woensdag 27 november 2013

Mag ik dat zeggen? Ja, dat mag ik zeggen.

Ik stelde in mijn vorige beschouwing dat veel mensen elk voorstel om Zwarte Piet minder zwart te maken beschouwen als een directe aanval op de Nederlandse cultuur. Dit onderbuikgevoel is natuurlijk direct opgepikt door de man die steeds de vinger aan de pols van het gesundes Volksempfinden heeft: Geert Wilders en zijn kameraden van de PVV. Toen de discussie dit jaar weer de kop op stak, wist de PVV direct de twijfel aan een pikzwarte Zwarte Piet te duiden als een van de onverkwikkelijke uitkomsten van de oh zo verderfelijke multiculturele samenleving. Dat dit geen toeval is, maar deel uit maakt van een slim politiek spel, zal ik duidelijk proberen te maken in de rest van mijn vertoog.



Dat ik deze parlementariërs hier weer aan het woord laat, vind ik eigenlijk te veel eer. Ze hebben immers genoeg ruimte om hun zegje te doen, maar ik kan ook niet om hun rechtmatige functie van volksvertegenwoordiger heen. Want hoe ik het wend of keer, ze vertegenwoordigen het volk. Dat ze daarbij van populistische middelen gebruik maken, is ze uiteindelijk goed recht: Net zo als het mij goed recht is om uitdrukkelijk te zeggen dat ze mij niet vertegenwoordigen. Niet alleen heb ik niet op hun gestemd, ik kan me ook in het geheel niet vinden in hun manier van politiek bedrijven. Maar houdt dat ook in dat hun politieke tegenstanders hen met fluwelen handschoenen aan moeten pakken, om zo maar geen vuile handen te maken als het om de aanpak van het populisme gaat?

De vraag reist dan ook bij mij of je in de politiek dieven met dieven vangt. Moet populisme met populisme bestreden worden? Moet je je moreel hoger achten dan je tegenstander en je dus ook op die manier gedragen. Is negeren, belerend toespreken of Roomser dan de Paus zijn, de juiste tactiek? Of moet je juist nog smerigere trucs uithalen om je tegenstander zwart te maken. Dat laatste gebeurt vaker dan we denken en is eigenlijk vrijwel altijd contraproductief. Omdat het volk ook niet achterlijk is. De meest veelvoorkomende steek onder water is de welbekende reductio ad hitlerum, die ik ook ter voorbeeld, subtiel of niet, in de eerste alinea heb verwerkt. Door je tegenstander met een moorddadig regime te associëren, doe je eigenlijk vrijwel altijd voorkomen dat je geen echt goede tegenargumenten hebt of dat je je in het debat te veel door emoties laat leiden.

Wilders is geen crimineel en de PVV is geen criminele organisatie, dus vergelijkingen met misdadigers en misdadige organisaties gaan per definitie mank. Wilders mag ik volgens mij echter best racistisch en xenofoob noemen, al was het maar omdat dat gewoon mijn mening is. Het komt er echter op aan, goede en overtuigende argumenten voor zo'n mening te vinden, die niet alleen mij overtuigen, maar ook het potentiële PVV-electoraat, als je de confrontatie echt aan wil gaan. En dat is wat een stuk lastiger is. Het is immers makkelijk voor eigen parochie te preken, in mijn geval de ruimdenkende, hoogopgeleide wereldburger. Wat ik hier in wezen ook doe.

Mijn mede-wereldburger Arnon Grunberg nam onlangs een duidelijk standpunt in, toen hij in de Volkskrant voor eigen parochie preekte: "Overigens is een land waar Zwarte Piet wel en Geert Wilders niet wordt bestreden door en door hypocriet." Iets waar ik het in principe alleen maar mee eens kan zijn, het is alleen de vraag of dat werkelijk de situatie is. De meerderheid van de Nederlandse bevolking steunt immers wel Zwarte Piet maar niet Geert Wilders, wellicht is er ergens dus nog wel hoop.

Populisme op volle toeren

Toch blijft het een interessant koppel, Geert Wilders en Zwarte Piet. De moslimhater en de kindervriend. Op het oog hebben ze niks met elkaar gemeen, maar toch meen ik dat beiden op bepaalde punten racistisch geacht kunnen worden. En van die vreemde samenhang maakt Wilders erg handig gebruik. Mensen die Zwarte Piet afwijzen worden weggezet als handlangers van een anti-Nederlandse complot, gesteund door de VN, EU, Linkse Kerk en andere usual suspects.  De PVV past een hele slimme tactiek toe, die eens te meer bewijst dat Wilders volgens mij op bepaalde punten de meest getalenteerde politicus van Nederland is: de techniek van de politieke toe-eigening. Ze proberen van een algemeen geliefd figuur als Zwarte Piet de vaandeldrager van hun populistische politiek te maken.

En dat is nou net een verschijnsel waar de politieke tegenstanders van Wilders het volk op moeten wijzen en bewust van moeten maken. Dat de argumentatie: wie tegen een zwarte Zwarte Piet is, is tegen de Nederlandse cultuur, helemaal nergens op slaat. Je kunt best tegen een zwarte Zwarte Piet zijn, maar nog steeds een groot voorstander zijn van het Sinterklaasfeest, een enigszins ander vormgegeven Piet incluis. En zelfs al heb je niks met Sinterklaas, dan hoef je nog helemaal niet de Nederlandse cultuur als geheel te ondermijnen.

Politici aan de andere kant van het spectrum zijn echter bang om de confrontatie met Wilders aan te gaan. Omdat ze vrezen dat elke confrontatie bij voorbaat een verloren confrontatie is. Ze hoeven echter helemaal geen stelling tegen Zwarte Piet in te nemen, ze hoeven alleen maar de populistische politieke toe-eigening van Zwarte Piet door de PVV expliciet af te keuren. Ze zijn bang er een politiek punt van te maken, terwijl de PVV door heeft dat het al lang een politiek punt is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten