maandag 30 oktober 2017

Padua, een korte confrontatie met Giotto

Deze zomer bracht mij voor het eerst in lange tijd weer naar Italië. Waar ik in vroeger tijden verscheidene keren Toscane had aangedaan, wachtten nu de uitgestrekte vlaktes van de Veneto. Het eigenlijke doel van mijn reis was het westen van Slovenië (waarover later wellicht meer). Maar aangezien mijn vlucht mij naar de luchthaven van Venetië bracht, besloot ik eerst een paar dagen in het Padua door te brengen.

Venetië vanuit het vliegtuig

Waarom Padua? Een woord: Giotto. In Toscane en Rome heb ik in voorgaande jaren al verscheidene hoofdwerken uit de schilderkunst van de Renaissance mogen bewonderen, maar er was in mijn ogen nog een allergrootste omissie. En dat was de vermaarde Scrovegni Kapel in Padua. En waarom dan niet Venetië, toch ook een van de centra van de Renaissance? Tja, tussen droom en werkelijkheid staan praktische bezwaren. Venetië is in juli een van de plaatsen waar ik nou niet bepaald wil zijn. De globale toerisme-apocalyps in uitvoering. Duur en verschrikkelijk druk.

Padua is daarentegen een relatief slaperige universiteitsstad, waar het in de zomer opvallend rustig is. En gezegend met een grote goed bewaarde Middeleeuwse binnenstad met vele interessante bezienswaardigheden. Waarvan de Scrovegni Kapel dus het onvermijdelijke klapstuk is. De kapel is overigens ook wel bekend als de Arena Kapel, dit omdat hij gesitueerd is naast de ruïnes van een Romeins amfitheater.

De Scrovegni Kapel, met restanten van de Romeinse arena links

De kapel is gebouwd in opdracht van Enrico Scrovegni, een rijke lokale bankier. Hoewel bankier wellicht een te neutrale term is. De ziel van Enricos vader Reginaldo wordt door Dante in de zevende cirkel van de hel geplaatst, als zijnde een berucht woekeraar. Zoonlief vond het blijkbaar nodig de zondes van het familiebedrijf af te kopen met een kapel, grenzend aan het (niet bewaard gebleven) stadspaleis van de Scrovegni's.

Voor de decoratie van de ruim bemeten kapel nam Enrico niet de eerste de beste in dienst. Zoals het een patserige parvenu betaamt, spaarde hij kosten noch moeite en gaf hij de opdracht aan de schilder die op ieders lippen lag en de meest modieuze kunst van zijn tijd produceerde. Giotto had reeds in Assisi en aan het pauselijk hof in Rome gewerkt en was wellicht de eerste kunstenaar sinds de oudheid was die bij leven een landelijke beroemdheid was. Hij beschilderde tussen 1303 en 1305 (samen met zijn assistenten) de muren en gewelven volgens een nauwkeurig uitgedacht schema, met onder meer scènes uit het leven van Jezus en Maria.

Scènes uit het leven van Jezus
Overigens komt ook Giotto in de Goddelijke Komedie (geschreven vrij kort na de voltooiing van de kapel in Padua) voorbij. In een passage in het vagevuur (XI, 91-96) mijmert Dante over de vergankelijkheid van de roem. Waar eerst Giotto's leermeester Cimabue de scepter zwaaide, is deze nu door zijn pupil in naam en faam reeds lang voorbij gestreefd. Faam die wellicht toch niet zo vergankelijk was als Dante dacht, want ruim 700 jaar later geniet Giotto nog altijd een zekere beroemdheid.

Wat was er dan zo belangwekkend aan zijn schilderingen, dat juist Giotto niet vergeten is en het overgrote deel van zijn tijdgenoten wel? Wel nu, Giotto wordt vaak, terecht of niet, als een soort aartsvader van de Renaissance beschouwd. De fresco's in de Scrovegni Kapel zijn het best bewaarde en het meest omvangrijke met zekerheid aan Giotto toegeschreven werk en deze worden vaak als een keerpunt in westerse kunstgeschiedenis gezien. De formalistische byzantijnse stijl, die tot dan toe ook de westerse schilderkunst domineerde, maakt hier plaats voor een meer naturalistische stijl.
[Uiteraard is dit een ietwat vereenvoudigde verklaring en het valt te zeggen dat de trend richting naturalisme al eerder was ingezet en Giotto eerder trendvolger dan trendbreker was.]

De bewening van Christus, waarschijnlijk de beroemdste scène van de cyclus
Binnen de byzantijnse traditie worden scenes uit de bijbel binnen een strikt vaststaand patroon afgebeeld en is er weinig relatief ruimte voor persoonlijke interpretaties van de kunstenaar. Giotto had ogenschijnlijk lak aan deze versteende conventies en presenteerde in de Scrovegni Kapel een hele eigen artistieke weergave van de Bijbelverhalen. Hij streefde naar een zo natuurlijk mogelijk weergave van de verschillende scenes en presenteerde de Bijbelse personages als mensen van vlees en bloed met menselijke emoties. Zijn aanpak was, op zijn zachtst gezegd, invloedrijk en hij kreeg al snel vele navolgers.

De Scrovegni Kapel maakt tegenwoordig onderdeel uit van het gemeentelijke museale ensemble Musei Civici di Padova en toegang is streng gereguleerd. Je moet vooraf bespreken en wordt dan met een kleine groep 15 minuten in de de kapel gelaten. Dat is natuurlijk eigenlijk wat te kort om het grootse Gesamtkunstwerk op je in te laten werken, maar de beheerders beweren dat het noodzakelijk is uit conservatie-oogpunt. De korte ervaring is desalniettemin indrukwekkend en overweldigend, naar mijn bescheiden mening.

In Padua is natuurlijk nog wel een stuk meer te zien. Maar daar zal ik nu niet veel verder over uitweiden. Het is zoals in elke Italiaanse stad ook uitstekend culinair genieten, zeker als je de betere kleine restaurants in de achterafstraatjes van het oude centrum weet te vinden. Padua trekt al eeuwenlang toeristen, al waren het vroeger meestal welgestelde heren die Italië op hun grand tour aandeden. Volgende keer zal ik mijn licht laten schijnen op de ervaringen in Padua van wellicht de bekendste Italiëganger. Dan zal ook blijken dat Giotto in de tijd van Goethe helemaal niet over onvergankelijke roem leek te beschikken. Dante had het dus niet helemaal bij het verkeerde eind.

Het Laatste Oordeel

Geen opmerkingen:

Een reactie posten