zaterdag 3 november 2018

Tijdloze klassiekers: Phanerothyme van Motorpsycho

Het oeuvre van de Noorse band Motorpsycho ligt mij na aan het hart, zoals sommigen wellicht wel weten. Het is dan ook haast vanzelfsprekend dat ik mijn nieuwe serie Tijdloze klassiekers open met een artikel gewijd aan een van de vele beluisterenswaardige albums van de heren uit Trondheim: Phanerothyme uit 2001. Het idee achter deze serie is om muzikale werken te belichten die, in mijn oren, de tand des tijds, tot nog toe, hebben weten te doorstaan.


Mijn persoonlijke geschiedenis met Motorpyscho beslaat inmiddels al meer dan de helft van mijn leven. In 2000 zag ik ze voor het eerst live in de Vera in Groningen. Dit was ten tijde van hun tour om de voorganger van Phanerothyme; Let them eat cake te promoten. Het was een onvergetelijke ervaring en sindsdien ben ik fan. Maar lang was ik ietwat melancholiek dat ik net te laat was geboren om hun hoogtijdagen bij te wonen. Daarmee bedoelde ik dan de periode 1993-1998, waarin de band albums van een haast ongeëvenaard kaliber het licht liet zien. Vuig rockende langspeelplaten waarop een breed spectrum aan genres de revue passeerde, maar die toch vooral gekenmerkt werden door stoeiende baslijnen en bijtijds wijdlopige composities.

Vanaf Let them eat cake werd er opeens opzichtig gekoketteerd met de Californische pop-sound van de late jaren zestig, zeg maar The Beach Boys ten tijd van Pet Sounds. Er worden strijkers en blazers van stal gehaald, de nummers zijn korter en het tempo en het volume wordt zo nu en dan danig teruggeschroefd. Leuk en aardig allemaal, maar het leverde nog geen fantastisch album op. En toen het uitkwam, maakte het mij dus allemaal wat weemoedig naar de scheurende gitaren van het vroegere werk waar mijn puberbrein naar smachtte. Ik was blijkbaar al vroeg melancholiek naar vervlogen tijden.

Phanerothyme kon mij in eerste instantie ook slechts beperkt bekoren. Met de jaren is mijn waardering voor juist dit album echter significant gestegen. Hier valt alles wel op zijn plaats. De productie nadert op dit album een niveau waar Brian Wilson trots op zou kunnen zijn. Het klinkt allemaal gewoon een stuk beter dan op Let them eat cake. Als je gewend bent aan muziek recht uit de garage, is het op het eerste gehoor haast wat gelikt. Maar wat mij betreft verdwijnen die kanttekeningen na meerdere luisterbeurten vanzelf. De titel is overigens geleend uit een rijmpje van Aldous Huxley: To make this trivial world sublime, take half a gram of phanerothyme. Een duidelijke verwijzing naar de psychedelische cultuur van de jaren zestig.

Motorpsycho laat op dit album echt horen dat ze niet alleen liedjes kunnen schrijven en goed hun instrumenten kunnen bespelen, maar ook een uitgebalanceerd klinkend, rijk georkestreerd album kunnen opnemen. Want de band is zelf verantwoordelijk voor de productie van het geheel en heeft een eigen wall of sound gecreëerd die organisch en oorstrelend klinkt. En er wordt zelfs redelijk zuiver gezongen, traditioneel de achilleshiel van deze Noren. Hoewel ik me daar eerlijk gezegd in hun eerdere werk nooit zo aan stoorde. Ik ben me er evenwel van bewust dat dat voor anderen wel een dealbreker kan zijn.

De albumopener Bedroom Eyes is een rustig akoestisch nummer  om er even in te komen. De begeleiding door strijkers is vol en doet het ingetogen nummer tot leven komen. For Free is een van de interessantere nummers op dit album. De klassieke Motorpscycho-sound van stuwende drums, een vooraanstaande bas met de nodige distortion en een lyrisch zingende gitaar wordt gecompleteerd met een rijke orkerstrale productie. Voor de lo-fi puristen onder ons wellicht een gruwel, maar het geheel werkt wonder wel. Een van mijn favorieten.

Op B.S. komen de eerste Californische zonnestralen nadrukkelijk aan de hemel en de orkestratie is zo mogelijk nog rijker en gevarieerder dan op de voorgaande nummers. De titel verwijst wellicht eerder naar de initialen van de bassist Bent Sæther, dan naar de gebruikelijke betekenis van dit acroniem in het Engels, vermoed ik. De eerste drie nummers worden gezongen door Sæther, op Landslide is de gitarist Hans Magnus Ryan aan het woord. Een duidelijk ander geluid, ietwat meer melancholisch van toon naar mijn mening, wat wellicht ook te maken heeft met de aard van de tekst. Ook weer een zeer fraai nummer, met mooie samenzang.


Dan zijn we al aangekomen bij de kern van het album.  De nummers van Go to California en Painting the night unreal zijn uitgesponnen muzikale beschouwingen over de Amerikaanse Droom. Waarbij ze een soort contrast tussen dag en nacht vertegenwoordigen. De titel Go to California zegt natuurlijk al genoeg en de muzikale aankleding lost alle verwachtingen in. Je hoort de zon en de onbegrensde mogelijkheden op je af komen. De video ómvat overigens de sterk ingekorte singleversie, op het album wordt de grens van de acht minuten bereikt. Painting the night unreal begint ingetogen, maar eindigt grootser en meeslepend. Hier wordt de meer artificiële kant van de Verenigde Staten op de korrel genomen: that bald-eagle seal, so that we know it isn't real. De stijl van beide nummers is helemaal Californië, maar ook helemaal Motorpsycho. De band haalt, in beperkte mate, de karakteristieke instrumentale exercities van stal, die we kennen van eerdere albums als Trust Us. In beperkte mate, want er is hier geen sprake is van  de eigenzinnige post-rock-achtige composities zonder duidelijk refrein en couplet die dat legendarische dubbelalbum kenmerken.

Het daaropvolgende The Slow Phaseout is wat mij betreft het minst overtuigende nummer van het album. Ik vind het wat te inwisselbaar. Desondanks was het een van de twee uitverkoren singles, dus de band was zelf blijkbaar een andere mening toegedaan. Het is ook weer niet helemaal verkeerd, een middelmatige Motorpsycho-compositie is immers beter dan wat er zoal op de radio te horen is. Blindfolded is daarentegen dan wel weer een persoonlijke favoriet. Ik heb dan ook een zwak voor de nummers gezongen en geschreven door Hans Magnus Ryan. Maar dit is ook wel een van zijn betere composities. De productie is weeral van een hoog niveau. Rijk doch subtiel en uiterst smaakvol.


Het sluitstuk When you're dead is in zekere zin een curiosum. Want het wordt gezongen door de drummer Håkon Gebhardt en daarmee is het een van de slechts drie nummers op alle reguliere Motorpsycho-albums waar hij achter de microfoon kruipt. De haast naïef aandoende meditatie op de dood is aangekleed als een soort begrafenismars, zoals we die wel kennen uit New Orleans. Het geheel heeft een opmerkelijk luchtig en ontwapenend karakter, wellicht mede dankzij de nauwelijks verholen Noorse tongval van Gebhardt. Een mooie, stemmige afsluiting van een klassiek album.

Helaas verliet Håkon Gebhardt de band kort na het in 2002 verschenen album It's a love cult. De band ging langzaam weer de wat harder rockende kant uit en daar had de drummer blijkbaar geen zin in. Er werd uiteraard wel weer een nieuwe drummer aangetrokken, maar de klassieke kernbezetting die tien jaar had standgehouden kwam daarmee ten einde. Daarna heeft Motorpsycho nog zeker muziek van betekenis gemaakt, het ambitieuze conceptalbum The death defying unicorn uit 2012 is in dezen met name vermeldenswaardig. Maar de energie en dadendrang van het eerdere werk is wat mij betreft toch ongeëvenaard. Ik ben er inmiddels van overtuigd dat deze periode van 1993 tot 2003 hun hoogtijdagen waren en mag mezelf dus gelukkig prijzen dat ik daar nog een paar jaar van nabij mee heb mogen maken. De vroegtijdige melancholie van mijn zijde was dus ietwat voorbarig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten