dinsdag 14 januari 2014

Het verdriet van Europa

Het is inmiddels bijna 100 jaar geleden dat de duisternis over Europa neerdaalde en het Belle Epoque ten einde kwam. We kunnen ons afvragen hoe veel verder we nu zijn gekomen. Zijn de wonden geheeld, is de oude orde hersteld? In vele opzichten vormde de Eerste Wereldoorlog een cesuur sans précédent in de Europese geschiedenis. Vervolgens kwam 14-18  (met name in Nederland) natuurlijk in de lange slagschaduw van 39-45 terecht, al was het maar omdat vaak genoeg gesuggereerd is dat het tweede conflict het eigenlijke sluitstuk van het, eerste onafgesloten conflict vormde. Op die hardnekkige veronderstelde causaliteit kom ik later wellicht nog terug, maar in dit artikel wil ik de aandacht vestigen op een belangwekkend boek aangaande de Eerste Wereldoorlog dat enige jaren geleden door de Britse econoom-historicus Niall Ferguson is geschreven: The pity of war (in het Nederlands verschenen als De erbarmelijke oorlog).

Dat de Eerste Wereldoorlog gewonnen werd door Frankrijk en Groot-Brittannië is met het oog op het resultaat eigenlijk moeilijk vol te houden. Het was een klassieke pyrrusoverwinning. De westerse geallieerden wisten de koloniale bezittingen van Duitsland te verdelen, maar daar tegenover stond ook voor hun een groot verlies. En die koloniën waren ze binnen veertig jaar toch allemaal weer kwijt. Het is sowieso de vraag wat het hele negentien/twintigste-eeuwse koloniale verhaal heeft opgeleverd. Ferguson suggereert dat het met name voor Groot-Brittannië nogal wat extra kapitaal opleverde, wat in de Eerste Wereldoorlog goed van pas kwam. Ferguson poneert zelfs de stelling dat het niet zo zeer industriële productie, als wel economische kapitaalkracht uiteindelijk de doorslag gaf in het verloop van de oorlog. En het kapitaal dat Groot-Brittannië had vergaard in de loop van de negentiende eeuw legde dus meer gewicht in de schaal dan het Kruppstaal uit het Ruhrgebied. Maar nu verklap ik een deel van Fergusons conclusies reeds.

Niet het gehele boek is met zo'n afstandelijke rationeel-wetenschappelijke blik geschreven als de delen waarin hij de economische toestand van de grootmachten analyseert. Het is deels ook een duidelijk Brits geschiedenisboek. En een centrale vraag met betrekking tot de rol van Groot-Brittannië in de oorlog is of het wel de moeite waard was om Duitsland de oorlog te verklaren. Ferguson komt met een duidelijk antwoord op die vraag: de oorlogsverklaring was "nothing less than the greatest error of modern history," omdat Duitsland volgens hem uiteindelijk geen reële bedreiging vormde voor de Britse belangen. Groot-Brittannië stond er financieel veel beter voor dan Duitsland en had in wezen weinig belangen op het Continent. Als Duitsland Frankrijk zou hebben verslagen en vervolgens, zoals Ferguson veronderstelt, een Bismarckiaanse proto-EU had gevormd, dan was dat in wezen alleen maar ten goede gekomen aan de Britse diplomatieke en handelsrelaties met Europa. En op koloniaal vlak waren Rusland en Frankrijk de belangrijkste rivalen van Groot-Brittannië, de mantra keep your friends close, but keep your enemies closer was immers de leidende gedachte geweest bij de vorming van de Triple Entente. Duitsland was in 1914 dus geen directe bedreiging voor The Empire. En daarom schrijft Ferguson de escalatie van het conflict voor een belangrijk deel op Brits conto: "it was the British government which ultimately decided to turn the continental war into a world war, a conflict which lasted twice as long and cost many more lives".

