zondag 22 oktober 2017

De vele minderheden van Myanmar en een Palaung-geïnspireerde pompoencurry

Groen is toegankelijk voor backpackers,
niet toevallig met name gebieden bevolkt
door de etnisch Birmese meerderheid
Myanmar (eerder bekend als Birma) is momenteel in het nieuws vanwege de verschrikkelijke etnische zuiveringen die het leger uitvoert tegen de Rohingya-minderheid in de deelstaat Rakhine. Twee jaar geleden was ik zelf in Myanmar en ik kwam er snel achter dat etnische spanningen nog altijd aan de orde van de dag zijn. Gelukkig leiden de meeste conflicten een sluimerend bestaan, maar voor de toerist is een groot deel van het land nog altijd een no-go-zone. De bruine gebieden op de kaart rechts mag je als zelfstandig toerist in de praktijk niet bezoeken. Alleen met een georganiseerde reis en een dure vergunning kun je deze regio's aandoen.

Om wat meer over het land te weten te komen las ik gedurende mijn reis het boek The River of Lost Footsteps: A Personal History of Burma van Thant Myint-U. Het voert te ver om nu de gehele vrij tragische, geschiedenis van Myanmar de revue te laten passeren, maar het valt te zeggen dat het land het Britse koloniale verleden nooit helemaal te boven is gekomen. De Britten veroverden tussen 1853 en 1885 het onafhankelijke koninkrijk Birma en lijfden vervolgens ook de omliggende regio's bevolkt door andere etnische groepen bij de kolonie in.

De etnische lappendeken Myanmar
Toen Myanmar in 1948 plotsklaps gedekoloniseerd werd, verviel het land langzamerhand in een staat van burgeroorlog, waar het eigenlijk nooit helemaal uit gekomen is. In vrijwel alle gebieden niet bevolkt door de etnische Birmezen (ook wel Bamar) is er wel een of andere lokale gewapende strijd tegen het centrale gezag geleverd en een aantal van deze conflicten continu zijn sinds de onafhankelijkheid onafgebroken aan de gang. Deze interne spanningen hebben er ook voor gezorgd dat het in eerste instantie relatief verlichte en liberale Birmese regime verwerd tot een hardvochtige militaire dictatuur, die met grof geweld alle etnische minderheden onder de duim probeerde te krijgen. Grootschalige etnische zuiveringen zijn helaas ook geen nieuw fenomeen in Myanmar. Zo werden de Rohingya al in eind jaren '70 en begin jaren '90 al en masse vervolgd en in de jaren '60 werd het grootste deel van de Indiase gemeenschap verdreven na de staatsgreep van de beruchte legerleider Ne Win.

Nog altijd is Myanmar een sterk centralistisch land waar de etnisch Birmese meerderheid door middel van het leger de touwtjes stevig in handen heeft. In hoe verre de redelijk vrije verkiezingen van 2015 hier op de lange termijn veranderingen in zullen brengen, is nu nog lastig te zeggen. Maar de recente ontwikkelingen geven niet al te veel aanleiding aan te nemen dat het leger bereid is tot vergaande concessies aan de verscheidene minderheden. De acties tegen de islamitische Rohingya lijken met name gedreven te worden door fundamentalistisch boeddhistisch nationalisme. Veel van de andere hoogoplopende conflicten hebben de controle van waardevolle grondstoffen als inzet. Zo wordt er in de noordelijke deelstaat Kachin al decennia gevochten over de controle van de buitengewoon profijtelijke winning van jade.

Het Goteik-viaduct
Zoals gezegd zijn veel van de meer perifere gebieden in Myanmar niet toegankelijk voor de gewone toerist. Een van de uitzonderingen is een noordelijke gedeelte van de Shan-staat. Wij reisden vanuit Pyin Oo Lwin met de trein richting Hsipaw. De spoorlijn is rond 1900 door de Britten aangelegd om de opstandige stammen in de regio te kunnen 'pacificeren'. Hoogtepunt van de fraaie route is het befaamde Goteik-viaduct. Het viaduct is opmerkelijk genoeg in de Amerikaanse staalfabrieken van Pennsylvenia en Maryland geproduceerd en vervolgens in delen over de wereldzeeën naar de Birmese binnenlanden vervoerd. De Britse overheersers hadden er dus nogal wat voor over om de heuvelvolkeren te kunnen onderdrukken.

Hsipaw en de heuvels ten noorden van de stad
Mijn reisgenoot en goede vriendin Allison heeft al eerder uitvoerig geblogd over onze driedaagse wandeltocht door de noordelijke Shan Staat. We vertrokken vanuit Hsipaw richting het noorden en liepen dwars door de quasi-autonome republiek Palaung. Een heuvelachtige streek waar de lokale rebellen (de TNLA) hun zelfstandigheid ten opzichte van de centrale overheid van Myanmar bevechten.  Er is officieel een staakt het vuren actief, maar dat wordt regelmatig geschonden en een aantal maanden na onze trek waren er de nodige gevechten met een andere rebellengroep (de SSA-S). Het gebied is niet rijk aan delfstoffen of andere potentiële twistappels en de Palaung zijn net als de Birmezen boeddhistisch (vermengd met animisme). Eerder was de opiumteelt een van de bronnen van conflict, maar tegenwoordig is dat lokaal (bij mijn weten) geen inkomstenbron van betekenis meer. Thee is in het gebied nu de voornaamste cash-crop en daar wordt bij mijn weten niet echt om gevochten. Waar nu eigenlijk nog om gevochten wordt is mij eigenlijk niet helemaal duidelijk, macht is waarschijnlijk het woord.

Bord met de vlag van de lokale Palaung-overheid
De niet bepaald gemanicuurde theestruiken
Onderweg sliepen we en aten we in dorpjes bij mensen thuis. Op de tweede avond kwamen we in Kaoncor een soldaat van de rebellen tegen. We zaten te eten en plotseling zat hij achter ons een biertje te drinken, met een kalasjnikov naast zich. We waren eerst wel wat verrast, maar onze gids en tolk Nepai zei dat er niks aan de hand was. Nieuwsgierig als we waren, vroegen we Nepai of we hem wat mochten vragen. Dat was geen probleem, de soldaat was eerst wat verlegen, maar kwam los nadat we een biertje voor hem kochten. Hij vertelde dat een deel van zijn eenheid deze avond in het dorp gelegerd was, de rest bracht de nacht in het aangrenzende bos door. Het leger leidt een rondtrekkend bestaan, int belastingen in de dorpjes en vecht heel af en toe schermutselingen uit met het Birmese leger. Maar ik kreeg het idee dat dat tot de uitzonderingen behoort. Hij was ongeveer dertig jaar en zat al sinds zijn achttiende in het leger. Het leek mij een hard bestaan, om dag in dag uit door de heuvels te trekken, zonder vaste woon- of verblijfplaats.

In gesprek met de rebellensoldaat

Er werd 's avonds uitgebreid en erg lekker voor ons gekookt. Een selectie verschillende curry's met rijst. Opvallend genoeg stond er geen enkele keer vlees op het menu. Niet uit religieuze overwegingen overigens, maar omdat het blijkbaar niet gebruikelijk of te duur is om vee te houden. Groentes zijn er daarentegen het hele jaar door vers voor handen. Het eten is overigens niet helemaal vegetarisch te noemen, want in vrijwel alle gerechten wordt wel een of andere gedroogde of gefermenteerde vorm van vis of garnalen verwerkt om de smaak te versterken. Het eten smaakte niet vissig overigens, verder naar het zuiden, richting de kust, was dat soms wel het geval.

De eenvoudige keuken

Een van de curry's die er voor mij tijdens de wandeltocht echt uitsprong was de pompoencurry. Toen ik weer thuis kwam heb ik dan ook gepoogd het zelf een te maken. Helaas had ik in de dorpjes geen uitgebreid kijkje in de keuken genomen en het volgende recept heb ik dan ook gewoon op internet gevonden. Ik heb het lichtelijk aangepast en wat hier volgt is zoals ik het doe. Dit recept is een pompoencurry met tamarinde, ik weet eigenlijk niet of er in de heuvels ook tamarinde in verwerkt werd.

Ingrediënten voor een grote pan curry:
  • 1 kg pompoen, geschild en ontpit en in blokjes gesneden
  • 60 g gember, geraspt
  • grof gehakte chilipepers of chilipoeder naar smaak, ik gebruikte 5 grote no-name chilipepers uit de supermarkt
  • 3 uien, fijngehakt
  • minstens 4 teentje knoflook, geplet en gehakt
  • kurkumapoeder, 2 eetlepels
  • 100 g tamarinde
  • 1 eetlepel garnalenpasta (facultatief)
  • circa 2 eetlepels vissaus
  • olie om in te bakken, ik gebruik koolzaadolie


Hak de tamarinde in brokken en doe deze in een steelpan met circa 3 dl kokend water. Zet het vuur laag en laat het circa 10 minuten wellen. Prik en wrik met een vork in de brokjes zodat ze uit elkaar vallen.

Verhit een flinke hoeveelheid olie in een grote pan. Bak allereerst de kurkuma en voeg daarna de chili en de knoflook toe. Hoe langer je de chilipepers bakt, hoe minder heet de curry wordt. Naar mijn ervaring is het eten in Myanmar niet al te heet, dus voor een quasi-authentieke ervaring hoeft het niet extreem pittig te zijn. Vervolgens gaan de uien in de pan. Als de uien goed doorbakken zijn, voeg je de gember toe.

Eventueel kan nu ook de garnalenpasta er door heen. Ik weet eerlijk gezegd niet in hoeverre de garnalenpasta die ik hier bij de Thaise winkel koop hetzelfde is als trassi, maar aangezien het allebei van garnalen gemaakt wordt, zal het wel behoorlijk vergelijkbaar zijn.

Gooi de pompoen in de pan en schep het geheel goed door. Laat de pompoen meebakken en als het mooi op temperatuur is, is het tijd voor de tamarinde. Zeef het mengsel boven de pan, zodat het vocht in de curry komt en de pulp in de zeef achterblijft. Ik doe vervolgens nog een keer 3 dl water in steelpan en laat de pulp nog een keer wellen en herhaal de procedure. Maar als je een drogere en minder tamarinde-achtige curry wenst, kun je met een keer zeven volstaan.

Doe een deksel op de pan en laat de curry sudderen totdat de pompoen gaar is. Voeg tenslotte de vissaus naar smaak toe. Afhankelijk van het soort pompoen dat je gebruikt zal de curry zoeter of zuurder zijn. De tamarinde is vrij zuur, dus het best is om een redelijk zoete pompoen te gebruiken. De afgelopen keer heb ik een zelfgekweekte, minder zoete pompoen gebruikt en toen viel de curry wat zuur uit. Het beste resultaat heb ik zelf tot nu toe bereikt met een Nieuw-Zeelandse variëteit, de zogeheten crown prince, een stevige pompoen met een mooie volle zoete smaak.

Garneer de curry eventueel met wat gehakte koriander en serveer met gekookte rijst.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten