echt uitsprong was de pompoencurry. Toen ik weer thuis kwam heb ik dan ook gepoogd het zelf een te maken. Helaas had ik in de dorpjes geen uitgebreid kijkje in de keuken genomen en het volgende recept heb ik dan ook gewoon op internet gevonden. Ik heb het lichtelijk aangepast en wat hier volgt is zoals ik het doe. Dit recept is een pompoencurry met tamarinde, ik weet eigenlijk niet of er in de heuvels ook tamarinde in verwerkt werd.

Ingrediënten voor een grote pan curry:
  • 1 kg pompoen, geschild en ontpit en in blokjes gesneden
  • 60 g gember, geraspt
  • grof gehakte chilipepers of chilipoeder naar smaak, ik gebruikte 5 grote no-name chilipepers uit de supermarkt
  • 3 uien, fijngehakt
  • minstens 4 teentje knoflook, geplet en gehakt
  • kurkumapoeder, 2 eetlepels
  • 100 g tamarinde
  • 1 eetlepel garnalenpasta (facultatief)
  • circa 2 eetlepels vissaus
  • olie om in te bakken, ik gebruik koolzaadolie


Hak de tamarinde in brokken en doe deze in een steelpan met circa 3 dl kokend water. Zet het vuur laag en laat het circa 10 minuten wellen. Prik en wrik met een vork in de brokjes zodat ze uit elkaar vallen.

Verhit een flinke hoeveelheid olie in een grote pan. Bak allereerst de kurkuma en voeg daarna de chili en de knoflook toe. Hoe langer je de chilipepers bakt, hoe minder heet de curry wordt. Naar mijn ervaring is het eten in Myanmar niet al te heet, dus voor een quasi-authentieke ervaring hoeft het niet extreem pittig te zijn. Vervolgens gaan de uien in de pan. Als de uien goed doorbakken zijn, voeg je de gember toe.

Eventueel kan nu ook de garnalenpasta er door heen. Ik weet eerlijk gezegd niet in hoeverre de garnalenpasta die ik hier bij de Thaise winkel koop hetzelfde is als trassi, maar aangezien het allebei van garnalen gemaakt wordt, zal het wel behoorlijk vergelijkbaar zijn.

Gooi de pompoen in de pan en schep het geheel goed door. Laat de pompoen meebakken en als het mooi op temperatuur is, is het tijd voor de tamarinde. Zeef het mengsel boven de pan, zodat het vocht in de curry komt en de pulp in de zeef achterblijft. Ik doe vervolgens nog een keer 3 dl water in steelpan en laat de pulp nog een keer wellen en herhaal de procedure. Maar als je een drogere en minder tamarinde-achtige curry wenst, kun je met een keer zeven volstaan.

Doe een deksel op de pan en laat de curry sudderen totdat de pompoen gaar is. Voeg tenslotte de vissaus naar smaak toe. Afhankelijk van het soort pompoen dat je gebruikt zal de curry zoeter of zuurder zijn. De tamarinde is vrij zuur, dus het best is om een redelijk zoete pompoen te gebruiken. De afgelopen keer heb ik een zelfgekweekte, minder zoete pompoen gebruikt en toen viel de curry wat zuur uit. Het beste resultaat heb ik zelf tot nu toe bereikt met een Nieuw-Zeelandse variëteit, de zogeheten crown prince, een stevige pompoen met een mooie volle zoete smaak.

Garneer de curry eventueel met wat gehakte koriander en serveer met gekookte rijst.

donderdag 5 oktober 2017

De opkomst en ondergang van Brian Wilson of de mythe van Smile

De Beach Boys roepen in het collectieve geheugen nog altijd vooraleerst associaties op met surfen, zon en het naiëf-optimistische Californische levensgevoel. Dat de schepper van de muziek van de Beach Boys, Brian Wilson, niet alleen een van dé muzikale geniën van zijn tijd was, maar ook een uiterst tragisch leven heeft gekend, is niet bij een ieder bekend. 

In 2014 verscheen de film Love and Mercy, die twee scherp contrasterende periodes uit het leven van de artiest onder de loep neemt. De eerste episode is de glansrijke vroege carrière van de Beach Boys, culminerend in de gedoemde sessies voor het album Smile, dat in 1967 had moeten verschijnen. Verweven daarmee zijn flash-forwards naar de late jaren ' 80, wanneer een nieuwe liefde in het leven komt van de fysiek en mentaal gebroken Brian, die dan onder curatele staat van de slinkse nep-psychiater Eugene Landy.

The Beach Boys begon als het bandje van de drie broers Wilson en wat aanverwanten, dat zong over de geneugten van surfen en snelle auto's. Hoewel alleen drummer Dennis Wilson ook echt zelf surfer was, maar dat maakte het publiek niet uit. De composities van Brian werden allengs complexer en geraffineerder, waardoor de muziek op de platen al snel niet meer door de band maar door de beste sessiemuzikanten van Los Angeles werd gespeeld. De karakteristieke meerstemmige zang was vaak de enige concrete bijdrage van de jongens aan hun hits. Met uitzondering van Brian dus, die de muzikale productie van a tot z overzag. 

Brian was in de studio en thuis achter de piano in zijn element. Op het podium echter bepaald minder en aan reizen had hij ook al een hekel. De druk van de platenbazen om zowel onafgebroken hits te produceren, als constant op tournee te zijn, nam met het groeiend succes al maar verder toe. Om zich te kunnen concentreren op het schrijven en produceren nieuwe muziek, besloot Brian vanaf 1964 niet meer met de band op tournee te gaan. En die keuze wierp zijn vruchten af, die in twee woorden samen te vatten zijn: Pet Sounds

De weg die Brian Wilson aflegde om op zijn 23e een van de onbetwist beste muzikale scheppingen van de twintigste eeuw af te leveren, is fascinerend en wordt in de film geweldig in beeld en geluid gebracht. Met name de sessies voor Pet Sounds in de studio zijn een genot voor oog en oor.  Paul Dano, die de jong Brian speelt, is geweldig gecast, hij verbeeldt de complexe en breekbare combinatie van onschuld en genialiteit op onnavolgbare wijze.



Pet Sounds was echter in eerste instantie geen groot financieel succes. En bij de rest van de band viel een rijk georkestreerd sterk persoonlijke plaat zonder enige verwijzing naar zon en zee ook niet in ongemeen goede aarde. Met name neef Mike Love, zou zijn gal nogal expliciet gespuwd hebben en hebben geëist dat de tekst en titel van Hang on to your ego gewijzigd zou worden in I know there's an answer. Dit omdat de oorspronkelijke versie zou verwijzen naar drugs [in retrospectief niet zonder ironie, aangezien we nu weten Mike Love verreweg het grootste ego had van alle bandleden]. De volgende single, Good Vibrations, was zo mogelijk muzikaal nog complexer dan Pet Sounds, maar was wel een onverbiddelijke bestseller. Hierdoor won Brian weer flink wat krediet terug bij band en platenbonzen en kreeg hij carte blanche voor het volgende album: Smile.

(Spoiler alert)
Smile geldt als een van de grote nooit voltooide meesterwerken uit de muziekhistorie en de verwachte opvolger van Pet Sounds kwam er dus nooit. De ontstaansgeschiedenis van Smile is met de nodige mythes omgeven en over de schuldvraag van het falen zijn boeken volgeschreven. De film schetst een mooi beeld van de sfeer rond deze sessies en zonder expliciet vingerwijzen worden er wel een aantal hints gegeven aangaande de oorzaken van dit grootse mislukken.

De film legt de nadruk op de psyche van Brian, zeker met oog op de andere helft van de film een voor de hand liggende keuze. Het beeld wordt geschetst van een gedreven kunstenaar, die in de loop van het opnameproces de controle over zichzelf en zijn schepping langzamerhand kwijtraakt. Zijn gedrag wordt steeds excentrieker en de muziek gaat in Brians hoofd een eigen leven leiden. In de film komt het niet expliciet aan bod, maar het is bekend dat hij er van overtuigd raakte dat de sessies voor het nummer Mrs. O'Leary's Cow (Fire) een brand in de buurt had veroorzaakt:



Toen Brian Wilson in 2004 als solo-artiest de nummers van Smile opnieuw opnam, was hij nog altijd bang voor Mrs. O'Leary's Cow (Fire). Het was op Brian Wilson presents Smile het enige nummer dat zonder zijn inmenging tot stand kwam. Wat overigens geen probleem was, aangezien het een grotendeels instrumentale compositie betreft. Smile was dus meer dan een trauma geworden. Maar of het falen volledig aan de geestestoestand van Brian (en overmatig drugsgebruik) is te wijten, is volgens mij de vraag.

Smile was wellicht in zijn opzet reeds gedoemd te falen. Brian had tijdens de productie van Good Vibrations voor het eerst een modulaire aanpak toegepast. Hierbij werd het nummer niet in een keer gespeeld, maar werden verschillende kortere fragmenten (door middel van tape splicing) achter elkaar vast geplakt. Een revolutionair, maar tijdrovend proces. Voor een nummer ging het nog, maar voor een gigantisch project als Smile was het gezien de technische beperkingen van de jaren '60 waarschijnlijk te hoog gegrepen. Zeker omdat de afzonderlijke nummers grotendeels alleen nog maar in het hoofd van Brian bestonden en er een legendarische hoeveelheid materiaal werd opgenomen.

Een goed gefocuste solo-artiest had het misschien nog tot een goed einde weten te brengen. De lang uitlopende sessies zorgden er echter voor dat de sluimerende spanningen binnen de Beach Boys hoog op liepen. Zo hoog dat externe mede-songwriter Van Dyke Parks op en gegeven moment de handdoek in de ring gooide. Hij schreef de teksten en die waren voor (weerom) Mike Love een steen des aanstoots. Waar Pet Sounds met introspectieve teksten over de liefde al sterk afweek van het surf-sjabloon, ging Smile pas echt van de gebaande paden. Het voert te ver om de uiteenlopende thema's van het album hier te bespreken. Daar kun je een heel boek over schrijven. Laat ik volstaan met een citaat uit het prijsnummer van Smile, het ironisch getitelde Surf's Up:
Hung velvet overtaken me
Dim chandelier awaken me
To a song dissolved in the dawn
The music hall a costly bow
The music all is lost for now
To a muted trumpeter swan
Columinated ruins domino
Dat is nog eens andere koek dan Surfin' U.S.A. zullen we maar zeggen. En de weerstand die dit bij de band opriep, komt uiteraard ook in Love and Mercy aan bod. Het valt overigens te zeggen dat Brian Wilson met deze nieuwlichterij wel helemaal in tune was met de tijdgeest. Op 26 mei 1967 brachten de Beatles Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band uit (dat sterk geïnspireerd was door Pet Sounds, dat op zijn beurt weer schatplichtig was aan Rubber Soul, maar dat terzijde), waarmee de Summer of Love werd ingeluid. The Beach Boys hadden 50 jaar geleden dus The Beatles potentieel het gras voor de voeten weg kunnen maaien met een avant-gardistisch psychedelisch opus. Maar het mocht niet zo zijn.

De mythische Smile-tapes
De sessies werden in april 1967 een halt toe geroepen en de tapes verdwenen in de spreekwoordelijke vault. Capitol Records had Smile gedurende sessies al uitgebreid gepromoot en dat was het startpunt van de mythevorming. Zeker nadat er gauw de gekste verhalen de ronde gingen doen over de opnames en er her en daar fragmenten van nummers opdoken. Zo zond CBS in april 1967 een fragment van Surf's Up uit, met Brian alleen achter de piano. De kijkers vonden het prachtig. Maar het nummer verscheen al maar niet op plaat.  Pas in 1971 werd Surf's Up op het gelijknamige album uitgebracht. Onder auspiciën van Carl Wilson, want de confrontatie met het trauma Smile kon Brian nog altijd niet aan.

Want dat was helaas het jammerlijke gevolg van het debacle Smile. Brian Wilson verloor zijn zelfvertrouwen en nam genoegen met een bijrol binnen de Beach Boys. Nog maar mondjesmaat schreef hij nieuw materiaal of droeg hij actief bij aan de productie van albums. Hij trok zich terug en in zijn donkerste periode bracht hij naar het schijnt drie jaar in bed door. Op een gestaag dieet van fastfood, televisie en drugs. In de jaren zeventig liet hij nog eenmaal echt van zich spreken met weerom een verkapt solo-album The Beach Boys Love You. Een lichtelijk bizar en verknipt werkstuk, maar niet zonder kwaliteit en bepaald charmant, zeker omdat dit keer vrijwel alle teksten van de hand van Brian zijn. Het geeft daarmee een aardig inkijkje in zijn wereld. Typerend is het aan de fameuze talkshowgastheer gewijde Johnny Carson, vermoedelijk ontsproten aan een tv-kijkend bestaan in bed.

Zoals te verwachten was dit excentrieke uitstapje geen succes bij het grote publiek en Brian werd voorgoed naar de zijlijn van The Beach Boys verbannen. De fysieke en mentale aftakeling zette door en het is derhalve een wonder dat juist Brian de enig overlevende is van de gebroeders Wilson. Dat Brian het overleeft heeft, is wellicht te danken aan Eugene Landy, hoewel Brian's huidige fragiele mentale en fysieke staat waarschijnlijk ook deels hem te danken is. Landy is de antagonist van de andere helft van Love and Mercy en die zal ik nu verder laten voor wat het is. De oudere Brian wordt gespeeld door John Cussack, die een mooie breekbare man neerzet, maar niet even overtuigend is als Paul Dano, naar mijn mening. De film als geheel is een aangrijpende aanrader en de onverwachte combinatie tussen muziek en psychische problematiek komt wonderwel fantastisch uit de verf.

Wat is er vervolgens geworden van die verstofte opnames van Smile? Nadat Brian Wilson in 2004 met zijn band en Van Dyke Parks een reconstructie had gemaakt van wat Smile als album had moeten worden, verscheen dan in 2011 eindelijk The Smile Sessions. Een uitgebreid uittreksel uit de archieven. Want ondanks geruchten dat Brian een deel van de tapes verbrand zou hebben, zijn alle opnames zorgvuldig bewaard. En nu dus eindelijk ook voor het grote publiek beschikbaar. Dankzij de computer is het tegenwoordig een stuk eenvoudiger om van fragmenten een afgerond album te smeden. En aangezien de nummers op Smile nooit echt een definitief canonieke vorm hebben kunnen krijgen, nodigt dit gegeven liefhebbers uit om zelf een eigen versie van Smile samen te stellen. Laat ik ter afsluiting een fraaie stereo-versie delen, op YouTube zijn er nog veel meer te vinden.

donderdag 31 augustus 2017

Jacques Cousteau, een man van zijn tijd

Onlangs zag ik de film L'Odyssée, geweid aan het leven en werk van Jacques Cousteau en zijn zoon Philippe. De film geeft een interessant beeld van de tocht die vader Cousteau af heeft moeten leggen om te worden tot de man zoals hij tegenwoordig herinnerd wordt. Voor mij aanleiding om deze rolprent te bespreken en daarbij ook met een schuin oog te kijken naar twee van de drie lange documentaires die Cousteau zelf uitbracht: La Monde du silence en La Monde sans soleil.

Jacques Cousteau staat bekend als de man die het televisiekijkend publiek kennis liet maken met de de onderzeese wereld. In zekere zin was hij de Franse equivalent van David Attenborough. Alleen begon Cousteau zijn carrière allerminst als een natuurbeschermer. Nadat hij in eerste instantie faam en fortuin had vergaard als mede-uitvinder van de AquaLung (de ademautomaat die de basis vormt van elke moderne duikuitrusting), begon hij een leven als propagandist voor de exploratie van de zee. Hij mat zich een imago van modern maritiem ontdekkingsreiziger aan en door middel van films, tv-programma's, boeken en voordrachten deed hij geromantiseerd verslag van zijn reizen met zijn vlaggenschip de Calypso.

La Monde du silence, animals were harmed in the making of this film
Cousteau's eerste avondvullende film La Monde du silence uit 1953 geeft een goed beeld van deze periode. Een revolutionaire film, met net als menig politieke revolutie, de nodige bloedvergieten. Voor het eerst kon in kleur de wonderbaarlijke flora en fauna van (met name) de Rode Zee op het witte doek worden gebracht. Maar het gedrag van de bemanning van de Calypso tegenover het zeeleven is regelmatig gruwelijk of op zijn minst afkeurenswaardig. Zo wordt er bijvoorbeeld met dynamiet gevist (zogenaamd in naam der wetenschap),  koraal met hamers bewerkt en zeeschildpadden getreiterd. Tegen het eind van de documentaire botst de  Calypso per ongeluk op een jonge walvis, die daarbij ernstig gewond raakt. De bemanning besluit daarop het dier uit zijn lijden verlossen. Ongelukje, kan gebeuren. Maar als het karkas vervolgens door haaien aangevreten wordt, wordt er een slachting onder de haaien aangericht. Zogenaamd om de walvis te wreken. De logica hiervan ontging mij volledig en het leek er vooral op dat de heren gewoon lekker wat haaien  wilden vermoorden, die volgens de voice-over 'de vijand van elke zwemmer' zouden zijn. De film werd door tijdgenoten overigens wel gewaardeerd, blijkens beloning met een Gouden Palm en een Academy Award voor best documentaire. Tijden veranderen, zullen we maar zeggen.

Documentaire aangeprezen als science-fiction
In L'Odyssée komen deze wandaden niet expliciet aan de orde, maar wel wordt duidelijk dat Jacques Cousteau tot aan de jaren zeventig niet bepaald gedreven werd door altruïstische motieven. Hij komt naar voren als een ijdele, zelfingenomen man met een hang naar (buitenechtelijk) avontuur en grootheidswaan. Hij heeft lange tijd het idee dat nieuwe technologie tot een kolonisatie van de diepzee zal leiden, met permanente menselijke bewoning van submarine habitats. In retrospectief een lichtelijk bizarre gedachte, maar het paste helemaal in de tijdgeest van de vroege jaren zestig. Het was de tijd toen technologische ontwikkelingen de mensheid nog de mogelijkheid leken te kunnen geven om aan het Aardse bestaan te kunnen ontsnappen. Cousteau wist bij de Franse olie-industrie geld los te praten voor zijn ambitieuze Conshelf project. Het experimentele onderzeeverblijf voor de kust van Sudan zou de eerste stap moeten zijn voor de permanente kolonisatie van het continentaal plat. Daar kwam het uiteraard vervolgens niet van. Het ambitieuze project was onderwerp voor Cousteau's tweede lange documentaire La Monde sans soleil. De film ademt de sfeer van de space race en is een stuk beter te verteren dan zijn voorganger. Niet minder gedateerd dan La Monde du silence, maar nu eerder charmant dan walgelijk. Dit keer geen expliciet geweld tegen dieren, maar een futuristische setting bevolkt door kettingrokende kikvorsmannen in zilveren pakjes. De cinematografie is zeer fraai, alhoewel het zo nu en dan wel nogal in-scène-gezet aandoet. De film (ook al bekroond met een Academy Award voor beste documentaire) is in zijn geheel, in ietwat sub-optimale beeldkwaliteit, op YouTube te bekijken:


Zoals gezegd was het Conshelf-project met name gedreven door Cousteau´s illusoire geloof in submariene kolonisatie. Illusies die nogal wat geld kosten, meer geld dan er binnen komt in de Cousteau-organisatie, zo blijkt naar verloop van tijd in L'Odyssée. Om de schoorsteen van de Calypso toch rokende te kunnen blijven houden, wordt er in de Verenigde Staten financiële steun gezocht. Cousteau weet de hoge heren van het netwerk ABC te overtuigen om een docudrama avant la lettre te bekostigen, waarin de Calypso over de Zeven Zeeën gevolgd wordt. Om de bemanning van de Calypso eenvoudig herkenbaar te maken voor het televisiepubliek, komt Jacques op het lumineuze idee om rode mutsjes te gaan dragen. Een verwijzing naar de traditionele uitmonstering van duikers uit het pre-AquaLung-tijdperk.  De serie The Undersea World of Jacques Cousteau (in het Frans L’Odyssée sous-marine de l'équipe Cousteau, vandaar de titel van de film) is een wereldwijd succes en maakt van Cousteau een nog grotere beroemdheid, met een aanzienlijke impact op de populaire cultuur. Hierbij kan uiteraard de geslaagde parodie The Life Aquatic With Steve Zissou, inclusief de inmiddels clichématige rode mutsjes, van Wes Anderson niet onvermeld blijven.

Maar elk succes heeft een keerzijde. En op deze keerzijde legt L'Odyssée begrijpelijkerwijs de nadruk. De jaren in de schijnwerper hebben Cousteau vervreemd van vrouw en kinderen. Hij is nog altijd getrouwd met Simone Melchior, maar daarmee is eigenlijk ook alles gezegd. Ze runt de dagelijkse gang van zaken op de Calypso, het schip dat net als het huwelijk betere tijden gekend heeft. Zoon Philippe is de egomanie van zijn vader meer dan zat en hoewel hij met hem een passie voor duiken en cinema deelt, mist hij bij Jacques een oprechte inzet voor de bescherming van natuur en milieu. Philippe vestigt zich met zijn Amerikaanse vriendin in Californië, waar hij zijn eigen pad kiest. 

Vervolgens lijkt het voor vader helemaal mis te lopen als zelfs de inkomsten uit de televisieserie geen soelaas meer kunnen brengen voor het (moreel?) bankroete Cousteau-imperium. In een desperate laatste poging om het tij te keren, stelt Jacques een ambitieuze expeditie naar Antarctica voor aan de Amerikaanse televisiebobo's. Hij weet ze te overreden, maar krijgt slechts 1 miljoen dollar toegezegd. Daarmee kan geen ijsbreker gecharterd worden en aldus moet de brakke Calypso het pakijs trotseren. Gekkenwerk, zo lijkt het. Maar gelukkig komt op het laatste moment nog een verzoening tussen vader en zoon Cousteau tot stand. Philippe brengt een moderne kijk op het kwetsbare Antarctische ecosysteem mee aan boord. De unieke natuur van het Zuidpoolgebied en de desastreuze gevolgen van de walvisvaart worden onderwerp van de televisieserie. Zo wordt de expeditie niet alleen een succes voor de familie Cousteau, maar ook voor de bescherming van Antarctica en de walvissen. L'Odyssée legt in de aftiteling een expliciet verband tussen de reis van Cousteau (in 1972) en het Antarctisch Milieuprotocol. Aangezien dat verdrag in 1991 opgezet is en in 1998 geratificeerd werd, weet ik niet zo zeker of dat hard te maken is. Maar dat de documentaires zullen zeker van enige invloed zijn geweest op de perceptie van Antarctica als waardevol natuurgebied.

De hervonden liefde tussen vader en zoon mocht helaas niet al te lang duren, aangezien het noodlot op een gegeven moment toesloeg. Aan drama dus geen gebrek in L'Odyssée. Of het nog goed kwam met het huwelijk van Jacques en Simone, komt eigenlijk niet aan meer verder aan de orde. Feit is dat ze getrouwd zijn gebleven tot de dood Simone in 1990. De film toont Jacques Cousteau als een ambitieuze, vaak egocentrische patriarch. Maar ook iemand die, onder invloed van de nieuwe generatie, met zijn tijd meegaat. Of dit geschetste beeld helemaal klopt, weet ik niet. In hoeverre Philippe van doorslaggevende invloed was op de natuurbeschermer Jacques, is enigszins de vraag. De werkelijkheid zal ongetwijfeld complexer zijn geweest dan in de film naar voren komt. Zo lees ik op Wikipedia bijvoorbeeld dat Jacques zich in 1960 al actief verzette tegen het in zee dumpen van nucleair afval door de Franse overheid.

Ik vond L'Odyssée op zich wel de moeite waard. Al kwam dat wellicht vooral omdat ik het onderwerp interessant vond. Het acteerwerk is namelijk af en toe wat al te dik aangezet en het script legt het drama er vaak weinig subtiel bovenop. En mooie onderwaterbeelden zijn eigenlijk behoorlijk dun gezaaid in een film over de grondlegger van de submariene cinema. Maar voor wie in het verhaal achter de beroemdheid Jacques Cousteau geïnteresseerd is, verschaft L'Odyssée toch wel een aardige en onderhoudende introductie.