Ferguson is thuis in de economie en de Duitse taal en cultuur en dat is te merken. Waar andere Angelsaksische geschiedschrijving vaak een nogal eenzijdig perspectief biedt, weet Ferguson de Duitse motieven gedurende het verloop van het conflict goed weer te geven. De Franse, Russische, Oostenrijk-Hongaarse en Ottomaanse kant van de zaak komt minder aan bod, maar dat wijst er alleen maar op dat de auteur zich van zijn beperkingen bewust is en zich met name richt op de elementen van de geschiedenis waar hij daadwerkelijk wat interessants over te vertellen heeft. Allereerst weet hij een aantal hardnekkige mythes door te prikken over de tijdgeest waarbinnen de Europese machtspolitiek tot een militaristisch kruitvat uitgroeide. En hij weet, zoals gezegd, de invloed van geld en kapitaal op het handelen van de strijdende partijen helder te duiden. Daarnaast gaat hij ook nog in op het complexe begrip publieke opinie en de rol propaganda in de vorming van het beeld van de oorlog bij burgers, soldaten en nageslacht. Ook wordt er aandacht besteed aan de motivatie van soldaten om te gaan vechten, om door te blijven vechten en om uiteindelijk te stoppen met vechten. Tenslotte wordt er ook nog nadrukkelijk aandacht besteed aan het na-oorlogse economische beleid, de herstelbetalingskwestie en de uiteindelijk tragische gevolgen daarvan.

Maar ik zal niet al die aspecten bespreken. Wie daar meer over wil weten moet immers maar het boek lezen, waarin de auteur zijn volledige argumentatie ontvouwt. Kortgezegd valt samen te vatten dat het militarisme niet een extreem sterke kracht was. Wat wel de oorzaak is van de Oorlog komt minder goed naar voren, maar de suggestie van ongelukkige samenloop van omstandigheden wordt gewekt. En wie het boek The Guns of August van Barbara Tuchman heeft gelezen, die weet dat het het wellicht eerder een gebrek aan daadkracht van de leidende partijen was om een oorlog te vermijden, dan een daadwerkelijke wil om een oorlog te beginnen.

De leiders hadden geen zin om de oorlog te stoppen, dus kwam er een oorlog. Oorlog werd niet als iets slechts gezien. Dat een oorlog voor alle strijdende partijen nadelig zou kunnen zijn, was niet aan de orde. En er was ook geen besef van de enorme economische inzet die nodig zou zijn om de oorlog te winnen. Het concept 'totale oorlog' was nog onbekend. Zowel Groot-Brittannië, Frankrijk als Duitsland kwamen ernstig gehavend uit de oorlog. Voor Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk betekende de oorlog de doodsteek. En de gevolgen van de revoluties, die veroorzaakt werden door het dramatische strijdverloop aan het Oostfront, in Rusland zijn genoegzaam bekend. Een tijdperk kwam ten einde, een generatie liet het leven en er kwam een nieuw (inherent labiel?) staatkundig evenwicht tot stand.


De enige juiste kijk op de geschiedenis?
Fergusons boek is extra actueel nu in Groot-Brittannië nogal een rel is ontstaan doordat de conservatieve minister van onderwijs Micheal Gove de zogenaamd linkse historici de maat neemt en stelt dat de moed en het patriottisme van de soldaten in de Grote Oorlog te weinig aandacht krijgt. Ook vindt hij dat het voor eens en altijd duidelijk moet worden gemaakt dat toch echt alleen Duitsland schuld had aan het uitbreken van de oorlog en dat Groot-Brittannië van elke blaam gezuiverd dient te worden. Het is in dit verband goed te weten dat de revisionistisch geschiedschrijving van Ferguson allerminst marxistisch of links geïnspireerd genoemd kan worden. Ferguson is juist een rechtgeaarde conservatief. Dat uitgerekend Niall Ferguson, na gedegen historisch onderzoek, tot de conclusie komt dat de oorzaak van de Eerste Wereldoorlog minder zwart-wit is dan ons traditioneel vaak voorgespiegeld wordt, geeft te denken over de validiteit van de opvattingen van Gove. Waarschijnlijk is het juist de eenzijdige blik op de geschiedenis van Micheal Gove, die gestuurd wordt door politieke opvattingen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten